De Obeliskpoort – Nora K. Jemisin

Obelisk.jpg

De Obeliskpoort – Nora K. Jemisin (SF)
De Gebroken Aarde 2
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam (2019)
350 pagina’s; prijs 24,99
Oorspr.: The Obelisk Gate – The Broken Earth 2 (Orbit – 2016)
Vertaling: Lia Belt
Omslag: Lauren Panepinto/DPS/Arcangel Images

Het lag absoluut niet aan het verhaal, maar geheel en al aan mezelf. Ik geloof niet dat ik ooit een boek met meer moeite gelezen heb dan ‘De Obeliskpoort’, het tweede deel van ‘De Gebroken Aarde’ van Nora K. Jemisin. Het begon er al mee, zeer tegen mijn gewoonte in, dat ik plande ‘Het Vijfde Seizoen’, het eerste deel nogmaals te lezen. Vroeger, toen ik nog geen recensies verzorgde, deed ik dat nogal eens, maar nu dus niet meer. Het kost eenvoudig te veel tijd. ‘De Obeliskpoort’ kwam net mooi voor mijn weekje voorjaarsvakantie uit en het is mijn gewoonte om op vakantie enkel en alleen voor mijn plezier te lezen en niet omdat het moet. Nou moet ik zeggen dat ik nooit een hekel aan lezen heb en dat ik in de gelukkige omstandigheid ben zelf mijn eigen recensieboeken uit te kunnen zoeken. De kans dat je dan een oninteressant pokkeboek door je ogen moet halen wordt zo ook wel heel erg klein. Dus buiten de normale Vance (waarvan er altijd zeker een mee gaat), gingen dit keer ook de beide ‘Gebroken Aardes’mee. Na de Vance met meer dan plezier te hebben geconsumeerd, begon ik monter en verwachtingsvol aan ‘Het Vijfde Seizoen’ om gewoon weer in het verhaal te komen. Er zaten heel wat boeken en korte verhalen sinds ik het voor de eerste keer las, dus dat was geen overbodige luxe. Opnieuw sloeg het verhaal me van mijn stoel. Het pakte me stevig bij de lurven en ik genoot er weer met volle teugen van. De vakantie was al weer om toen ik het uit had en opgewekt naar ‘De Obeliskpoort’ greep. Op 6 juni stond een staaroperatie op het programma. Het linkeroog dit maal en drie weken later het rechteroog. Ik had geen idee wat voor ellende dat op zou leveren en hoeveel vertraging het leeswerk vanaf dan, zou oplopen. De staaroperatie ging goed, maar s’avonds werd ik overvallen door een lichte hartinfarct, welke door complicaties leidde tot twee weken ziekenhuis, wat uiteindelijk afgesloten werd door dotteren en het plaatsen van een stent. Ik zal jullie verder niet vervelen met de details. Maar… door de staaroperatie zag ik nu goed, zonder bril, met het linkeroog, terwijl rechts ik niets zag zonder bril. Daar werd ik, buiten het andere gedoe, stapelgek van. Niet dat ik heel erg goed kon lezen in het ziekenhuis. Ik ben gewoon ’s nachts thuis te lezen in volstrekte stilte. Ha… kom daar maar eens om in het ziekenhuis. De staaroperatie van rechts is inmiddels voor onbepaalde tijd uitgesteld en ik heb een gewone ruit in de linkerkant van de bril. Ik kijk nog steeds wel raar tegen de wereld aan, maar kan weer wat lezen. Aan alle ellende komt uiteinde een einde.
En nu… nu heb ik eindelijke ‘De Obeliskpoort’ uit kunnen lezen. En ondanks alle hobbels heb ik daar weer ontzettend van genoten. Het ging gewoon op hetzelfde hoge niveau door waar ‘Het Vijfde Seizoen’ eindigde en heeft wat mij betreft het winnen van de Hugo Award van 2017 meer dan verdiend.
De aarde is aan het laatste seizoen begonnen en mens en dier verstikken haast in de stof en asregens. Essun zoekt nog steeds haar dochter die in afgelegen gebieden haar snel in kracht lijkt te overtreffen. Het verhaal jaagt je voort langs de woorden, naar volgende alinea’s, door de pagina’s naar een zinderend einde wat alweer een begin beloofd naar het laatste deel ‘De Stenen Hemel’. Luitingh-Sijthoff kondigt dit aan in het boek, dus ik ben helemaal niet bang meer dat het niet zal verschijnen. Maar wanneer dit zal zijn…, ik weet het niet. Afwachten maar, vrees ik.
Nog een ding. Er was bij het eerste deel een discussie gaande over in welke categorie ‘De Gebroken Aarde’ nu eigenlijk thuishoort. Het is toch iets dat een bibliograaf als ikzelve graag doe, boeken in hokjes stoppen. Hoewel het nergens staat en je volgens Appendix 1 heel erg ver terug kan kijken in de geschiedenis, meen ik toch met absolute zekerheid te kunnen zeggen dat deze trilogie zich ver in onze toekomst afspeelt, waarbij zelfs de maan eens op de aarde te pletter sloeg, afspeelt. Wat mij betreft dus absoluut SF, Alhoewel ik wel moet toegeven dat er weinig Science bij komt kijken. Paranormale fictie zou misschien beter passen. Maar toch… houd ik toch maar SF aan. Gaarne bereid tot voortzetting van de discussie.

Jos Lexmond

Nachtwakers

Nachtwakers.jpg

Nachtwakers (DIV)
Godijn Publishing, (2019)
291 pagina’s; prijs 16,95
Omslag: Jen Minkman/Pixmania.com

Nachtwakers was het thema van een verhalenwedstrijd georganiseerd door Godijn Publishing, waarvan de sluitingsdatum op 31 december 2018 was. De verhalen moesten tussen de 2.500 en 3.000 woorden lang worden en allemaal SF of Fantasy zijn. De reacties waren overweldigend. Er waren vijfenzeventig inzendingen wat ik behoorlijk veel vond. De juryleden: Elly Godijn, Esmeralda van Belle en Johan Klein Haneveld hebben hun tanden erin gezet en moeten er een behoorlijke kluif aan gehad hebben. Natuurlijk zijn de verhalen allemaal fantastisch, maar van de zesentwintig verhalen (inclusief het bonusverhaal van J. Sharpe) in deze bundel telde ik veertien SF verhalen, vijf Fantasy verhalen, vijf Horror verhalen en twee Spookverhalen. Ik mag wel zeggen dat ik het aantal SF verhalen bij de vijfentwintig beste verhalen van deze verhalenwedstrijd behoorlijk hoog vind en ik denk dat ik ook wel mag zeggen dat het de SF uitgaven van boeken en/of verhalen (in vertaling of anderzijds) niet reflecteert.
Uiteraard hebben we de geweldige ‘De zwijgende aarde’ reeks van Quasis. ‘De gebroken aarde’ trilogie van Jemisin. De boeken van Johan Klein Haneveld, de briljante Young Adult SF van Guido Eekhaut en Nico de Braeckeleer bij Clavis en her en der nog wat, Maar verder is het vooral Fantasy wat de klok slaat. Volgens mij kan dat veel beter dames en heren uitgevers van Nederland en België. Ik zou zeggen: Kijk naar de trends in ‘Nachtwakers’, de Ganymedes bundels, Edge Zero en ook naar de bundel ‘Achterblijvers’, ook van Godijn Publishing. Waarmee ik ook nog wel even wil benadrukken dat de ‘kleinere’ uitgavers als Macc, Quasis en Godijn Publishing het geweldig doen op dit gebied.

Maar goed… terug naar de verhalenwedstrijd ‘Nachtwakers’. Het trof me, net zoals bij de verhalenwedstrijd ‘Achterblijvers’ hoeveel talent we hier in het Nederlandse taalgebied hebben. Ook vond ik het aantal onbekende namen (voor mij dan en dat wil toch wel wat zeggen ivm mijn medewerking aan FANDATA) zeer opvallend. De kwaliteit van de verhalen vond ik goed tot briljant. Het was frappant dat de scheidslijn tussen briljant en goed ook al ergens halverwege deze bundel lag en duidelijk zichtbaar was. Dat impliceert dus ook dat ik het behoorlijk met de jury eens was, al zijn er natuurlijk altijd meningsverschillen en kwesties van smaak. Zo had ‘Zook’ van Mike Jansen van mij absoluut mogen winnen, ofschoon ‘Antibiose’ van Filip Camerman ook heel erg sterk was. ‘De nacht der aarde’ van Hendrik van Oordt, vond ik bijzonder origineel en het andere verhaal van Mike Jansen: ‘De nacht van het universum’, was voor mij een sterk staaltje universum geschiedenis en had van mij ook best hoger mogen eindigen. ‘Arendsoog’ van Ilona de Lange was origineel en intrigerend en ‘De violist’ van Sam Janssen is wat mij betreft Hamelen 2.0. ‘Bij nieuwe maan’ van Luc Vos vond ik heel erg eng. ‘Red me’ van Annette van de Meij was een heel erg leuk spookverhaal. Het bonusverhaal van J. Sharpe: ‘Astraal lichaam’ was wat mij betreft een prima toevoeging en afsluiting, van deze fantastische bundel. Alleen het waarom van een bonusverhaal was mij niet geheel en al duidelijk. Maar… beter mee verlegen, dan om verlegen.

Het winnende verhaal van Britt Zwijnenberg: Lang leve de goden!’, was een leuk horror verhaal. Terecht dat het hoog eindigde, maar voor mij was het geen winnaar. Het is maar goed dat ik geen jurylid was, want ik zou waarschijnlijk persoonlijke voorkeuren zwaar laten tellen en niet objectief naar de verhalen kunnen kijken.
Natuurlijk heb ik niet iedereen, opgenomen in deze bundel vermeld. Dat is niet te doen. Zoals eerder gezegd was het niveau over de gehele linie goed en er was, naar mijn mening, geen enkel verhaal bij dat onder de middelmaat bleef. Al met al een sterke bundel, waarvan ik er meer zou willen zien. Wat mij betreft mag er een nieuwe verhalenwedstrijd uitgeschreven worden. Ik houd me aanbevolen.

En… wat schetst mijn verbazing nadat ik dit bovenstaande vandaag schreef… zojuist ontving ik de oproep voor een nieuwe schrijfwedstrijd van Godijn Publishing met als thema ‘Zonderlingen’. De deadline is op 3 november 2019 en de lancering is op het Fantasy/SciFi te Arnhem op 7 maart 2020. Welaan… ik kan niet anders zeggen dan: Doet allen mee. Misschien gooi ik zelf ook wel weer eens een verhaaltje op. ‘Zonderlingen’, hmm, ik denk dat dit thema me wel ligt.
Het is best Cool als je wens op deze manier stante pede vervuld wordt!

Jos Lexmond

Pioniers – Timo Parvela & Bjorn Sortland

Pioniers.jpg

Pioniers – Timo Parvela & Bjorn Sortland (JSF)
Kepler 62, deel 4
Clavis Uitgeverij, Hasselt – Amsterdam – New York (2019)
125 pagina’s; prijs 19.95
Oorspr.: Kepler62 – Bok 4: Pionerer (Werner Söderström Ltd., Helsinki – 2016)
Vertaling: Michiel Vanhee & Sofie Maertens
Omslag & Illustraties: Pati Pitkänen

Na een lastige en spannende reis (ik ga daar verder niet op in, lees vooral ‘De reis’) door de ruimte, landen Marie, Ari, Joni en de andere kinderen eindelijk op Kepler62e. Het is er prachtig: weelderig groen gras, een blauwe hemel, bergen, helder water en zuivere lucht. Een paradijs om zo te zeggen, maar al gauw komen ze er achter dat ze niet alleen op deze mooie wereld zijn.

Zoals eerder gezegd, ga ik er verder niet veel meer over vertellen dan wat er op de achterkant genoteerd staat. Ik wil er eigenlijk niets over verklappen, want dan gaat de lol er af. Een ieder die meer wil weten, zal het zelf moeten gaan lezen. Wat ik nog wel wil zeggen is dat het verhaal steeds meer opvalt door de constante kwaliteit. Natuurlijk… het is bedoeld voor kinderen vanaf een jaar of acht en beweegt zich natuurlijk ook op dat niveau, maar ikzelf vond het heel erg genietbaar en vooral, ik zeg het nog maar eens, zijn de illustraties van Pasi Pitkänen (ook een Fin) soms oogstrelend. Ik wil er dan ook nog meer van zien… veel meer. En… als je je kinderen verslingerd aan SF (zoals de jongste van Jorrit de Klerk) wil laten raken, dan is dit ideaal om mee te beginnen. Het is modern, met heel erg veel plaatjes (ook een must voor kinderboeken tegenwoordig, vanwege de afleiding van de vele strips en computerspellen waar boeken mee moeten concurreren) en past prima in de belevingswereld van de kinderen van tegenwoordig. Ze zullen er zich prima mee vermaken.

Ik heb eens rondgekeken in het Finse en Noorse taalgebied (want in tegenstelling van wat ik eerder meldde, namelijk dat de schrijvers Finnen zijn, klopt dus niet. Timo Parvela is een Fin en Bjorn Sortland een Noor) en de serie gaat verder. Het is natuurlijk nogal lastig want Fins, dan wel Noors zijn niet echt talen waar ik in uitblink, maar zo te zien zijn er zeker nog twee delen volgend op dit deel en vrijwel zeker heb ik ook nog een zevende en achtste deel gezien. In ieder geval heb ik de omslagen gespot. Ik hoop maar dat Clavis de reeks voortzet. Het zou heel erg jammer zijn als de serie bij deel 4 in vertaling ophoudt. Zoals gezegd is het lezen in het Fins of Noors… geen optie. Dus duimen maar en hoop houden voor de toekomst… (dat is trouwens altijd goed).

Jos Lexmond

De Reis – Timo Parvela & Bjorn Sortland

De-Reis.jpg

De Reis – Timo Parvela & Bjorn Sortland (JSF)
Kepler 62, deel 3
Clavis Uitgeverij, Hasselt – Amsterdam – New York (2019)
159 pagina’s; prijs 19.95
Oorspr.: Kepler62 – Kirja 3: Matka (Werner Söderström Ltd., Helsinki – 2016)
Vertaling: Sophie Kuiper
Omslag & Illustraties: Pati Pitkänen

Het zal wel geen toeval zijn dat er momenteel nogal veel berichtgeving is over de Kepler systemen die door de Kepler telescoop bekeken worden en waar de ene na de andere planeet ontdekt wordt die in de zogenaamde ‘Goldilocks zone’ ligt. Dat is een zone binnen een planetenstelsel op een dergelijke afstand van de ster (of meervoudige ster) dat er leven mogelijk is zoals dat voorkomt op de Aarde. De belangrijkste factor hierbij is de temperatuur die dusdanig is dat water, een hoofdvoorwaarde voor leven zoals wij dat kennen, niet bevriest of verdampt (tussen 0 en 100°C). De term is afkomstig uit het Engelse sprookje van Goudlokje en de Drie Beren, waarbij Goudlokje drie borden pap proeft waarvan de ene te warm is, de andere te koud, maar de derde precies de goede temperatuur heeft. (Bron van deze info is, met dank, uiteraard Google).

Zo ook natuurlijk Kepler 62. Een systeem dat vijf planeten heeft en waarvan Kepler62-e en Kepler62-f zich in de bewoonbare zone bevindt. De ontdekking hiervan heeft zeer waarschijnlijk de Finse SF schrijvers Timo Parvela en Bjorn Sortland geïnspireerd om de Kepler reeks te schrijven.

De reeks begon met ‘Uitnodiging’ waarin de bemanning die de reis naar Kepler62 zou maken , geselecteerd werd via een spel. Dat werd gevold door het tweede deel ‘De Lancering’. Waar dat over gaat moge duidelijk zijn. Hier dan het derde deel: ‘De Reis’.

De dertienjarige Ari en zijn broertje Joni vertrekken samen met een aantal andere kinderen op de langste reis in de geschiedenis van de mensheid. De bestemming is Kepler62e. Eerst de reis naar het ruimtestation ISS4, waar de kinderen niet al te lang zullen verblijven. Gekoppeld aan het ruimtestation wachten de sterrenzeilers Santa Maria, Pinta en Niña, genoemd naar de zeilschepen van Columbus, op hen. De sterrenzeilers zijn voorzien van lichtzeilen die de ruimteschepen voortstuwen met de kracht van de zonnewind, waarbij ze een snelheid kunnen halen van wel honderd tot tweehonderd kilometer per seconde. Ze zullen eeuwen onderweg zijn en in de tussentijd zullen de kinderen slapen. De reis gaat echter niet van een leien dakje.

Het verhaal is spannend en boeiend verteld en de bijbehorende illustraties van Pasi Pikänen zijn schitterend te noemen. Ik noemde in een van de recensies van de eerste delen dat ik het bedrag van € 19,95 wel vrij prijzig vond voor een kinderboek, maar de kwaliteit van het papier, de illustraties en het verhaal, verzachten veel, zo niet alles. Wat mij betreft dus een dikke aanrader. De recensie van deel vier verschijnt kortelings.

Jos Lexmond

Jack Vance – De parasiet

parasiet.jpg

Jack Vance – De parasiet – 194p.
Spatterlight, Amstelveen (2019) € 14.99
Het Verzameld Werk van Jack Vance 19
(Bad Ronald, Ballantine Books, New York – 1973)
Vertaling: M.K. Stuyter SJ
Omslagontwerp & Illustratie: Howard Kistler
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

‘De parasiet’. Als ik weer naar de titel kijk, denk ik twijfelend: Hmmm! Natuurlijk is de hoofdpersoon een parasiet, maar hij is vooral ‘Stoute Ronald’. Ik vind de originele titel toch net iets toepasselijker en zou daar zeker voor gekozen hebben. Een titel is natuurlijk wel heel erg belangrijk. Het is toch een uithangbord voor je boek en goed gekozen, kan het mensen aantrekken of afstoten. Alhoewel ik niet denk dat ‘De parasiet’ mensen af zal stoten, heeft ‘Stoute Ronald’, mijns inziens, net DAT beetje meer. Maar goed… daar ga ik niet over. We zullen het ermee moeten doen.

Het was een Vance die ik nog niet kende. Geen SF of Fantasy, maar wel fantastisch. Altijd heel erg leuk (voor mij dan in ieder geval) een nieuwe Vance te lezen en ‘De parasiet’ ging gewoontegetrouw mee in de koffer naar Texel voor een heerlijk weekje uitwaaien, zon, zee, strand en Vance. Er gaat altijd mimimaal een Vance mee op vakantie en dit keer waren het er twee. Ook had ik ‘De Zoon vaqn de Boom & De Huizen van Izm’ bij me (en buiten dat ook de beide boeken van N.K. Jemisin), maar daarover later meer.

Om de spanning er nog even in te houden las ik eerst ‘De Zoon van de Boom & De Huizen van Izm’ (die had ik natuurlijk al eerder gelezen), voordat ik mezelf toestond aan ‘De parasiet’ te beginnen. Recensie komt nog.
Het was een heel erg leuke ervaring om ‘De parasiet’ te lezen. Een echte Vance, of liever een verhaal met een idee zoals alleen Jack Vance ze kon verzinnen. Het verhaal las, ondanks de gruwel, heel erg ontspannen en soepel en ik weet zeker dat in de verdere toekomst dit boek nog wel eens een keertje meegaat op vakantie. Dit roept om herlezen te worden.

Ronald, stoute Ronald dus, is een wat dikkige, sociaal onhandige middelbare schoolleerling, die met zijn hardwerkende moeder in een oud huis woont. Hij is wild van Lauren Hansen, een populaire klasgenote, maar die wil niets van hem weten. Als hij na de zoveelste afwijzing gefrustreerd naar huis loopt, botst hij met zijn boze gedachten, waarin hij Lauren van allerlei kwaads toewenst, tegen Carol Mathews. Ze is een elfjarig buurmeisje, die op haar fiets nietsvermoedend rondrijdt. Je raad al wat er gebeurd. Met haar blonde haren, wordt Carol dodelijk slachtoffer van Ronalds wraakfantasieën. Als het meisje wordt ontdekt valt de verdenking, door de achtergelaten sporen, al gauw op Ronald. Thuis weet hij zijn moeder te overtuigen dat het allemaal de schuld van het buurmeisje is en zijn moeder verstopt hem in een ruimte onder de trap, die in allerijl van de buitenwereld wordt afgesloten. Ronald is verdwenen in zijn eigen huis en eigenlijk vindt hij dat niet heel erg. Hij heeft zijn spullen bij de hand, zijn fantasieën en zijn moeder om voor natje, droogje en zijn welzijn te zorgen. Maar dan overlijdt zijn moeder plotseling en Ronald is alleen in het huis. Het wordt snel verkocht aan een gezin met drie puber dochters. Ronald zit in de muren, en kijkt toe.

Jack Vance beschrijft prachtig de zielenroerselen van Ronald. Eigenlijk is het pure horror als je bedenkt dat er een psychopaat achter de muur zit die jou en je dochters bespied in al hun doen en laten. Als vader moet je daar niet aan denken.

Ik las ergens (denkelijk in de maandelijkse Spatterlight nieuwsbrief) dat ‘Bad Ronald’ verfilmd was en inderdaad… op IMDB vond ik hem zonder mankeren. Hij had een waardering van 6.9 en dat is voorwaar niet slecht voor een film. Ik wil hem absoluut zien! Later is er ook nog een Franse remake van gemaakt, maar die had maar een waardering van 5.1. Hopelijk vinden we ‘Bad Ronald’. Als dat zo is… dan zal ik dat weten te melden.

Nu maar weer wachten op de volgende Vance, die al weer aangekondigd is. Het is ‘De man in de kooi’ en is ook een niet eerde vertaalde roman. Ik ben bij voorbaat al weer enthousiast!

Jos Lexmond

Als je ademhaling stopt – Christine Geysen

Als-je-ademhaling-stopt.jpg

Als je ademhaling stopt – Christine Geysen (YHO)
Als je sterft, deel 1
Kramat BVBA, Westerlo, Young Adult (2018)
214 pagina’s; prijs 18,95
Omslag: MaryDes Designs

Waarom ik dit boek ter recensie gekozen heb, zou ik niet kunnen zeggen. Misschien de omslag die best wel mooi is. Misschien was het de omschrijving, die ik op de een of andere website las, terwijl ik op zoek was naar nieuw te verschijnen fantastische romans, of misschien was het gewoon een gok om eens wat te proberen. Het zou ook goed een combinatie van alle drie kunnen zijn. Zoals ik bij mijn vorige recensie (‘De laatste dans’ van Bes Ceyssens) al vertelde, waag ik me ook wel eens wat nieuws, wat onbekends, zoals een debuutroman. Nieuwe ervaringen zijn altijd leuk en je weet maar nooit of er een pareltje tussenzit. Het kan natuurlijk ook vies tegenvallen, dat is het risico, maar eigenlijk heb ik nogal weinig tegenvallende recensieboeken door mijn ogen gehaald tijdens mijn carrière als recensent, dus durf ik best van tijd tot tijd een gokje te wagen.
Zoals gezegd is ‘Als je ademhaling stopt’ de debuutroman van de Belgische Christine Geysen (1987). Ik moet zeggen dat ik het dapper van de uitgeverij om meteen een debuut trilogie uit te geven van een schrijfster die verder nog nooit iets gepubliceerd heeft (althans niet eerder gevonden). Dan moet je er wel heel erg vertrouwen in hebben. Misschien heeft dat ook wel meegespeeld in mijn keuze destijds.

Hoe dan ook… ik kreeg het boek toegewezen en heb ‘Als je ademhaling stopt’ tot me genomen. Waar gaat het over?

Helia Saris is een zeventienjarig meisje dat een speciale gave heeft. Ze kan sterfdatums van mensen zien. Van iedereen. Van haar vader, van haar vrienden. Soms kan ze ook zien hoe en waar ze sterven. Maar wat doe je daar mee? Ga je ze het vertellen? Is er wel wat aan te doen? Kan je je eigen dood of de dood van je vrienden voorkomen als je weet wanneer en hoe? De datum kan wel veranderen en als haar vader zeven maanden eerder sterft dan dat Helia vooraf gezien heeft, gaat ze bij haar oma wonen. En oma weet meer, maar oma zwijgt als het graf (op de omslag stond dat oma zweeg in alle talen, maar dit leek me toepasselijker).

Het verhaal was intrigerend en ik heb het heel erg snel tot me genomen. Ik had het in een paar nachten uit (ik lees altijd tussen 00.00 uur en 02.00 uur) en ik vond het jammer dat het klaar was. Ik had er de volgende twee delen ook wel meteen achteraan willen lezen. Op de achterkant staat dat het tweede deel ‘Als je bloeddruk daalt’ in het najaar van 2019 verschijnt. Dat gaat dus nog een tijdje duren.
Er was eigenlijk maar een ding dat me enigszins irriteerde en dat waren de blanco regels tussen de alinea’s. Ik vond dat heel erg onrustig lezen. Hopelijk sluiten die in het tweede deel gewoon aan en hebben we pas een tussenregel als die noodzakelijk is.

Jos Lexmond

De laatste dans – Bes Ceyssens

Laatste-dans.jpg

De laatste dans – Bes Ceyssens (YHO)
Clavis Uitgeverij, Hasselt – Amsterdam – New York (2019)
Young Adult
202 pagina’s; prijs 16.95
Omslag: Studio Clavis

Soms vind ik het leuk om een boek buiten mijn comfortzone te lezen. Het geeft niet wat het is, maar het moet natuurlijk wel fantastische elementen bezitten. Het lezen van verhalen buiten wat je normaal gewend bent te consumeren, maakt dat je open blijft staan voor andere dingen dan dat wat normaal je belangstelling heeft. Ze geven je een indruk van wat er verder zoal op de markt komt en houdt zodoende je interesse breed en levendig. Zo staat ‘De laatste dans’ voor bijna eigenlijk alles wat buiten mijn interesse sfeer valt. Ballet, roze, zoetig, tutu’s, spitzen en wat dies meer zij. Maar natuurlijk is de horror hier wel in ruime mate aanwezig. Eerst subtiel, maar later wordt het steeds meer onderdeel van het verhaal en maakt het dreigend en duister. Dus laat je niet bedotten door de roze omslag met de bloemen van dit boek, het had net zo goed ultra zwart kunnen zijn.
Het verhaal opent met een proloog waarin in 1999 een uitvoering door het Koninklijk Balletgezelschap zal worden gegeven van ‘Het Zwanenmeer’ van Tsjajkovski. Rosalind Valance is de befaamde danseres die het ballet mag leiden en staat te wachten totdat ze op mag komen. Haar onderbeen is zorgvuldig ingetapet om de blauwe plekken en zwellingen te verbergen, maar de zagende pijn is niet zomaar te verstoppen achter tape en verband. Haar grootse concurrent had haar geduwd in de hoop haar understudy te mogen zijn, maar als het aan Rosalind lag, zou niemand, maar dan ook niemand haar rol overnemen, hoe erg de pijn ook was. Rosalind begint haar voorstelling en de ene perfecte pirouette volgt op de andere en de sprongen worden steeds hoger. Ze voelt de pijn in jaar enkel niet meer en ze gaat steeds hoger, steeds feller tot… haar beide enkels het begeven. Ze smakt hard met haar hoofd op het houten podium en de mensen op de eerste rijen horen tot hun ontzetting een misselijkmakend gekraak. Haar lichtgroene ogen zijn opgesperd en twee dunne straaltjes bloed lopen uit haar neus. Ze is dood.
Op datzelfde moment wordt er in het ziekenhuis een baby geboren. Het kleine meisje opent haar ogen voor het eerst. Even leken ze een lichtgroene glans te hebben, maar dan werden ze lichtblauw als die van haar vader. De moeder dacht zich vergist te hebben.

Het verhaal zet zich voort in de huidige tijd waar Freyde, de baby uit 1999, en nu net achttien jaar oud geworden, keihard traint om een prima ballerina te worden. Soms als ze voluit moet gaan tijdens het dansen voelt ze dat iets of iemand haar lichaam overneemt. De horror begint…

Ik kende Bes Ceyssens nog niet. Volgens haar website https://www.besceyssens.com is ze een 21 jarige studente orthopedagogie uit Houthalen, België. Van kinds af aan schrijft ze en ‘De laatste dans’ is haar debuut. Ze werkt al aan een volgende project (ook te zien op haar website). ‘Vruchteloos’ is een ‘echte’ SF voor Young Adults dat zich 2180 afspeelt en wat in 2020 zal moeten verschijnen. Ik ben nu al benieuwd. ‘De laatste dans’ vond ik een behoorlijke kwaliteit hebben als debuutroman en ik verwacht nog veel meer van Bes te gaan horen (lezen).

Jos Lexmond

De afvallige Ster – Johan Klein Haneveld

Afvallige-ster.jpg

De afvallige Ster – Johan Klein Haneveld (SF)
Uitgeverij Macc, Rijen (2018)
251 pagina’s; prijs 18,95
Omslag: Kimmo Isokoski

Zojuist teruggekeerd van een (voor mezelf als een vaststaand feit zijnde), welverdiende uitwaaiweek op Texel na maanden van medisch gedoe en tegenslag. Dat is weliswaar nog steeds niet over, maar de vakantie was meer dan welkom. Zon, zee, een frisse wind en strand doen wonderen met een zwaar gemoed. Maar toch heeft zo’n vakantie ook zijn negatieve kanten. Ik ben weer een paar boeken verder achter geraakt inzake het recensieschrijven. Aldus weer opgeladen heb ik me voorgenomen snel een einde te gaan maken aan de achterstand. Hopelijk werkt het lichaam mee. Aan de geest zal het niet liggen. Het eerste boek aan de beurt is en dat veel te lang is blijven liggen is Johan Klein Haneveld’s ‘De afvallige Ster’.

Johan is inmiddels een graag geziene gast in mijn boekenvoorraad, ook wel verzameling geheten. Hij is van alle markten en vooral ook in alle genres thuis. Ik heb al pennenvruchten van zijn hand in Fantasy, Horror en vooral SF voorbij zien komen. Ik heb van zijn hand nog geen verhalen voor jeugd, of jong volwassenen gezien of gespot, maar het zou me niets verbazen als hij zich daarin ook als een vis in het water thuis zou voelen.

‘De afvallige Ster’ dan. Science Fiction zo ik zeggen, maar dan eentje met een Fantasy randje. Persoonlijk ben ik niet zo weg van een dergelijk samengaan. Science Fantasy is niet echt mijn ding. De technische kant van een wereld waarin een Dyson Spheres en kwantum poorten bestaan, vind ik moeilijk te verenigen met Goden, Godinnen en fantastische krachten zoals instant genezing en dat soort dingen. Wat natuurlijk verder niets met de kwaliteit van het verhaal zelf te maken heeft. Als ik zelf even over mijn lichte aversie heenstap, wat niet heel erg moeilijk is, dan moet ik meteen ook de kwaliteiten van het verhaal onderstrepen. Het is spannend, boeiend en gaat uiteindelijk een verrassend kant op die ik niet aan zag komen. Bovendien was het Science deel nadrukkelijker aanwezig dan het Fantasy gebeuren, dus was het toch ook niet al te storend voor mij.

Waar gaat het over? Mogart Silvon is een ervaren politie agent die in een Dysonbol om een zon woont. De wereld is enorm en functioneert technisch gezien als een klok. Van elf tot twee regent het en schermen rond de zon zorgen voor een dag en nacht ritme. Tijdens een missie ontdekt Mogart een mysterieus symbool. Als hij daar onderzoek naar doet is het een spoor dat hem uiteindelijk leidt naar de grote godin Firona. Van haar krijgt hij een bijzondere opdracht. Mogart moet zien te achterhalen wat er met haar zoon is gebeurd.

Johan heeft hier een wereld geschapen die klopt. Ik kan me ‘Ringwereld’ (en de vervolgen) van Larry Niven (en de latere Known Space boeken samen met Edward B. Lerner) heel erg goed herinneren en was er destijds lyrisch over. Een Dysonbol is een afgeleide daarvan en in plaats dat er een ring om de zon is, is er een complete metalen bol om de zon gebouwd. Je kunt je voorstellen hoe groot de wereld is die je dan zou krijgen. Misschien komt de mensheid nog wel eens zo ver dat we een Dysonbol kunnen maken en gaan bewonen. Dat zou wel heel erg gaaf zijn.
Ondanks mijn lichte aversie tegen de hybride vorm van Science Fiction en Fantasy ben ik toch behoorlijk te spreken over het resultaat. Ik kijk alweer uit naar volgende roman van Johan Klein Haneveld, maar dan hoop ik wel dat het toch weer straight forward SF is, met of zonder Dysonbollen.

Jos Lexmond

Cyberrenaissance, de originaliteit van Deus Ex – HSF (2019/1)

Cyberpunk is het subgenre dat sciencefiction in de jaren tachtig terug naar de aarde sleurde, weg van de ruimteschepen en verre planeten naar de door neon verlichtte steegjes van de nabije toekomst. Het was indertijd vernieuwend en verfrissend. Cyberpunk is nu, dertig jaar later, een retro-toekomstbeeld. Een verzameling bekende thema’s en stijlelementen.

We weten hoe de cyberpunk-toekomst eruitziet. Het is een beeld gedestilleerd uit films als Bladerunner (1982), het beeldend proza van William Gibsons Neuromancer (1984) en de tekeningen van Musamune Shirows Ghost in the Shell (1989). Het is daardoor lastig geworden om visueel nog echt iets origineels te doen in het cyberpunkgenre. Wijk te veel af en het wordt niet meer als cyberpunk herkent. Computerspellen als Mirror’s Edge (2008) en Mirror’s Edge: Catalyst (2016) met hun schone beton en primaire kleuren zal door weinig mensen als cyberpunk gekenmerkt worden, terwijl ze dat thematisch toch echt zijn. Dat brengt een interessant dilemma met zich mee. Hoe zet je een visueel herkenbare cyberpunktoekomst neer die toch herkenbaar is als zijn eigen ding? Dit brengt me bij Deus Ex: Human Revolution.

Deus Ex: Human Revolution, ontwikkeld door Eidos Montreal en in 2011 uitgegeven door Square Enix, is een prequel op het legendarische Deus Ex (2000), een spel dat aanhaakte op de cyberpunk-esthetiek. Deus Ex onderscheidde zich van andere cyberpunkwerken door een aantal elementen. Zo maakte het gebruik van religieuze thematiek. Het mag duidelijk zijn dat de titel een verwijzing is naar de term deus ex machina, god uit de machine, en het neemt niet voor niets het deus-element daarvan. De initialen van hoofdpersoon J.C. Denton zijn een verwijzing naar Jezus Christus. Als tweede gebruikt het in plaats van mega-coöperaties die de wereld regeren, duistere geheime organisaties die zich stijlen naar en symboliek gebruiken van bekende fictionele samenzweringen (zoals de Illuminati en Majestic 12). Maar door de visuele beperkingen van de tijd waarin Deus Ex werd ontwikkeld, kon er visueel weinig origineels gedaan worden. Dit had ook als effect dat ze voor de transhumanistische eigenschappen van de hoofdpersoon een sluiproute moesten nemen. Het was niet mogelijk om voor bewegende en veranderende cybernetische ledematen te gaan, dus werd er gekozen om het te verklaren door nanotechnologie die subtiele en vrijwel onzichtbare veranderingen teweeg kon brengen. Al het goede van cyberpunkprotagonisten zoals Molly Millions en Majoor Motoko Kusanagi dus, maar zonder de visuele poespas. Deze technologische limieten waren niet meer (of althans veel minder) van toepassing toen er gewerkt werd aan Human Revolution. Met het idee dat het een prequel zou worden, namen de makers bewust de keuze om nog meer richting de gangbare cyberpunk-esthetiek te gaan.

Om het spel toch een herkenbare eigen stijl te geven, kwamen de makers op het concept van de cyberrenaissance. Het spel speelt zich af in een periode waarin de ontwikkeling van cybernetische vervangingen van onderdelen van en uitbreidingen op het menselijk lichaam in opkomst zijn. Dit kan gezien worden, redeneerden de makers, als een periode waarin de mensheid met nieuwe ogen gaat kijken naar zijn eigen lichaam, net zoals in de renaissance een hernieuwde interesse kwam in de menselijke anatomie. Dat idee van het koppelen van de cybernetische technologie aan een renaissance hebben ze ook visueel doorgevoerd en dan met name in de materiele cultuur van hun wereld.

Computerspellen lenen zich tegenwoordig als geen enkel ander medium voor het uitwerken van de materiele cultuur van een fictionele wereld. Er is immers geen enkel ander medium waarin je kan rondlopen in een driedimensionale representatie van die fictionele wereld. Deus Ex: Human Revolution maakt daar ten volste gebruik van. Het Detroit van Deus Ex: Human Revolution lijkt aan de oppervlakte op een Blade Runner-achtige metropool, maar kijk in de hoeken, op de bureaus, naar de reclameborden, naar de details en je ziet de renaissance-esthetiek doorbreken. De kleding die mensen dragen zijn moderne interpretaties van renaissance-klederdracht. Een van de meest in het oog springende reclamedisplays is geen hologramreclame voor een bedrijf maar voor een opera. Het kantoor van de cybernetica-onderzoekster is geen steriel laboratorium maar een chaotische plek bestrooid met papier, boeken en tablets, zoals je de werkplaats van een moderne Leonardo da Vinci zou voorstellen. Je ziet dit ook terug in de cybernetische implantaten en ledematen zelf. De cybernetische arm van bijpersonage David Sarif bijvoorbeeld, is geen stalen manipulator bedekt in groezelig roze plastic die met horten en stoten beweegt, noch een op een paar lijnen na niet van menselijk te onderscheiden prothese. Sarifs arm is een sierlijk kunstwerk, met kunstig gegraveerde gouden panelen.

Een van de dramatische confrontaties in het spel tussen hoofdpersoon Adam Jensen en huursoldaat Jaron Namir haakt in op de cyberrenaissance-esthetiek. Namir heeft een vrijwel volledig synthetisch lichaam waarbij het lijkt alsof zijn lichaam gevild is en we direct zijn spieren en pezen kunnen zien. De confrontatie vind plaats in een zaal waar rijen van dergelijke lichamen als kunstinstallatie staan opgesteld en periodiek wisselen van pose. Deze scene is geïnspireerd door de Body World-tentoonstellingen maar zijn ook een visuele verwijzing naar de anatomische tekeningen van Leonard da Vinci.

De wereld van Deus Ex blijft natuurlijk een dystopie. Niet iedereen heeft toegang tot dezelfde kwaliteit cybernetica als Sarif, die CEO is van een bedrijf dat dergelijke apparaten ontwikkelt, of Jensen die door Sarif gesponsord is. Arbeiders van bouwvakkers tot sekswerkers, worden gedwongen om lichaamsdelen te vervangen om aan de vereisten van hun werknemers te voldoen. Die implantaten vereisen gespecialiseerde en dure anti-afstootmedicatie waar uiteraard een bedrijf een monopolie op heeft. Het is dan ook veelzeggend dat de uitvinder van de cybernetische technologie in deze alternatieve toekomst Hugh Darrow, de Steve Jobs van de cybernetica, zelf geen cybernetische implantaten gebruikt om zijn handicaps te compenseren. Deus Ex: Human Revolution blijft, ondanks de stilistische innovaties, echt een cyberpunkverhaal in een cyberpunkwereld.

Originaliteit is een heikel onderwerp binnen de speculatieve fictie. Binnen het sciencefictiongenre wordt altijd gezocht naar het volgende grote idee. Maar die ideeën zijn zeldzaam. Over het algemeen is het genre (net als ieder genre eigenlijk) het best te zien als een dialoog over een specifiek concept, waarbij ieder verhaal een antwoord is op wat er aan vooraf ging. Heel soms komt er een revolutionair idee naar boven en wordt de dialoog in een volledig nieuwe richting gestuwd met wellicht de creatie van een nieuw subgenre als gevolg. Maar, zoals Deus Ex: Human Revolution ons laat zien hoeft originaliteit niet alleen te zitten in de grote argumenten. Het kan ook in de kleine details zitten. Het spel tornt niet aan de aannames van het subgenre waarin het zich bevind, maar weet met een uniek visueel stijlelement toch een geheel eigen identiteit te verkrijgen.

Het is overigens interessant om te vermelden dat Square Enix onder de merknaam Deus Ex een samenwerkingsverband heeft met Open Bionics. Open Bionics is een bedrijf dat door middel van 3D-print-technologie betaalbare geavanceerde protheses ontwikkelt. Het is een apart idee dat er op het moment van schrijven meerdere mensen op deze aarde rondlopen met protheses in de Deus Ex-stijl.

Deze recensie, door Eddie A. van Dijk, is eerder verschenen in HSF (2019/1).

Deus Ex: Human Revolution is in 2011 uitgebracht door Square Enix.

Chrononauts – bordspel – HSF (2019/1)

Chrononauts is een tijdreis-kaartspel waarin twee tot vier spelers met de tijdlijn van de 20e eeuw mogen prutsen. Een soort competitieve tijddomino. Elk speler krijgt een tijdreisagent-identiteit met bijhorende ID-kaart, een geheime missiekaart en drie actiekaarten. Een beurt bestaat uit het trekken van een nieuwe kaart en het uitspelen van een kaart.

De vele soorten kaarten laten het spel in beginsel moeilijker lijken dan het is. Je missie en ID zijn vaste kaarten die geheim worden gehouden en buiten je hand blijven. De tijdlijn ligt open op tafel en bestaat uit vaste Linchpins en Ripplepoints. Beiden kunnen door gebruik van actiekaarten omgedraaid, veranderd en ‘gemaakt’ worden. Als een Linchpin omgedraaid wordt (van paars naar rood) heeft dat invloed op een aantal specifieke Ripplepoints (blauw), deze worden dan omgedraaid tot Paradoxen (rood).

De trekstapel bestaat uit Artefacten (te verzamelen voor missies), Gadgets (speciale kaarten waarop staat wat ze doen), Timewarps (eenmalige basisactie-kaarten), Inverters (te gebruiken om Linchpins om te draaien) en Patches (te gebruiken op Paradoxen).

Je kunt op drie manieren winnen. Dat klinkt veel maar er zijn nog veel meer manieren om te verliezen. Elk agent kan winnen door zijn missie te voldoen (een aantal specifieke artefacten verzamelen), de tijdlijn recht te trekken (volgens zijn ID-kaart, elk agent komt uit een andere tijdlijn) of tien kaarten op hand hebben (veruit de moeilijkste optie).

Het is een veelzijdig, makkelijk mee te nemen spel dat steeds leuker wordt naarmate je het vaker speelt. Toch blijft het vooral op geluk gebaseerd, waardoor je het ook prima in wisselend gezelschap kan spelen. Het is in principe een relatief simpel en snel kaartspelletje. In werkelijkheid kan je ook anderhalf uur bezig zijn en totaal vergeten zijn wat je ook alweer moest doen om te winnen, want iedereen is met de drie portretten van Mona Lisa (de echte, de goeie kopie en de hele slechte kopie) en de drie dinosaurussen bezig. Ook leuk.

Chrononauts is in 2000 uitgebracht door  Looney Labs (Andrew Looney).

Deze recensie, door Alice Jouanno, is eerder verschenen in HSF (2019/1).