Nieuwe Nederlandse SF-reeks

‘De Zwijgende Aarde’ is een reeks van vijf sciencefictionromans die elk door een andere auteur is geschreven, maar die zich in hetzelfde universum afspelen. Elk boek is los te lezen, maar als je ze allemaal leest krijg je een breder beeld van de gebeurtenissen.

In maart wordt de spits afgebeten door ‘Revolte’ van Jorrit de Klerk.  Raik Minnema’s droom komt uit als hij de promotie krijgt waar hij zijn hele leven hard voor heeft gewerkt. Morgenochtend om 6.00 GMT zal hij toetreden tot het management van de Vestakolonie in de asteroïdengordel. Helaas spat die droom uiteen als alle communicatie met de machtige aarde wegvalt en er een opstand uitbreekt onder de achtergestelde werknemers van de kolonie. Nu zit Raik gevangen binnen in een uitgeholde asteroïde. De enige persoon die hem kan helpen ontsnappen is een vrijgevochten piloot die een grondige hekel aan hem heeft. Terwijl Raik er alles aan doet om terug te keren naar zijn oude leven, begint de twijfel over de wereld waarin hij leeft en de droom die hij najaagt. De cover is gemaakt door Loek Weijts.

Jasper Polane

Een goed begin

De HSF presentatie, Beneluxcon en nieuwjaarsborrel zijn afgelopen weekend zeer geslaagd! Met dank aan Erik Betten, Pen Stewart, Bo Balder, Paul Bouman, Johan Klein Haneveld, Roderick Leeuwenhart, Heidi van der Vloet, Paul van Oven, Alice Jouanno, Marlies Scholte Hoeksema, Eddie van Dijk, John van Duin, Jan Johannes Scholte en alle anderen gezellige aanwezigen. Voor wie er niet bij was: je vindt je HSF van de week in de brievenbus!

NCSF-lid Marjo Heijkoop schreef en uitgebreid verslag van de Beneluxcon, te lezen op de website van Johanna Lime.

Heb je ook een verslag geschreven? Laat het ons weten!

Er zit wel een schrijver in Van Kalken

Parallellum.jpg

Parallellum; Henk van Kalken; Uitgeverij EigenZinnig; 2018; 258 blz.; € 18,95; omslagontwerp Ernst Jan Smit

Er zit wel een schrijver in Van Kalken

Parallellum, het eerste deel van een tweeluik, is al het vierde boek van Henk van Kalken, alle gepubliceerd bij Uitgeverij EigenZinnig.
Henk van wie? Uitgeverij Eigen wat?
Tegenwoordig duiken van buiten het bekende gebied van grachtengordels of fantasyfandom allerlei nieuwe schrijvers en nieuwe uitgevers op. Zo ook Henk van Kalken met zijn boeken bij Uitgeverij EigenZinnig.

Henk van Kalken werd in 1945 in Amsterdam geboren. Na een problematische jeugd met mishandeling werd hij maatschappelijk werker. Hij komt in het uiterste noorden van Friesland terecht, in Wierum. Na zijn pensioen verhuist hij naar het Groningse Roderwolde, waar hij als de fijne vrijetijdsbesteding van zoveel gepensioneerden lekker boeken gaat schrijven.
Ja, dat is misschien wel waar, maar het is ook te kort door de bocht. Van Kalken wilde altijd al schrijven, want in plaats van maatschappelijk werker was hij liever journalist geworden. Hij schreef eerder ook al stukjes voor de Leeuwarder Courant en de Heerenveense Courant. In zijn jeugd komt hij op negenjarige leeftijd in een opvanghuis voor jongens in Amersfoort terecht. Zijn verhaal is opgenomen in het rapport van de Commissie De Winter, het Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg. Van Kalken komt in de programma’s Brandpunt en Vinger aan de pols, waar hij wordt gestimuleerd een boek over zijn ervaringen te schrijven. Hij begint daar ook mee, maar het beland in de kast. Tot hij er de tijd voor krijgt, dan is dit het eerste wat hij oppakt. Het schrijven bevalt hem zo goed, dat hij er mee door gaat. Een lokale krant meldt dan ook: “Het auteur zijn gaat Henk goed af. Sinds hij in Roderwolde kwam wonen [] volgen de boeken elkaar in rap tempo op.” En zelf stelt hij: “Ik ben een beetje een kruising tussen Jan Cremer en Ciske” [de Rat].

Er zit dus wel een schrijver in Van Kalken, maar Parallellum, toch al zijn vierde boek, toont teveel beginnersfouten om een lezerspubliek te trekken. Contemporary fantasy waarbij personages uit onze wereld via een poort toegang krijgen tot een andere, inderdaad, de titel zegt het al, parallelle wereld. Dat kennen we natuurlijk al heel lang, in tal van varianten. Dat is niet erg als de schrijver een eigen persoonlijke wereld overtuigend weet neer te zetten, maar ook al leest het redelijk makkelijk weg en zijn de personages niet onsympathiek, Parallellum heeft te weinig van het unieke eigene.
Een van de belangrijkste mancementen is het té beschrijvende. De belangrijkste regel voor een snel, spannend verhaal is: show don’t tell. In Parallellum ligt de balans teveel naar het vertellen. En tegelijkertijd vertelt Van Kalkum te weinig; dingen waar hij misschien goed over heeft nagedacht, maar die hij verzuimd duidelijk te maken aan de lezer. Dat begint al meteen in het begin, met het Monument waar een familiereünie wordt gehouden en de vreemde artefacten die in het bezit van de familie zijn. Waarom bij dat Monument? Wat heeft de familie daarmee? En het is toch erg onaannemelijk dat een totaal onbekende, onslijtbare materie zomaar ergens in het bos ligt, zonder dat er echt onderzoek naar wordt gedaan? Mees, Lotta en Theo gaan heen en weer tussen de parallelle werelden zonder er door te worden veranderd, maar Peter verliest zijn geheugen en wordt een soort van Superman?
Het einde van het verhaal verspeelt de goodwill die het eerste deel toch heeft opgeroepen. Niet eens omdat de ontwikkeling naar het Boeddhisme het vaag maakt; dat is vaker het geval bij de magie in de fantasy, en zeker bij religieuze fantasy. Bezwaarlijker is dat er allerlei dingen in het verhaal worden gegooid om het dynamisch en spannend en vol vaart te houden, maar het gemak en de abruptheid waarmee dat wordt gedaan, verspeelt alle geloofwaardigheid. Er is opeens een androgyn, de “Bodisattva van liefde en mededogen”, die eerst een goed gesprek heeft met de hoofdpersoon en dan in het heetst van de strijd opduikt om de zaak te redden. Ja, want strijd moet er zijn. Gelukkig kunnen ze niet vechten, behalve opeens op het einde, dan is er een die het heel erg goed kan. En er is opeens een Vertaler, waardoor de mensen uit onze wereld opeens met de mensen uit de parallelle wereld kunnen praten. En ja, superman Peter doet ook nog wat van zijn kunstjes.

De vraag die Henk van Kalken zich moet stellen, is: waar zitten mijn lezers? Kan ik het bij ontknopingen wel zo makkelijk maken door maar alles te bedenken? Ook bij fantastische literatuur moet de fantastie leiden tot een gestructureerde en consistente wereld. Hij moet zich afvragen hoe hij zijn verhaal meer eigen kleur kan gegeven, al is het maar door Groningen of Friesland nadrukkelijker als decor te gebruiken. En als hij in het domein van de fantastische literatuur aanwezig wil zijn, binnen de sciencefiction, fantasy en horror, moet hij zich de vraag stellen: hoe ga ik de concurrentie aan met schrijvers als Tais Teng, Jaap Boekestein, Johan Klein Haneveld, Jasper Polane, Mike Jansen, Pen Stewart, Tom Thys, Jan J.B. Kuipers, Anthonie Holslag, Sophia Denth, Thomas Olde Heuvelt etcetera etcetera.

De in Tolbert gevestigde Uitgeverij EigenZinnig van Maaike Maring meldt op de website: “In 2012 ben ik gestart met Uitgeverij EigenZinnig. Daarvoor heb ik Frans gestudeerd in Groningen, [] Na een aantal jaren voor de klas te hebben gestaan op middelbare scholen in zowel Engeland als Nederland ben ik zo’n vijftien jaar fulltime moeder geweest. In 2012 heb ik hierover een zeer persoonlijk boek Nieuwe schoenen en ander gedoe geschreven en uitgebracht onder mijn meisjesnaam Maaike Feenstra. [] Dit uitgeefavontuur beviel me goed en daarom besloot ik hiermee door te gaan. Sindsdien heb [] honderden manuscripten onder ogen gekregen en meer dan honderd boeken uitgebracht. In kleine oplages misschien, maar stuk voor stuk mooie, bijzondere boeken.”
Blijkbaar geldt voor EigenZinnig hetzelfde als voor de schrijver Henk van Kalken; toen er tijd kwam richtte Maaike Maring op wat ze echt leuk vond.
Parallellum toont dat ze boeken heel netjes uitgeeft en dat ze op haar boeken de aandacht weet te vestigen door ze op de belangrijkste boekensites te plaatsen. Ik kan het fonds van de uitgeverij niet beoordelen, maar ook Maaike Maring moet zich afvragen of ze in het domein van de fantastische genres de concurrentie wil aangaan.
(Paul van Leeuwenkamp)

Ook Pen Stewart en Paul Bouman komen op Beneluxcon spreken!

Naast Bo Balder en Erik Betten zijn ook Pen Stewart en Paul Bouman te gast bij de Beneluxcon.

Pen Stewart (Gent, 1977) is kunstenares en schrijfster. De afgelopen jaren schreef ze diverse korte verhalen en novelles, gepubliceerd in twee bundels. Ze schreef ook de splinter ‘Opgejaagd’ voor Quasis Uitgevers. In 2013 won ze de feniksprijs op de Harland Award en in december 2017 verscheen haar eerste, door haarzelf geïllustreerde roman: Wintercode, bij Quasis Uitgevers. Eind vorig jaar kreeg ze, dankzij Wintercode, als een van de weinige auteurs in het genre  een stimuleringsbeurs van het Vlaams Fonds voor de Letteren om het vervolg te schrijven. Het afgelopen jaar gaf zij ook diverse lezingen doorheen Vlaanderen om het genre te promoten, eveneens met subsidie van het Vlaams Fonds voor de Letteren. Zo sprak ze voor de universiteit van Gent over Science Fiction voor studenten scandinavistiek en gaf ze opleiding aan bibliothecarissen over het fantastische genre in de lage landen.
In maart 2019 zullen de Wintercode-illustraties tentoongesteld worden bij Bek, boeken en bijzonders, in Veghel, Nederland.
Pen komt op Beneluxcon over Wintercode vertellen en houdt ook een signeersessie.

Paul Bouman komt een lezing geven met een indrukwekkende titel: ‘Magie, Gereedschap of Distopie? De rol van algoritmes in de samenleving’.
Als informaticus werkzaam op het grensvlak tussen informatica en besliskunde denkt Paul Bouman regelmatig na over de rol van algoritmes in de samenleving. Aan de ene kant beloven allerlei bedrijven innovaties die amper te onderscheiden zijn van magie, terwijl anderen waarschuwen voor een toekomst waar ons lot door onbegrijpelijke kunstmatige intelligentie bepaalt wordt. In zijn lezing bespreekt hij eenvoudige manieren om de rol van algoritmes te begrijpen en te analyseren aan de hand van een aantal aansprekende voorbeelden.

Klinkt dit je als muziek in de oren? Zorg er dan voor dat je er zondag bij bent!

Vooraanmelding voor Beneluxcon op zondag 27 januari a.s. sluit op woensdag 23 in verband met nodige voorbereidingen.
Aanmelding op Imagicon en aan de deur op zondag is uiteraard mogelijk.

Onevenwichtige thriller met interessante aanzetten

Wild water.jpg

Wild Water; Thomas van Slobbe; KNNV Uitgeverij; 2018; 280 blz.; € 19,95; omslagbeeld Sacha Styles, unplash.com; omslagontwerp Sander Pinkse boekproductie; opmaak Elgraphic bv, Vlaardingen

Onevenwichtige thriller met interessante aanzetten

Deze thriller werd in 2012 door A.W. Bruna Uitgevers B.V. uitgegeven onder het pseudoniem van Van Slobbe, Ruben van Dijk. De uitgeverij van de KNNV, de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, vond het interessant en belangwekkend genoeg om het boek opnieuw uit te brengen, hetgeen vanuit de doelstellingen van de KNNV begrijpelijk is, maar bij de willekeurige lezer gemengde gevoelens kan oproepen. Ja, de toestand van de natuur en de toenemende dreiging die wij die laten zijn, verdient voortdurend aandacht, en Thomas van Slobbe is in de natuurbeweging een auteur die aandacht verdient. Maar een thriller stelt de literaire eisen van een thriller, en deze thriller kon mijn aandacht maar moeilijk vasthouden.

“Thomas van Slobbe is één van de meest originele denkers uit de natuurbeweging”, aldus de flaptekst. “Hij is auteur van diverse boeken over klimaatverandering (deels onder pseudoniem Ruben van Dijk), en werd in 2009 uitgeroepen tot één van de 100 meest invloedrijke Nederlanders op het vlak van duurzaamheid.” Eerder verschenen van hem Dagboek van een Lege Plek, Het Kyoto-complot, Graan en Handvest Antropoceen. Dat wekt dus belangstelling.
Bovendien wordt Wild Water een “eco-thriller” genoemd, en spreekt het ons Nederlanders aan op ons meest gevoelige punt: “Circa drie miljoen mensen in de Randstad wonen onder zeeniveau. Wat gebeurt er als de dijken breken?” En als motto begint het boek met een “Mededeling van het kabinet aan de Tweede Kamer in de Voortgangsbrief Nationale Veiligheid 2008”: “Overstroming van het gebied binnen Dijkring 14 is zeer onwaarschijnlijk, maar heeft, als zij zich zou voordoen, catastrofale gevolgen voor Nederland. “

Die catastrofale gevolgen wil Van Slobbe laten zien via een thriller, waarin drie aspecten een rol spelen. De dijkdoorbraak en de overstroming van de Randstad natuurlijk, het eigenlijke onderwerp van Wild Water. Deze ramp wordt ervaren door enerzijds Anne en Wessel, een succesvolle directrice en echtgenote van een hoge ambtenaar, die een onenightstand meent aan te gaan met de veel jongere systeembeheerder bij haar bedrijf, en anderzijds door de helikopterpiloot Patrick, die wordt opgeroepen om boven het rampgebied foto’s te maken en betrokken raakt bij het onderzoek van de geheime dienst. Deze drie elkaar overlappende onderdelen sluiten echter niet lekker op elkaar aan, waardoor het verhaal de lezer af en toe kwijt raakt.
Te vaak wordt het wilde water in teveel detail beschreven. Dat komt niet over. Om echt het gevoel van een ramp op te wekken, zou het opkomende water vanuit veel meer gezichtspunten moeten worden verteld; dan is het écht een ramp en niet alleen maar iets wat Anne, Wessel en Patrick overkomt. Ook de bredere helikopterview van Patrick maakt te weinig indruk.
Wat een kort overspel voor Anne moest worden, wordt omdat ze door het water gevangen worden in een verlaten woonwijk, een veel langer durende, levensbedreigende situatie. Maar eigenlijk zijn Anne en Wessel te bijzonder om slechts als kijkbuis voor de ramp te dienen. Ze trekken de aandacht teveel weg van het eigenlijke onderwerp, de Ramp. Bovendien geeft Van Slobbe ze begin van een vervreemdingsproces; een soort van devolutie zoals we die uit de rampenromans van J.G. Ballard kennen. Maar bij Anne en Wessel blijft dat proces hangen in een aanzet.
En dan de piloot Patrick, die vooral fungeert als kijkbuis op de ramp, én zicht geeft op de wijze waarop de geheime dienst precies weet dat het een terroristische aanslag is, en door wie die is uitgevoerd. Wanneer de overtuiging maar groot genoeg is, wordt het bewijs wel gevonden, een even komisch als triest proces, waarin onderhoudend de draak wordt gestoken met de politiek.

Drie interessante onderdelen – de Ramp, de devolutie bij menselijk isolement, de fantomen van de politiek – die als losse ijsschotsen door het wilde water tegen elkaar aanbeuken, zonder dat het één homogene thriller wordt, laat staan een eco-thriller. In die laatste categorie geef ik toch de voorkeur aan bijvoorbeeld Cyberstorm van Matthew Mather.

(Paul van Leeuwenkamp)

Het lijkt wel sciencefiction

De goede zoon.jpg

De goede Zoon; Rob van Essen; Uitgeverij Atlas Contact; 2018; 381 blz.; € 21,99; omslagontwerp Nanja Toebak; foto van de auteur Annaleen Louwes; ontwerp typografie binnenwerk Wim ten Brinke

Het lijkt wel sciencefiction

zegt de verteller in De goede zoon (blz. 52), de laatste roman van Rob van Essen, waarvoor hij een werkbeurs Nederlands Letterenfonds kreeg. En ja, deze roman ligt op de grens van het genre, op de grens van de definitie van wat sciencefiction is of zou moeten zijn. Tuurlijk is het sciencefiction, zullen sommigen zeggen, kijk maar, er zijn robots, intelligente kamers die je nachtrust bewaken en je van goede raad voorzien, er zijn auto’s die niet alleen zelf rijden, maar die zijn uitgerust met een Kunstmatige Intelligentie die jou als inzittende echt probeert te begrijpen, waarmee je een intieme relatie opbouwt, er is in Europa een basisinkomen ingevoerd, waardoor iedereen een goed leven heeft, er worden hele dorpen gebouwd om Aziatische toeristen te trekken, er is… Ja er zijn allerlei sciencefiction-elementen, en toch zullen anderen zeggen dat dit helemaal geen sciencefiction is, dat al die dingen uit onze toekomst parodie zijn, niet méér dan de schommel op de A’dam Toren, dan een fietser met een koptelefoon op, het ombouwen van een jongen in een meisje of omgekeerd, niet meer dan Facebook en Twitter. Die sciencefiction-elementen zijn namelijk vooral bedoeld om de vervreemding van de verteller zichtbaar en invoelbaar te maken, zoals allerlei dingen die in het hedendaagse leven heel normaal zijn, vervreemdend werken op ouderen, zoals de negentigjarige moeder van de verteller. De hoofdpersoon is door het overlijden van zijn moeder, na haar tien jaar lang op de gesloten afdeling van de dementerenden te hebben bezocht, in een levensfase gekomen waarin hij de wereld plotseling ervaart als een ándere wereld, een wereld waar hij niet meer bij hoort: “Ik was uitgestapt in een film, een sciencefictionroman.” (blz. 183).
De goede zoon is de roman van een zestiger die door het overlijden van zijn moeder met zichzelf wordt geconfronteerd; een existentiële roman over het wezen van de mens, niet door daar diepzinnig over te filosoferen – al worden er wel wat filosofische gesprekken gevoerd – maar door de dingen die gebeuren en de dingen die er zijn te beschrijven, waaronder ook zijn eigen gedachten en zijn eigen verleden. Schrijver van plotloze thrillers wiens laatste roman geweigerd is, meegewerkt aan “Goede Vrienden, Slechte Vrienden”, maar daar ontslagen, zonder vaste relatie, geen kinderen. Hij is geheel op zichzelf, op zijn eigen gedachten en eigen herinneringen teruggeworpen. Natuurlijk komt het verleden dan weer langs. En daarmee is deze roman ook dat waar veel sciencefictionlezers zo de pest aan hebben: gefilosofeer, gepsychologiseer, meer op het verleden dan op de toekomst gericht, navelstaren van de auteur. Ja, het vertrekpunt lijkt duidelijk autobiografisch, maar Rob van Essen maakt het verhaal heel dynamisch door van het heden naar het verleden en weer naar de toekomst te springen, waarbij de toekomst heden is en het heden verleden. Hij vertelt het verhaal met veel humor en zelfspot, en strooit als terloops allerlei leuke ideeën door het verhaal. Bijvoorbeeld het idee van de achterblijvers, een thema waarover in 2018 Achterblijvers verscheen bij Godijn Publishing. Volgens de ik-persoon van Rob van Essen zijn wij mensen allemaal achterblijvers; eerst omdat we de voorsnellende wereld niet meer kunnen volgen en uiteindelijk omdat de steeds intelligentere apparaten om ons heen de Aarde zullen verlaten en ons achterlaten. Maar het is ook een thriller, want de ik-persoon blijkt in dienst geweest te zijn van de geheime dienst, en daar betrokken te zijn geweest bij de afwikkeling van de ontvoering van Batavier, een duidelijke verwijzing naar de ontvoering van Freddy Heineken. En van de geheime dienst blijk je nooit los te komen.
Een mooi boek over archiveren en het reconstrueren van cold cases zonder de intentie deze op te lossen, over kunst en vooruitgang, over de poses die wij mensen aannemen, bijvoorbeeld als die van een goede zoon, maar waar je je van gaat afvragen wat er van overblijft, waar het toe leidt. Over de plotloze thriller die ons leven is, en de wijze waarop anderen in ons hoofd terecht komen, en wat ze daar uit kunnen spoken. En dan is het einde dat Rob van Essen ons biedt, toch enigszins een anticlimax, wellicht onvermijdelijk.
(Paul van Leeuwenkamp)

In memoriam: Dinie Boudestein

Op 23 december 2018 is NCSF-lid Dinie Boudestein, een van de schrijfsters van het duo Johanna Lime (samen met Marjo Heijkoop), plotseling overleden. Marjo heeft een mooie in memoriam gedeeld op hun website.

We zullen haar missen en wensen haar familie, vrienden en fans veel sterkte toe om dit verlies te dragen.

Names het bestuur,

Alice Jouanno

Nomineren voor de Hugo Awards

Ben je van plan om naar de 2019 Worldcon in Dublin te gaan en heb je nog geen membership? Regel het in 2018 nog om straks te mogen stemmen in de Hugo Awards!

Kan je niet naar Dublin maar wil je wel stemmen? Dat kan met een supporting membership.

Op wie kan je straks stemmen uit de Lage Landen? Mike Jansen heeft een overzicht gemaakt.

 

Jack Vance – Slaven van de Klau

Slaven van de Klau.jpg

Jack Vance – Slaven van de Klau (SF) – 162p.
(Planet of the Damned – Space Stories, Vol. 1:2 December (1952))
Spatterlight, Amstelveen (2018) € 14,99
Het Verzameld Werk van Jack Vance 9
Vertaling: Jaime Martijn (herzien)
Omslag: Howard Kistler/Peter White
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Het was vrijdag en de gehele dag verkneuterde ik me al. Voor de avond lag ‘Slaven van de Klau’ van Jack Vance al een tijdje op me te wachten. De avond tevoren had ik ‘De Vuur Vallei’ van John August al uitgelezen en dat verhaal had het kind in me weer naar boven gehaald en het was nog steeds aanwezig in afwachting van wat er nu weer komen zou. ‘Slaven van de Klau’ had ik natuurlijk wel gelezen, niet als kind, maar als 26 jarige, toen het in 1980 bij Meulenhoff verscheen in de gelijknamige verhalenbundel in de SF reeks als nummer 154. In die tijd werden de SF boeken steeds dikker en zou een dunnetje als ‘Slaven van de Klau’ als standalone wel erg in de SF serie misstaan. Daarom was er maar voor gekozen het als lang verhaal in deze bundel met zes andere verhalen van de meester te laten verschijnen. Beetje raar natuurlijk. Later is dit weer goed gemaakt door ‘Slaven van de Klau’ in 1997 als een klein formaat gebonden boekje nu wel standalone met stofomslag te laten verschijnen.
Uiteraard heb ik de bundel, met daarin dus het verhaal, in 1980 gelezen, maar sindsdien, net zoals veel van de kortere verhalen van Jack Vance, niet meer gelezen en raad eens… ik wist helemaal niets meer van. Nu heb dat tegenwoordig wel eens meer, waarvan ik niet hoop dat ik in de toekomst aan één boek voldoende heb. Dat ik dus het verhaal al vergeten ben als ik het boek dicht geslagen heb en gewoon weer van voren af aan kan beginnen en als nieuw kan ervaren.
Hoe dan ook… een verhaal na 38 jaar vergeten te zijn, dat lijkt me geen probleem en het had dus als voordeel dat ik eigenlijk dus een onbekend SF van Vance had liggen. Vandaar dat verkneukelen dus op de vrijdag. Nu zijn de weekenden niet heel erg bijzonder meer als je niet meer werkt en is het eigenlijk een dag als alle anderen, maar verder geen afspraken, geen bezoekjes, geen boodschappen en dergelijke in het verschiet en een, opnieuw onbekend geworden, Vance, maakte dat weekend ideaal.
Dus nestelde ik me die vrijdagavond al voorgenietend op de bank en werd niet teleurgesteld. Maar ja, werd ik dat eigenlijk wel eens door Jack Vance!
De Lekthwans, een van de talrijke mensachtige rassen die de melkweg bevolken, hebben handelsposten op aarde opgericht en delen bereidwillig, maar met mondjesmaat, hun superieure wetenschap en technologie met ons. Alles wat wij aardbewoners nog aan nieuwigheden en innovatie kunnen verzinnen hebben de Lekthwans al verzonnen en de ontwikkelingen zijn op aarde tot stilstand gekomen. Het heeft geen zin. Voor de Lekthwans zijn de aardbewoners nog maar net het barbarendom ontgroeid. Maar sommige aardebewoners, zoals Roy Barch, in dienst van Markel (de handelscommisaris van Lekthwa in Californië) kunnen dat niet verkroppen. Hij heeft een groot minderwaardigheidscomplex ontwikkeld, wat nog eens verergerd wordt als hij Komeitk Lelianr, de dochter van zijn werkgever, ontmoet. De Lekthwans hebben ook vijanden in het heelal. De dierlijke Klau zien in de aardbewoners een bron van slaven die ze in hun fabrieken kunnen laten zwoegen. Bij een overval op aarde worden zowel Roy als Komeitk Lelianr gevangen genomen en als slaven naar Magarak, een van de fabriekswerelden van de Klau, gevoerd. Daar weten ze te ontsnappen aan de Klau en zich aan te sluiten bij een groep gevluchte slaven. Dan blijkt dat de aardebewoners veel meer in hun mars hebben dan de Lekthwans zelfs maar konden bevroeden. Roy Barch bereikt veel met zijn onverzettelijke doorzettingsvermogen en wilskracht en zet in zijn eentje een verzetsbeweging op met als doel van Magarak te ontsnappen.
Het is typisch een avontuur in de beste traditie van Jack Vance en ik heb er weer meer dan van genoten. Vooral omdat het zo goed als nieuw (al lezend kwam er toch wel wat terug) was. Het kan zeker gezien worden als een opmaat voor de avonturen op Tschai en de Duivelsprinsen. Leuk, leuk en nog eens leuk!

Jos Lexmond

De Vuur Vallei – John August

Vuurvallei.jpg

De Vuur Vallei – John August (JFA)
Arlo Finch 1
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam (2018)
312 pagina’s; prijs 17,99
Oorspr.: Arlo Finch in het Valley of Fire – (Roaring Brook Press, New York – 2018)
Vertaling: Mireille Vroege
Omslag: Will Immink Design/iStock

Het kind in mij is er nog steeds en daar ben ik heel erg blij mee. Hij laat zich niet meer zo gemakkelijk tevoorschijn lokken als toen ik nog een echt kind was. Toen las ik alles, maar dan ook echt alles, wat er me voor ogen kwam. Waar dat vandaan kwam, dat weet ik niet. Grote voorbeelden van lezers had ik niet in mijn nabije omgeving. Mijn vader was veel te druk met zijn schoenmakerij en later hoorde ik van mijn moeder dat ze graag las, maar ik heb beiden nooit met een boek in de handen gezien toen ik nog jong was. Misschien was het toen al een vorm van escapisme, wie zal het zeggen. Hoe dan ook… ik speurde overal waar ik kwam naar boeken. In kasten, bij het speelgoed of waar dan ook en altijd stond ik er met mijn snottert bovenop en leende boeken die me wat leken. Als ik dan weer nieuwe exemplaren buitgemaakt had, zag en hoorde ik niets meer en was vertrokken naar wat voor boekenland dan ook en beleefde ik de grootste en spannendste avonturen die een schrijver maar kon bedenken. Ik leende de sprookjesboeken van de Margriet (rood, geel, groen en blauw) bij de buren, Dik Trom bij een neef en Pinkeltje, Puk en Muk, de boeken van de Vijf bij weet ik veel wie. Vooral de boeken met fantastische verhalen zoals de boeken van onder andere: Wim van der Gaag, A.D. Hildebrand en Arie van der Lugt, spraken me toen al heel erg aan, maar de meisjesboeken van mijn zussen, verslond ik ook als er niets anders meer was. Alles, echt alles ging me door de ogen. Ik was onverzadigbaar. Op school hadden we een schoolbibliotheek. Daar ging een nieuwe wereld voor me open. Daar hadden ze veel boeken over geschiedenis en verhalen van en over alle Nederlandse helden passeerden de revue. Pas toen ik lid werd van de bibliotheek in Geldrop kon mijn leeshonger pas wat gestild worden. Ik sleepte het maximale aantal boeken naar huis en als ik daar doorheen was, ging ik gewoon nieuwe halen. Soms wel drie keer in de week.
Het kind in me ben ik gelukkig nooit kwijtgeraakt en altijd was er wel iets wat hem triggerde en hij weer tevoorschijn kwam en ik weer het gevoel, of de ‘sense of wonder’ van vroeger kon ervaren. Het komt niet zo heel erg vaak meer voor maar soms heeft een boek opnieuw dat effect op me. De Vuur Vallei was weer zo’n boek. Heerlijk!!!
Arlo Finch verhuist met zijn moeder en zus naar Pine Mountain. Ze gaan bij zijn oom Wade inwonen omdat ze anders dakloos geworden zouden zijn. Geen van hen wil eigenlijk in Pine Mountain wonen. Het was zo’n klein plaatsje dat je op de kaart steeds verder moest inzoomen om het te kunnen vinden. Maar Arlo vind er zijn draai, wordt lid bij de scouting en maakt nieuwe vrienden. Indra en Wu. Als Arlo vlak na zijn aankomst als een ontmoeting heeft met Cooper, de spookhond, dan is de toon al gezet. Vlak bij Pine Mountain liggen de Lange Wouden, een parallelle wereld vol wonderen en gevaar. Een van zijn nieuwe vrienden, Conner, is daar, eens verdwaald met zijn zus Katie. Katie is nooit meer teruggevonden en Conner dook een maand later plotseling op in Canada, duizenden kilometers verderop. Hij wist niet wat er gebeurd was. Katie is volgens zeggen door de trollen meegenomen.
Het lijkt wel of er een eeuwenoude kracht het op Arlo gemunt heeft en Arlo moet alle zeilen bijzetten om zijn avontuur tot een goed einde te brengen.
De Vuur Vallei bracht zoals gezegd het kind weer in me boven en hij heeft er van genoten. Een tweede deel: ‘Het Meer van de Maan’ is in het einde van het boek al aangekondigd voor 2019. Het kind in mij zit er al om te springen!

Jos Lexmond