Robert E. Howard – Conan. De toren van de Olifant en andere verhalen

Toren van de Olifant.jpg

Robert E. Howard – Conan. De toren van de Olifant en andere verhalen (HF) – 294p.
Spatterlight, Amstelveen (2019) € 16.68
Vertaling: Frits Lancel & Pon Ruiter (herzien door Pon Ruiter)
Omslag ontwerp: Howard Kistler
Omslagillustratie: Dogan Oztel
Illustraties: Stephen Fabian
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Als je me nu zou vragen welke zwaardzwaaiende held mijn favoriet is, dan zou ik zonder ook maar een moment te twijfelen zeggen: John Carter van Mars (of zijn equivalent: Carson van Venus natuurlijk. Zelfde vent, andere wereld). Conan is een heel goede tweede. Waarom mijn voorkeur bij John Carter van Edgar Rice Burroughs ligt? Dat moge duidelijk zijn. Ik ben natuurlijk van nature meer van de SF dan van de Fantasy, in welke vorm dan ook. Aangezien de verhalen van John Carter zich afspelen op Mars (en die van Carson op Venus) zit daar dus meer dan een vleug SF in. Alhoewel je dit nou ook weer niet heel erg zwart-wit moet zien. In het eerste Conan-verhaal in de bundel ‘De Toren van de Olifant’ zitten ook SF-elementen. Het was wel zo dat ik eerder met de John Carter-verhalen geconfronteerd werd. In 1971 werden vier John Carter-boeken uitgegeven en daar was ik meteen heel erg dol op. Bruna begon pas in 1976 met de reeks Conan-verhalen in de Zwarte Beertjesreeks en alhoewel er natuurlijk al eerder Conan-verhalen waren verschenen in bundels als ‘De stem van El-Lil’ (1971) en ‘De zwarte steen’ (1969) begon mijn liefde voor Conan pas echt met de eerste bundel ‘Conan’ die als Bruna Zwarte Beertjes 1714 in 1976 verscheen. In deze bundel (en ook de latere) verschenen, behalve verhalen van Robert Ervin Howard, ook verhalen van auteurs die schreven in het Conan-universum zoals Lin Carter en L. Spraque de Camp. Mij maakte het niets uit. Conan was Conan, wie het dan ook geschreven mocht hebben. Later in 1983 en 1984 verschenen nog vier bundels bij W & L Boeken en toen was het (op strips na) wel een beetje afgelopen. Nu dus een bloemlezing van de beste verhalen van Robert E. Howard uit de Bruna Zwartje Beertjes, gekozen door Pon Ruiter. Zijn het echt de beste? Ik zou het met de beste wil van de wereld niet kunnen zeggen, maar waarschijnlijk in de ogen van Pon Ruiter wel. Ik vond het in ieder geval een geweldig leuke hernieuwde kennismaking met Conan. Uit deze bloemlezing zou ik ‘… zal u een heks geboren worden…’ of ‘Scharlaken citadel’ als mijn beste bestempelen, maar… de ander vijf misstaan echt niet in deze bundel. Nooit iets van Howard gelezen? Dan gewoon aanschaffen en tot je nemen. Je zal er geen spijt van krijgen.

Terwijl ik hier dus heel erg mee in het verleden bezig was, dacht ik ook heel erg terug aan de tijd dat ik rond de twintig was. Het was een razend interessante tijd op SF-gebied. Er gebeurde van alles en de nieuwe uitgaven waren haast niet bij te houden. Nu Spatterlight begint met andere boeken uit te brengen dan de onovertroffen reeks van Jack Vance en dus met twee boeken (de recensie van ‘Het uur van de Draak’, komt eerdaags) van Robert E. Howard het spits afgebeten heeft, is als volgende, in het najaar, ‘De geboortegraf’-trilogie van Tanith Lee aan de beurt. Ondanks het feit dat ik daar destijds van genoten heb, zou dat niet echt mijn keuze geweest zijn. Eerlijk gezegd had ik verwacht dat Spatterlight zich meer in de richting van de SF zou ontwikkelen, maar dat kan natuurlijk nog wel komen. Ik zou het wel weten en dan meteen ook niet weten waar te beginnen. Of eigenlijk zou ik dat wel weten. Ik zou in eerste instantie gaan voor trilogieën en/of andere reeksen die nooit helemaal afgemaakt zijn. Wat bijvoorbeeld te zeggen van John Carter van Mars (of Carson van Venus) van Edgar Rice Burroughs. Genoeg verhalen die of nooit in vertaling verschenen zijn, of waarvan het al heel erg lang geleden is. Of de Marstrilogie van Kim Stanley Robinson. ‘Blue Mars’ en de verhalenbundel ‘The Martians’ zijn nooit vertaald. Misschien is het daarna een goed idee om zijn steeds verdere ontdekkingsreizen in ons zonnestelsel te vertalen. Of de Queng-Ho serie van Vernor Vinge. ‘Children of the sky’ en de proloog daarvan: ‘After the Battle on Starship Hill’, nooit vertaald. Of de Homecoming-reeks van Orson Scott Card. Als ik het wel heb, vier delen onvertaald. ‘New Crobuzon’ van China Mieville. ‘Iron Council’ onvertaald. ‘Xeelee’ van Stephen Baxter. Hoeveel delen nog te vertalen?

Het kost me behoorlijk wat moeite me hiervan los te rukken, want ik zou nog uren door kunnen gaan, maar deze recensie is al veel te lang geworden. Nou… nog eentje dan. Wat zou je zeggen als alles van Asimov nog eens ter beschikking kwam? Ja… JA, IK WIL!

Jos Lexmond

Quarantaine – Interview met Erik Betten – HSF (2019/1)

Erik Betten, schrijver van Quarantaine:

“Ik heb bewust geprobeerd niet te veel van mezelf in één specifiek karakter te leggen”

Fotograaf: Ineke Oostveen

Eerder dit jaar verscheen ‘Quarantaine’, de eerste roman van Erik Betten, bij Luitingh-Sijthoff. Naar aanleiding van zijn korte verhaal ‘Na de vloed’ waarmee hij de Harland Awards NCSF-premie won, hadden we in 2016 al een interview bij hem afgenomen (hier te lezen) maar het was nu natuurlijk weer tijd om hem vragen te stellen over zijn succesvolle debuutroman.

Quarantaine is het spannende debuut van Erik Betten. Een actuele thriller over een dodelijke bacterie – en een overheid die ondenkbare maatregelen neemt. Groningen, oktober. Een oeroude bacterie vindt via een gaswinningspunt haar weg naar de oppervlakte. In luttele dagen zwermen de halfdode, besmette slachtoffers wezenloos uit over Noord-Nederland. Bang voor verdere verspreiding besluit de overheid de provincies af te sluiten. Het Gronings-Friese Kamerlid Homme Olivier, die zich jarenlang heeft ingezet voor de lokale bevolking en haar problemen met de gaswinning, wordt naar voren geschoven als woordvoerder. Aan hem de taak om de kalmte te bewaren terwijl er naar een oplossing wordt gezocht. Maar als de overheid vervolgens het leger inzet om de vluchtelingen uit het gebied tegen te houden, lijkt Homme juist als zondebok te worden gebruikt. Als hij kort daarna een berichtje ontvangt dat zijn vrouw in het gebied blijft om te helpen, besluit Homme zijn taken in Den Haag achter te laten om haar te gaan zoeken. Met gevaar voor eigen leven trotseert hij het door de bacterie geteisterde noorden, op zoek naar iets wat misschien niet meer te redden valt…

Heb je persoonlijke ervaring met het leger?

“Nee, geen enkele. Wel heb ik wat militairen in mijn kennissenkring en eentje heeft het verhaal vooraf doorgelezen en tips gegeven. Daar was ik erg blij mee. Hij kon zich gelukkig best wat voorstellen bij de moeilijke keuzes die de militairen in mijn boek moeten maken.”

Waar komt je inspiratie vandaan?

“De inspiratie voor Quarantaine kwam uit een merkwaardig nieuwsbericht uit de VS over mensen bij een meer die bang waren voor de bacteriën die daar door fracking in terechtkwamen. De link met Groningen was zo gelegd en alles wat er verder in het boek gebeurt, raakt aan maatschappelijke kwesties die me bezighouden. Zo gaat het meestal, trouwens. Hoe bizar het verhaal ook wordt, het is bij mij uiteindelijk toch altijd een reflectie op onze huidige samenleving.”

Welk karakter ligt het dichtst bij jezelf en welke vond je juist moeilijk om overtuigend te schrijven?

“Ik heb bewust geprobeerd niet te veel van mezelf in één specifiek karakter te leggen. Ik deel natuurlijk wel veel met de hoofdpersoon Homme Olivier. Dat is ook een blanke man van in de veertig uit Noord-Nederland. En we zijn allebei nog met een verpleegkundige getrouwd ook. Maar er zijn ook karaktertrekken van Homme waarvan ik hoop dat ze bij mij niet zo sterk aanwezig zijn. Ik denk dat Homme me juist daarom ook het meeste moeite heeft gekost. Ik wilde er geen ijdele, opportunistische politicus van maken, maar ook geen held die in elke situatie zou doen wat ik persoonlijk de beste keuze zou vinden.”

In welke delen van de wereldbouw (politiek, medisch, media, militair, dorps) heb je je moeten verdiepen voor dit verhaal en welke komen rechtstreeks uit persoonlijke ervaring?

“Bij het meeste kon ik gelukkig putten uit eigen ervaring of waarneming. Dat leek me, zeker bij een debuut, ook het verstandigste. Write what you know. Ik ben jaren politiek verslaggever geweest dus dat hielp me wel bij het politieke deel. En veel van wat er in Hilversum gebeurt is een uitvergroting van wat ik in mijn jaren bij de NOS heb meegemaakt. Voor het specifiek bacteriologische deel heb ik me wel laten bijpraten en rondleiden door een microbioloog in het UMCG in Groningen. Als noorderling hoefde ik voor het uitzoeken van het decor van de actie in Friesland en Groningen verder niet heel veel extra moeite te doen.”

Sluit Quarantaine aan bij jouw verwachting van hoe Nederland zou omgaan met een crisis of zijn er elementen die je in je werk bewust genegeerd hebt?

“Het blijft een roman, dus het bedenken van een zo aantrekkelijk mogelijk plot heeft voorop gestaan. Maar ik denk dat een plot pas echt pakkend wordt als je erin kunt geloven, dus het heeft toch ook iets van een gedachte-experiment voor zo’n extreme situatie. Ik hoop wel dat we als gemeenschap tot een betere respons zouden kunnen komen dan ik heb beschreven in het boek. Maar ik durf daar niet op te rekenen.”

Ben je tevreden over je einde?

“Ik hoop maar dat je doelt op het slot van de roman en ja, volgens mij komen daar de verschillende verhaallijnen wel op een prettige, logische en toch verrassende manier samen.”

Was je schrijfproces voor dit boek anders dan voor je korte verhalen?

“Absoluut. Een kort verhaal heeft weliswaar een structuur, maar je kunt het je veroorloven om een eerste versie zonder plan te schrijven en het resultaat als een soort grondstof voor je uiteindelijke verhaal te gebruiken. Als je dat bij een roman doet, ben je wel erg met je krachten aan het smijten. Dus voordat ik de eerste versie van Quarantaine schreef, had ik een planning op hoofdstukniveau uitgewerkt. Daar ben ik wel wat van afgeweken als het verhaal erom vroeg, maar ik denk dat tachtig tot negentig procent van het boek nog te herkennen is in die eerste planning.”

Over welke hoofdstuk ben je het meest tevreden?

“Dat is lastig om te zeggen. Sommige hoofdstukken zijn me bijgebleven omdat ze relatief makkelijk tot stand kwamen, compleet met passende beeldspraak en dialogen. Daar zijn passages bij die ik met enige verwondering kan teruglezen, bijna alsof ze door een ander zijn geschreven. Bijvoorbeeld het hoofdstuk waarin de journaliste Karin Werkman met de nieuwe premier botst. Maar er zijn ook hoofdstukken die ik zo intensief heb geredigeerd, net zolang tot ik ze goed vond, dat ik daar juist een soort ambachtelijke tevredenheid bij voel. De actiescenes in het eerste deel van het boek horen daarbij.”

Je gebruikt voor de ‘zombies’ de omschrijving dodelingen, smoorders en mantelmensen. De eerste is duidelijk en de laatste uitgelegd. Hoe kom je bij smoorders?

“Typerend voor deze besmette gevallen is dat ze nog onbesmette mensen in een soort omarming vastklemmen, tot ze niet meer kunnen ademen. Vandaar.”

Wat heb je met blauwe overalls?

“Haha, geen idee. Ik ben me er niet van bewust dat ik zoveel blauwe overalls in mijn boek heb opgevoerd, maar blijkbaar zijn dat er meer dan gemiddeld.”

Wat vind je van het actuele Nederlandstalige aanbod aan fantastische boeken?

“Voor een echte liefhebber is er nooit genoeg, natuurlijk. Ik zou het geweldig vinden als er in Nederland of Vlaanderen een N.K. Jemisin opstaat om het genre op te schudden. Engelstalige schrijvers lees ik zelf in het Engels, maar ik krijg wel mee dat het hier steeds lastiger wordt om vertalingen van echt grote auteurs op een commerciële basis uit te blijven geven. Dat is een negatieve ontwikkeling, want je leert ook schrijven door veel te lezen. En daar heb je de beste voorbeelden bij nodig.”

Zien we de karakters in een volgend verhaal terug? Waar ben je momenteel mee bezig?

“De roman waar ik nu aan werk, is een thriller die zich afspeelt in het parallelle Nederland dat ook in Quarantaine voorkomt, maar dan iets eerder in de tijd. De hoofdpersonen zijn nieuw, maar ik sluit een cameo van bepaalde figuren uit Quarantaine niet uit.”

We kijken er naar uit!

Alice Jouanno, met medewerking van Luitingh-Sijthoff.

Junior Monsterboek 7

Junior Monsterboek 7.jpg

Junior Monsterboek 7 (JHO)
Uitgeverij Kramat BVBA, Westerlo, Junior Kramat
271 pagina’s; prijs 14,95
Omslag: Bart Mertens
Illustraties: Bart Mertens

Dit is alweer de zevende editie van het ‘Junior Monsterboek’ van Kramat en voor mij een jaarlijks terugkerend feest waar ik al veel plezier aan heb beleefd. De zes voorgangers heb ik allemaal via de bibliotheek tot mij genomen, maar ik vond het tijd er eens een recensie aan te wijden en tot mijn verrassing en blijdschap kreeg ik een exemplaar toegestuurd. Je kunt niet meteen alles uit je handen laten vallen als zo’n boek binnenkomt. Je hebt verplichtingen tegenover eerder binnengekomen boeken. Die moeten natuurlijk eerst. Aan de ene kant was het een gelukkige (hoewel…) omstandigheid dat ik een aantal weken door ziekte was uitgeschakeld was, waardoor ik wel kon lezen, maar niet in staat was om recensies te schrijven. Dat stapelde enorm op natuurlijk en momenteel ben ik dus bezig de achterstand in te halen. Ik was er twaalf achter met schrijven en nu, na dit Junior Monsterboek, zijn het er nog vijf. Er begint dus een beetje schot in te komen.

Terug dus naar het boek. Deze zevende editie is de Halloween-editie en het is regel bij deze jaarlijkse bundel dat er een verhalenwedstrijd aan vasthangt waarbij jongeren van tussen de tien en zeventien jaar gruwelverhalen in mogen zenden. De winnaar wordt in het eerstvolgende Monsterboek geplaatst. Dit jaar is de wedstrijd gewonnen door de twaalfjarige Hanne Goorickx met ‘Verbond met de duivel’. Dat is nogal een prestatie, want vorig jaar was ze ook al de winnaar. Dat wordt dus een hele grote denk ik en waarschijnlijk kunnen we nog veel meer van haar verwachten. Verder zijn er verhalen van gerenommeerde griezelcoryfeeën als: Ronald Verheyen, Rob Baetens, Karel Smolders, Johan Deseyn, Nico de Braeckeleer, Bart Mertens, Marina Defauw, Tamara Geraeds, Tim Bergs & Kris van der Sande en niet te vergeten: Marie Uiterwijk. Nico de Braeckeleer schreef samen met zijn dochters Liese (14) en Lina (12) het verhaal ‘De Halloweenclown’. Het moet voor een vader geweldig aanvoelen dat de dochters in zijn voetsporen treden en misschien komen we later nog eens soloverhalen van beiden tegen. We zullen het zien.

Verder ga ik niet veel, of liever gezegd: niet heel erg veel vertellen over de verhalen. Het lijkt me veel leuker als jullie dat zelf doen en ik niet de lol ga verpesten door van alles te verklappen. Wat ik wel ga doen is een kleine cryptische omschrijving van elk verhaal geven. Dat maakt het misschien nog aantrekkelijker om deze bundel aan te schaffen en te verslinden. Johan Verheyen… nooit, maar dan ook nooit! Rob Baeten… is al voor de zevende keer in het Junior Monsterboek. Geen introductie nodig natuurlijk. Karel Smolders. Ook al voor de zevende keer. Maar… een rechtstreekse app naar de hel… Hoe ontkom je daaraan? Johan Deseyn… volwassen gruwel in een jongerenjasje. Familie de Braeckeleer… ouija, o ja gevaarlijk! Bart Mertens… gruwelijke tekeningen, gruwelijke Krimpkop. Marina Defauw… als je van rook bent… verwaai je dan ook? Tamara Geraeds…je vader is een gluiperd? Tom Bergs & Kris van der Sande… gulzigheid… niet alleen slecht voor je tanden. Marie Uiterwijk… als je naar een pompoen vernoemd bent! Hanne Goorickx… zijn dromen bedrog?

Met deze zevende bundel heb ik me weer prima vermaakt. Wat mij betreft mag Junior Monsterboek 8 weer doorkomen, maar ik vrees dat we er nog vele slapeloze nachten naar zullen moeten smachten.

Jos Lexmond

Lux. Het geheimzinnige licht – Jesse Stael

Lux.jpg

Lux. Het geheimzinnige licht – Jesse Stael (JSF)
Veltman Uitgevers, Utrecht (2019)
207 pagina’s; prijs 15,00
Omslag: Fenatic, Oostwold/Shutterstock

Dit verhaal heeft een behoorlijke groot E.T.-gehalte. Deze eerste zin teruglezend besef ik ineens dat voor het publiek waar dit boek bestemd voor is, namelijk twaalfjarigen, E.T. helemaal geen bekende zal zijn. De film van Steven Spielberg en het boek naar de film van Kotzwinkle stammen al weer uit 1982. Als je nu twaalf jaar oud bent, dan ben je geboren in 2007 en was het bij je geboorte al vijfentwintig jaar geleden dat de film een wereldwijde hit was. Een complete generatie zit er dus tussen de liefhebbers van toen en de twaalfjarigen van nu. Ik ga er wel van uit dat er een aantal tussen zitten die de film wel gezien zullen hebben, maar het gros waarschijnlijk niet en dat voelt waarschijnlijk toch als een gemis. Niet voor de kinderen natuurlijk, maar voor mij voelt dat wel zo aan. Misschien… als jouw twaalfjarige dit een heel leuk boek vindt, is het een goed idee eens op zoek te gaan naar de film. Als je nog in het bezit bent van een DVD-speler, dan is er vast wel ergens in een kringloop een exemplaar op de kop te tikken voor een prikkie en anders is ie waarschijnlijk best wel bij een Netflix of vergelijkbaar te vinden.

Waar gaat het verhaal over? Wel… op een hete zomeravond in 2003 ziet de 12-jarige Ben Sickafoose een geheimzinnig licht uit de hemel komen. Dat zal zijn en het leven van zijn vriendin Lindsay voor altijd veranderen. Het helder wit-felle licht over Solsbury Hill en de velden van boer Ortiz, waar de grote witte windmolens stonden, bereikte Blue Ridge Forest om vervolgens achter de toppen van de naaldbomen te verdwijnen. Wat was het? Een UFO, een meteoor, een vuurbal? Het kan allemaal.

Lindsay woont in het laatste huis van dezelfde straat als Ben. Een paar jaar geleden kreeg haar vader een baan aangeboden en verhuisden Lindsay en haar familie van de oostkust naar Bens kleine dorpje. Ben en Lindsay werden meteen vrienden. Maar alles veranderde toen de vader van Lindsay zijn baan verloor en aan het drinken sloeg. Haar moeder sappelde met drie baantjes om de kost te verdienen voor het gezin en kwam om het leven toen ze na een werkdag van achttien uur overstak zonder uit te kijken en door een grote vrachtauto werd aangereden. Ze was op slag dood. Lindsay en Ben gaan samen op onderzoek uit en stuiten op een wezentje dat over onvermoede krachten beschikt. Het is het begin van allerlei avonturen met, zoals ik al eerder meldde, een zeer hoog E.T.-gehalte. Leuk verhaal dat zeer vlot wegleest, niet in de laatste plaats door de vrij grote regelafstand. Het vrij lieve verhaal krijgt op een gegeven moment toch nog wel een scherp randje, waarbij kindermishandeling (en misschien ook nog wel erger) om de hoek komt kijken. Dat geeft het verhaal meer diepgang, wat ik niet verwachtte. Dat maakt het ook wel een aanrader.

Jesse Stael werd geboren in 1988 in Zutphen en verhuisde op elfjarige leeftijd naar Italië. De hete zomers aan het Lago Maggiore inspireerden hem tot het schrijven van Lux. In de Zutphense Koerier zegt Jesse: “Ik ben nu zelf vader van een prachtige zoon en ik ben me maar al te goed gaan realiseren dat de wereld van kinderen en tieners niet zo veilig is als we onszelf soms doen geloven. Er is een hele andere wereld waar wij als volwassenen niks of weinig vanaf weten. Soms is die wereld beangstigend en intimiderend en heb je elkaar hard nodig om je er doorheen te slaan.”
Dit gegeven komt heel erg mooi terug in het verhaal van Ben en Lindsay.

Jos Lexmond

Jack Vance – Spelevaren op Grote Planeet

Spelevaren.jpg

Jack Vance – Spelevaren op Grote Planeet (SF) – 198p.
(Showboat World – Space Stories, Pyramid Books, New York (1975))
Spatterlight, Amstelveen (2019) € 14,71
Het Verzameld Werk van Jack Vance 5
Vertaling: Pon Ruiter (herzien)
Omslag: Howard Kistler/Marcel Laverdet
Kaart: Christopher Wood
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Mijn lijst met ‘Nog te lezen’ boeken is mijlenlang en bestaat voor een groot gedeelte uit Engelstalige titels, waarvan mijn hoop dat ze ooit nog eens vertaald gaan worden, tot nul gereduceerd is. Dan heb ik het bijvoorbeeld over de boeken van Jack McDevitt, Alaistair Reynolds, Peter F. Hamilton en ga zo maar door. Ik hoor u al zeggen: nou… dan lees je ze gewoon toch in het Engels. Ha… ja, als het zo simpel was. Sommige schrijvers zijn redelijk makkelijk te lezen in het Engels zoals Orson Scott Card en Allan Steele (Coyote), maar ik ben meermalen jammerlijk gestrand bij Alastair Reynolds. Dat komt doordat, ik geef het ruiterlijk toe, ik te beroerd (lees lui) was om bepaalde begrippen op te zoeken en dan vastliep omdat ik op een gegeven moment geen flauw idee meer had waar het over ging. Ik heb dik veertig jaar bij een Amerikaans bedrijf als systeembeheerder gewerkt waar de voertaal Engels was. Handleidingen en communicatie waren allemaal in het Engels, dus ik kan me aardig redden. Maar technisch Engels is toch heel wat anders dan het lezen van Engelse romans. Het lezen ging ook maar op de helft van de snelheid dan in het Nederlands, dus heb ik me uiteindelijk maar neergelegd bij het feit dat ik er waarschijnlijk nooit genoeg geduld voor op zou kunnen brengen. Dat brengt ons dan op de lijst ‘Nog eens te lezen’ boeken. Deze bestaat uiteraard uit enkel en alleen Nederlandstalige titels en overtreft in lengte die van ‘Nog te lezen’. Wat staat daar allemaal op: alles van Asimov, Aldiss, Vinge, Eric Frank Russell, Simak, Sheckley, Harrison en ga zo ook maar nog even door. Die heb ik allemaal in de kast staan, maar daar komt het nu niet van. Recenseren houdt me meer dan bezig en zodoende kom je dus nergens anders meer aan toe.

Ik mag me dus gelukkig prijzen dat Spatterlight alles van Jack Vance (die dus ook op mijn ‘Nog eens te lezen’ lijstje staan) opnieuw aan het uitgeven is, zodat ik ze via de recensieboeken weer tot mij kan nemen.
Zo ook ‘Spelevaren op Grote Planeet’. Ik las dat voor het eerst in de uitgave van Scala uit 1976 en heb het daarna nog verschillende malen verslonden, waarna het daarna zeker een jaar of dertig uit het zicht raakte. Tot nu toe. En weer raakte ik in vervoering. Ik wist nog hoe het afliep, althans hoe de wedstrijd in Mornune verliep en afliep, wat al een giller was. Maar de reis ernaartoe, met de streken van Appolon Zamp en de poets en wederpoets van Garth Ashgale, waarbij ze elkaar de wind uit de zeilen namen, letterlijk en figuurlijk, waren meesterlijk en leiden onverandert weer tot een steelse grinnik en gesis van verbazing mijnerzijds. Openlijk waren beide heren beleefd tegen elkaar, dronken samen het een en ander en keuvelden wat, maar uit elkaars zicht probeerden ze elkaar het leven zuur te maken en het optreden met hun circusboten te beletten of in ieder geval te verstoren. En daar gingen ze ver in… heel erg ver.
Langs de oevers van de rivier de Vissel, waarlangs de circusboten heen en weer varen, wonen zoveel verschillende volken in evenveel verschillende dorpen en stadjes. Het lijkt haast te veel. In de rivierindex staan hun eigenaardigheden beschreven en aan de hand daarvan maakte Apollon Zamp de afweging aan te leggen, of niet, en paste hun voorstelling daarop aan. Hij is onderweg naar voornoemd Mornune op uitnodiging van koning Waldemar voor deelname aan het Grote Festival. Het wordt een lange en enerverende reis.

Jack Vance heeft met ‘Spelevaren op Grote Planeet’ een boek geschreven dat bol staat van de amusante gebeurtenissen. Jammer dat hij maar twee boeken gesitueerd heeft op Grote Planeet. Ik weet niet of er nog korte verhalen zijn die op Grote Planeet gesitueerd zijn, maar ik denk het niet. Het was in ieder geval een uitstekende plek om zijn ongebreidelde fantasie op te kunnen botvieren. ‘Spelevaren op Grote Planeet’, doen!!! Het is Genieten. Inderdaad… met een grote G.

Jos Lexmond

De Spooktoren – Kier Graff

Spooktoren.jpg

De Spooktoren – Kier Graff (JSP)
Van Holkema & Warendorf, Houten (2018)
255 pagina’s; prijs 14,99
Oorspr.: The Phantom Tower (G.P. Putnam’s Sons (2018))
Vertaling: Esther Ottens
Omslag: Caren Limpens

Als ik in de toekomst van verschijnland reis, zie ik duizenden titels voorbijkomen. Hoe onderscheid je dan de fantastische lectuur van de andere fictie? Dat is niet altijd even gemakkelijk. Meestal staat er wel een korte omschrijving waar je dan soms wel iets mee kan, maar soms ook weer helemaal niets. Dan ben je verplicht verder te zoeken en kom je nogal eens in het buitenland terecht. Een van mijn vaste sites die ik dan bezoek voor meer informatie is www.fantasticfiction.com. Hier is heel erg veel info te vinden over Engelstalige auteurs en boeken. Aangezien die soms wel heel erg ver vooruit zijn ten opzichte van ons qua uitgeven, vind ik daar nogal wat informatie dat me helpt in het besluiten of iets fantastisch is of niet.

In het geval van ‘De spooktoren’ was dat helemaal niet nodig. Samen met de korte omschrijving had ik al heel snel besloten dat dit boek fantastisch was en had het een vreemde aantrekkingskracht op me. Het komt een heel enkele keer voor dat een boek niet is wat je ervan verwachtte, maar daar was hier geen sprake van. Het verhaal pakte me vanaf bladzijde een.
Waar gaat het over? Malachy en Colm zijn tweelingbroers van twaalf jaar oud en verhuizen van Dallas naar Chicago om ter gaan wonen in Woontoren Brunhilde, een statig gebouw uit 1930. Hun vader is twee jaar eerder gestorven en hun moeder besloot om te verhuizen zonder met de broers te overleggen. Het was gewoon een mededeling op een dag. Ze had ander werk gevonden in Chicago en half augustus zouden ze vertrekken. Colm praat nog steeds met zijn vader, weliswaar in zijn hoofd waarbij hij zelf de antwoorden verzint op de vragen die hij stelt. Hij is bang te vergeten hoe zijn stem klonk. Met een auto volgeladen met spullen en tweelingbroers die elkaars armen bont en blauw stompen tijdens de reis, komen ze uiteindelijk tegen de avond aan bij hun nieuwe thuis. De lift in het gebouw van zeventien verdiepingen heeft geen knopje dertien. Er is dus geen dertiende verdieping. Maar direct na een rit met de lift beseft Colm dat hij een knopje dertien gezien heeft, maar als hij terugrent en de lift opnieuw oproept is knopje dertien weer weg. Een bejaarde buurvrouw (prinses Veronica Margareta van Syldavië) waarschuwt de tweeling dat je tussen de middag maar beter niet in gebouw kan rondlopen, zonder te zeggen waarom. Als op een dag knopje dertien in de lift weer verschijnt, nemen de jongens de kans te baat en drukken op het knopje voor de dertiende verdieping. Daar aangekomen lijkt het halletje precies op het halletje van etage veertien, waar zij wonen, maar ergens is het anders, het voelt ook anders. De vogels op de ingelijste tekeningen aan de muur lijken telkens anders te zitten ook al zien ze ze niet bewegen. Mal en Colm maken dat ze wegkomen, maar het kwaad is geschied. Nieuwsgierigheid valt niet te bedwingen. De toren van de dertiende verdieping lijkt een andere toren te zijn die vastgeroest zit in de tijd. Het zit vol met vroegere bewoners, dood, levend, of iets daartussen in.
Ik heb me prima vermaakt met dit verhaal en, hoewel het een afgerond verhaal is, hoop ik, tegen beter weten in, nog steeds dat er ooit een vervolg op komt. Net nog even gekeken op Fantastic Fiction, maar nee… geen sprake van. Maar… je weet het tenslotte maar nooit. Absoluut een leuke en spannende aanrader voor twaalf- tot veertienjarigen, maar stiekem ook nog wel heel erg leuk voor een zestiger.

Jos Lexmond

Online magazine 2.3.74 nummer 3

Het online magazine 2.3.74 van Uitgeverij Lebowski verscheen vorig jaar voor het eerst. Inmiddels is er een derde nummer vol ‘grounded SF’ verschenen, met Engelstalige verhalen van Joost Devriesere, Roderick Leeuwenhart, Simone Atangana Bekono, Bertram Koeleman en Rob van Essen.

Weer te lezen op https://www.magazine2374.com/.

De Zwijgende Aarde

Revolte.jpg

Revolte – Jorrit de Klerk (SF)
De Zwijgende Aarde, deel 1
Quasis Uitgevers (2019)
183 pagina’s; prijs 15,00
Omslag: Loek Weijts
ISBN 978-94-92099-39-6

Voor informatie over toekomstige uitgaven hoef ik niet altijd naar de toekomst te reizen. Soms haal je het ook gewoon op Facebook. Zo las ik daar ook voor het eerst over ‘De Zwijgende Aarde’. Het was al maanden geleden, wanneer precies weet ik niet meer. Maar ik was meteen dolenthousiast. Zoiets zie je niet vaak. Niet in het Engelse taalgebied en al helemaal niet in het Nederlandse. Natuurlijk hebben we al een tijdje het Ziltpunk Universum van Jaap en Tais, waar steeds meer mensen in schrijven, maar dit is toch weer heel wat anders. De meeste voorbeelden van mensen die in een gemeenschappelijk universum schrijven, vind je meer als een postuum eerbetoon. Zo herinner ik me ‘De Stervende Aarde’, waarin meer dan bekende internationale schrijvers een verhaal schreven in het universum van de ‘Stervende Aarde’ van Jack Vance. ‘Songs of the Dying Earth’ heette het, waarin tweeëntwintig auteurs als George R.R. Martin, Robert Silverberg, Dan Simmons, Tanith Lee en ga zo maar door een eerbetoon brachten aan Jack Vance. Geen kleine jongens en meisjes dus.

Maar genoeg hierover. Laten we ons concentreren op ‘De Zwijgende Aarde’. Jorrit de Klerk mocht het spits afbijten met: ‘Revolte’. Het is zijn debuut als romanschrijver. Ik heb Fandata er maar eens op nageslagen, waarin acht verhalen achter zijn naam opgetekend staan, waarvan de eerste (Urbem a machina) in 2014 verscheen. Het is de vraag of Fandata compleet is wat zijn verhalen betreft. Er komen nogal wat bundels uit tegenwoordig waar wij wat later (soms veel later) pas de hand op kunnen leggen en die dan pas opgenomen worden. Dus je weet maar nooit.

Terug maar weer naar: ‘Revolte’. Het verhaal speelt zich af rond het jaar 2300. Schat ik in ieder geval. De Ichor, het vrijschip van Freddy, een Mitsubishi-Sauber IX , is gebouwd in 2265. En dat is het enige jaartal dat genoemd wordt in dit boek. De VAHA (Vrije Algemene Handelsorganisatie Aarde), wat duidelijk zijn wortels in de VOC heeft, maakt onder andere het verhaal heerlijk Nederlands. Bravo, mag ik wel zeggen. Je hoeft nooit je wortels te ontkennen. Net als de VOC in haar tijd maakt de VAHA zich ook schuldig aan louche praktijken en zelfs een vorm van slavernij mag je ze wel toekennen in hun praktijken in de asteroïdengordel. Raik Minnema, Fries van geboorte en opgeleid aan Universiteit van Brabant met een specialisatie in de logistiek aan Nijenrode, staat op het punt toe te treden tot het management team van de Vesta kolonie in de asteroïdengordel. Eigenlijk was het niet de bedoeling, maar tijdens een avondje stappen, voordat hij zijn werk om 06.00 uur zal beginnen, gaat hij zich nogal te buiten aan drank en wordt hij de volgende dag geconfronteerd met een gigantische kater. Maar ook met het probleem van een opstand van achtergestelde en onderdrukte mijnwerkers en andere arbeiders. Uiteindelijk lijkt hij de enige te zijn van het management die nog in leven is en begint zijn moeilijke taak om alles bij elkaar en draaiende te houden.
Verder ga ik niet in op het verhaal. Ik weet zeker dat jullie dit allemaal zelf willen lezen en genieten en dan niet gehinderd willen worden door voorkennis.
Mijn hoge verwachtingen hebben in ieder geval niet geleid tot teleurstelling. Het lijkt erop dat het verhaal met een gemak verteld wordt, maar als je dan het dankwoord van Jorrit achterin leest, lijkt het er toch op dat het proces bloed, zweet en tranen gekost heeft. Het resultaat is een prima, spannend en onderhoudend verhaal met een fijne en onvoorspelbare bitch als een van de hoofdpersonen, waar we waarschijnlijk nog veel plezier aan gaan beleven.
Jammer dat het nu wachten is tot mei. Dan verschijnt Roest van Jasper Polane. In juli Titanium van Mara van Ness, in september Tweeleed van Django Mathijssen & Anaïd Haen, en tot slot in november IJsbrekers van Johan Klein Haneveld. Het wordt waarschijnlijk veel wachten en smachten en bij tijd en wijle genieten dit jaar.

Jos Lexmond