Enigma. Het geheim van de Kraken

Enigma.jpg

Enigma. Het geheim van de Kraken – Guido Eekhaut (YSF)
Clavis Uitgeverij, Hasselt – Amsterdam – New York (2019)
Young Adult
284 pagina’s; prijs 17.95
Omslag: Studio Clavis

Guido Eekhaut heeft al een indrukwekkende palmares en daar voegt hij nu zijn eerste Young Adult SF roman aan toe. Hij schrijft voornamelijk voor volwassen, maar er is zelfs een Vlaams Filmpje (‘Het schip Charon’), dus jeugd, van zijn hand. Hij is een alleskunner. SF, Fantasy, Horror en zelfs maakte hij uitstapjes in het non fantastische thriller genre. Zijn roman ‘Absinth’ werd bekroond met de Hercule Poirot prijs en even dacht ik dat we hem verloren waren voor het fantastische verhaal. Maar gelukkig kruipt het bloed waar het niet gaan kan en kwam dit jaar ‘Enigma. Het geheim van de Kraken’ verrassend op de markt.

‘Enigma. Het jaar van de Kraken’ is een visionaire roman over de toekomst van de mensheid. Diezelfde mensheid lijkt aan het einde van haar mogelijkheden te raken. Aarde is vol, vies en de er heerst aan alles gebrek, maar vooral aan voedsel en toekomstperspectieven. Overal in het zonnestelsel zijn nederzettingen met, in verhouding, mondjesmaat mensen en meer Turing. Turing zijn kunstmatige mensen, ofwel humanoïde robots, die de touwtjes in handen lijken te hebben en de toekomst van de mensen sturen. De mensen hebben de grenzen van het zonnestelsel bereikt en lopen tegen de onmetelijke leegte aan die de het zonnestelsel scheidt van het volgende zonnestelsel. Er lijkt geen mogelijkheid voor de mensheid om de gigantische stap te doen naar volgende bewoonbare en vooral leefbare werelden die er ongetwijfeld zullen zijn. Het lijkt alsof de ontwikkeling van de mensheid tot een stop komt. In deze situatie leeft Britt, een vijftienjarig meisje, dat op Titan (de grootste maan van Saturnus), woont. Ze leeft daar samen met enkele duizenden vrouwen en tien keer zoveel Turing. Titan is groter dan Mercurius en is de enige maan in het zonnestelsel met een dichte atmosfeer. De zwaartekracht is er ongeveer één zevende van die van de Aarde. De oppervlakte van Titan ligt bezaaid met grote brokken van koolwaterstof, en een kilometer onder het oppervlak liggen enorme meren van vloeibaar methaan.
Django is een belangrijke Turing. Hij is verantwoordelijk is voor de communicatie met andere kolonies. En nog voor meer dingen, maar Britt weet niet precies wat. Morgen zal Django Britt meenemen voor de jacht op de Kraken die de methaanmeren van Titan bevolken. Het is het begin van een avontuur dat zijn weerga niet kent en Britt weet nog niet hoe belangrijk ze zal zijn voor de toekomst van de mensheid.

Ik heb Britt’s belevenissen welhaast ademloos gelezen. Er is zoveel meer te vertellen over het verhaal en ik heb er meer dan moeite mee om niet verder uit de school te klappen. Ik ga er dan ook verder mijn mond over houden. Ik wens een ieder dezelfde geweldige leeservaring die ik had. Wat ik tot nu toe verteld heb, is niet meer dan een samenvatting van de eerste pagina’s en de achterflap en de rest van het boek mag en MOET je zelf ontdekken.

Nergens werd de illusie gewekt, of een hint gegeven, dat er nog een vervolg op ‘Enigma. Het geheim van de Kraken’ komt, maar ergens heb ik toch het idee dat het verhaal zo niet af mag lopen en eindigen. Ik moet steeds meer op mijn tong bijten en mijn vingers in bedwang houden om er niet meer over te zeggen, dus ik houd er nu absoluut mee op voordat ik veel te veel vertel.
‘Enigma’ is verplicht leesvoer voor elke zich respecterende Nederlandse en Vlaamse SF liefhebber, Young Adult zijnde ofwel volwassen. Het zou zeker niet misstaan dit verhaal te vertalen en in het buitenland uit te brengen. Het is smullen, de vingers aflikken en het smaakt absoluut naar meer.

Jos Lexmond

Govert naar de grenzen van het heelal, NPO2

Wetenschapsjournalist Govert Schilling was twaalf jaar oud toen hij de eerste stap op de Maan op tv zag. Sindsdien is hij in de ban van de kosmos.

Vanaf dinsdag 14 mei wordt zijn zesdelige tv-serie Govert naar de grenzen van het heelal op NPO2 uitgezonden.

Aflevering 1 (dinsdag 14 mei): Als de hemel valt
Aflevering 2 (dinsdag 21 mei): Wij zijn sterrenstof
Aflevering 3 (dinsdag 28 mei): Onze toekomst op Mars?
Aflevering 4 (dinsdag 4 juni): Zijn wij alleen?
Aflevering 5 (dinsdag 11 juni): Terug naar de oerknal
Aflevering 6 (dinsdag 18 juni): De erfenis van de maanlanding

Govert naar de grenzen van het heelal, NPO2, dinsdags om 21u15.

1000 Nachten – Sophia Drenth

1000 nachten.jpg

1000 Nachten – Sophia Drenth (HO)
Onderdeel van: Bloedwetten
Staaldruk Uitgevers (2019)
267 pagina’s; prijs 19,95
Omslag: Maurice Evan/Anna Goguadze
ISBN 978-90-8299-160-4

Toen de bolletjesenveloppe met ‘1000 Nachten’, hierna Madame genoemd, door de brievenbus viel, hoorde ik gemompel (of gemopper) en gesis, alsof er een kwade slang met moordneigingen inzat. Wijs geworden door eerdere verhalen over Madame liet ik haar nog maar even in de enveloppe zitten om af te koelen. Wat later haalde ik haar daar uit en merkte niet meer van het eerder gemaakte leven. Wist ik veel dat ze dood was. Ik legde het boek onder de stapel met recensieboeken die ik nog te lezen had. Ik lees de boeken altijd op volgorde van binnenkomst en dacht er verder niet meer aan. Elke dag rond middernacht rond ik mijn werkzaamheden (meestal aan Fandata) af, schenk mezelf een goede borrel in en ga er eens goed voor zitten. Ik lees dan nog een uur of twee, genietend van de stilte en de rust om me heen. Ik was nog maar een hoofdstuk verwijderd van het einde van ‘Eeuwig leven’ van Jack Vance. Het boek had ik zojuist opengeslagen op de plaats van de bladwijzer, toen ik een gerucht hoorde. Het kwam van de stapel recensieboeken onder de tafel. Ik kon mijn ogen niet geloven. Madame was zich bezig een weg te banen naar de top van de stapel. Ze schopte een paar jeugd SF boeken aan de kant. Het prachtige prentenboek van Torben Kuhlman vloog van de stapel af. Even bekeek ze de ballethorror met de roze omslag, maar ook die ging minachtend aan de kant. Ze worstelde zich onder de dikke Pouw uit en nestelde zich er bovenop. ‘Veel kinderboeken, knul’, ze grijnsde haar scherpe hoektanden bloot. ‘De jeugd nog niet ontgroeid, of weer kinds met de kinderen? Het wordt hoog tijd dat je eens een echt boek leest’ en ze klopte zichzelf op de borst. Sprakeloos keek ik haar aan. Na een paar minuten, waarin de stilte loodzwaar tussen ons in hing, zei ze: ‘Niet? Nou lees dan eerst die stoffige Vance maar uit. Ik wacht wel.’ Ze maakte het zich gemakkelijk op ‘De vervloekte roeping’ en ging me aan liggen staren. ‘Heb je trouwens Ben en Jerry’s in huis, knul?’ Ik durfde niet te antwoorden. ‘Tuurlijk niet’, zuchtte ze. ‘Nou… lees dat boek uit en begin dan aan mij en… schiet een beetje op!’ Ik veinsde te lezen, maar kreeg geen letter meer door mijn ogen.

Met dit soort verhaaltjes (maar dan veel leuker) vermaakte Sophia Drenth mij, en velen met mij, vrijwel dagelijks via facebook. Ik wil niet zeggen dat het de bedoeling was, maar ik vond het een briljante marketing strategie. Toen ‘1000 Nachten’ af was buitelden de gegadigden zich over elkaar heen om een exemplaar te bemachtigen. Ik vond de verhaaltjes niet alleen maar grappig en onderhoudend, maar ik vond ze ook een inkijkje geven in het leven van een schrijfster. Soms welhaast wanhopig, soms lyrisch, soms haar twijfels tentoonstellend, waarbij de lezers om hulp gevraagd werd. Vooral toen Madame te groot werd voor een novelle en in haar ogen onhandelbaar (een dikke kont kreeg) waren de berichtjes en verhaaltjes soms meer een vragen om goedkeuring en bevestiging. Vooral het kwetsbare dat ze etaleerde, vond ik prachtig.

Het verhaal. Ik werd totaal niet gehinderd door enige voorkennis over de wereld van de Bloedwetten. Met het schaamrood op de kaken moet ik bekennen nooit eerder een Bloedwetten verhaal, of bronvertelling, te hebben gelezen dan buiten ‘Zwart Hart’ dat in 2016 als (Bloed)Splinter bij Quasis verscheen. Helaas is dat verhaal in de geheugenbrei van mijn hersenen verdwenen. Ik lees nogal veel, vrees ik. Een mens kan ook niet alles onthouden. Ergens was het ook wel fijn geen enkele voorkennis te hebben, want zo kon ik me er onbevangen in werpen.

Zoals de titel al doet vermoeden, speelt ‘1000 Nachten’ zich af in een wereld, waarin ook Sjeherazade haar sprookjes van ‘Duizend-en-een-nacht’ zou kunnen vertellen. De mooiste vrouw van het noordelijk halfrond is op weg naar bruidegom om daar met hem een nieuw leven te beginnen. Ze wordt vergezeld door haar broer Einar, maar voordat ze hun doel bereiken wordt hun karavaan overvallen en valt Katine LaSoeur in handen van een geheimzinnige bloedcultus. Deze cultus, de Ath’vacii voert onder de leiding van de Rah een gruwelijk schikbewind in een grottenstelsel onder de woestijn. Vanaf dat moment voert Rah de regie over Katine’s leven en dood. In een verhaal van totale ontmenselijking weet Katine toch haar menselijkheid te behouden.

Het verhaal pakte me op het moment dat ik Madame beetpakte en mij hand stevig in de holling van haar rug legde. De gruwelijkheden die over je uitgegoten worden en die Katina allemaal moet doorstaan zijn soms welhaast te gruwelijk voor woorden. Maar vooruit… het is niet voor niets horror en horror behoort gruwelijk te zijn. Maar het is niet alleen gruwelijk. De liefde die Katine voelt voor haar broer en later Ya’sin maken dat liefde altijd een stap verder kan voeren dan dat je het op dat moment voelt. Het verdiept meer dan je in een dagelijks leven zou kunnen voelen, denk ik.

Ik heb genoten van de capriolen van Madame, zoals Sophia het me toewenste in haar opdracht aan mij en er is maar één ding te klagen over Madame… haar achterwerk had gerust nog wel wat dikker gemogen. Ik ga zeker de andere Bloedwetten verhalen tot mij nemen, maar eerst moet ik me nog even door een groot aantal recensie boeken heen werken. Madame was nogal schaamteloos voorgedrongen, weet u nog wel? Excuses aan de anderen. Ik… ik kon er niets aan doen.

Jos Lexmond

Fictie wordt feit bij Kuipers

Houten Trouw – Jan J.B. Kuipers

Verschijnsel, Mechelen (2018)

244 blz.; € 17.95

Omslagillustratie: Roelof Goudriaan

In Houten trouw verzamelde Jan J.B. Kuipers vijftien verhalen die eerder verspreid in WonderWaan en Ganymedes verschenen. Nu ze zo bij elkaar staan wordt nog zichtbaarder dat het werk van Kuipers een grote consistentie vertoont wat betreft thematiek en vormgeving of verwoording. Alleen de verhalen ‘De brug’ en ‘Paars waas’ wijken wat af; al is de kwaliteit en intensiteit dezelfde, ze hebben een wat andere toon, de eerste als een soort van symbolisme, de tweede als magisch realisme met autobiografische uitstraling. De andere verhalen zijn… Ja, wat is dan die consistentie?
Op de achterflap word ik geciteerd met een eerdere constatering: “De kern van zijn schrijverschap; de kracht van het woord.” En dat is één van de factoren die bijdragen aan die consistentie, want de stijl van Kuipers is altijd mooi en kleurrijk en zorgvuldig. Kuipers gebruikt woorden die al bijna vergeten zijn, zonder daarin te overdrijven. Ze dragen bij aan de kleur. Maar woorden staan nooit alleen, en Kuipers rangschikt ze zorgvuldig in soepele zinnen, leidend naar het uiteindelijke Woord; het verhaal.

Jan J.B. Kuipers is een ontwikkeld man, een historicus die talloze boeken en artikelen over onze geschiedenis heeft geschreven, van Karel de Grote, de VOC, Willem de Zwijger tot allerlei publicaties over de Zeeuwse wateren. Hij kent de mythen, legenden, sagen uit ons verleden en weet dat de werkelijkheid van ons heden het verhaal is dat ons vanuit het verleden wordt verteld, waarbij de zogenaamde feiten soms, in meer of mindere mate, fictie zijn. Uiteindelijk gaan ook al die historische verhalen over mensen, de werkelijkheid van die mensen.
Dit basisthema wordt in het eerste verhaal, ‘Afspraak voor de muren’, meteen op Kuipers’ eigen wijze neergezet; een verhaal dat dient als een statement en daarom kort is. Voor de muren van een belegerde Turkse stad in 1770 ontmoet de legerleider Buguraz, een personage dat we uit eerder werk kennen, de Baron von Münchhausen en vraag hem om hulp. Want bij de Baron, ‘de man van de sterke verhalen en mogelijke heldenfeiten’, is ‘alles mogelijk. Zodra het juiste idee is opgeborreld.’ Zijn ‘fantastisch-narratieve uitstraling zal ongetwijfeld voor een nog grotesker effect zorgen’. Om de stad in te nemen moeten ze feiten en fictie samenbrengen, waarbij zij zich alleen afvragen ‘of ons verlangen naar geboekstaafde daden – naar ons voortbestaan dus – opweegt tegen de berg van leed die wij zullen opwerpen…’

Als de fantastische histories van de Baron von Münchhausen, met het fantastisch-narratieve, zo maakt Kuipers zijn fictie tot feit; de feitelijkheid van het verhaal dat overtuigend wordt verteld. Hij doet dat met veel relativering en humor, met veel kleur, en geregeld bizar. Een opstand tegen een soort Victoriaanse kostschooljuffrouw (‘Gestalte op de heuvel’), de persoonlijke Kruistochten van Sebastiaan van Portugal halverwege de 16de eeuw (‘Sebastiaans oorlog’).
‘Kitesj’, gebaseerd op de legende uit de vroege Russische geschiedenis van de 10de tot 14de eeuw dat in de Edge Zero-bundeling van 2017 terechtkwam, begint prachtig met: ‘In andere versies is soms sprake van jammerend hoorngeloei op de achtergrond, van obsceen bekkengekletter. De zon schijn genadeloos; de vlakten zijn dor, in de verte hurken afgeknotte, okeren bergtoppen. In werkelijkheid was het maar een miezerige affaire, die daad van Fevronja, een onopvallende voltrekking ergens in een afgelegen woud. Het was doodgewone broedermoord. Maar sommigen menen dat de aanleiding toereikend was, en dat deze vuige daad gerechtvaardigd was omdat er veel was te winnen.’ Ja ja, in werkelijkheid!

Ik zou kunnen proberen de verhalen uit deze bundel te analyseren, te typeren, ze te plaatsen in de fantastische literatuur. Ik zou kunnen verduidelijken waarom het titelverhaal het titelverhaal wel moest zijn. Maar opnieuw bladerend in deze bundel realiseer ik me dat ik dat niet een twee drie kan. Ook omdat mijn oog steeds weer valt op passages die ik opnieuw ga lezen en die ik dan wil overtypen om ze met u te delen. Omdat het mooi is, of grappig, of triest. Maar dat is natuurlijk onzinnig, want het is allemaal al uitgetypt en u kunt het allemaal zelf lezen.

Jan J.B. Kuipers doet niet onder voor de Baron von Münchhausen, en geregeld trekt de auteur zichzelf en zijn personages aan de haren omhoog uit het moeras dat de mens steeds weer creëert. En ja, Kuipers is een ontwikkeld man, die al die historische kennis meeneemt bij het schrijven van zijn verhalen, maar het mooie is dat je als lezer al die kennis niet hoeft te hebben, dat het verhaal waar je in meegetrokken wordt, je alle kennis biedt die voor de werkelijkheid van het verhaal nodig is.

Paul van Leeuwenkamp

Verhalen Vertellers

Verhalen-vertellers.jpg

Verhalen Vertellers (DIV)
Uitgeverij Macc, Rijen (2018)
200 pagina’s; prijs 16.95
Omslag: Tais Teng

De afgelopen tijd hebben we al heel wat verhalenbundels langs zien komen. Dit gezegd hebbende en de eerste zin teruglezend, lijkt het of ik daar iets op tegen heb. Integendeel zou ik haast zeggen. Ik ben er dol op. Het is een tijdje wat rustiger geweest met de bundels, maar nu komt de ene na de andere. Leuk al die verhalen van Nederlandse auteurs waarvan de setting steeds origineler wordt. Ook zie je steeds weer nieuwe namen opduiken die met verhalen van hoge kwaliteit komen. Deze bundel… ‘Verhalen Vertellers’ heeft een mooie mix van oude rotten in het vak en jonge Spring in ’t velds en die mix is mooi in evenwicht.

Een ouwe rot (hopelijk mag ik zo oneerbiedig zijn) is natuurlijk Tais Teng. Verhalen van zijn hand verschenen (incl. illustraties) al in de Taptoe van 1981. Wat mij betreft is hij een alleskunner. Hij maakt prachtige omslagen (ook van deze bundel), schrijft prachtige verhalen met een hoog sense of wonder gehalte en heeft zojuist een nieuw Alastor verhaal in de geest van Jack Vance afgeleverd: Phaedra, Alastor 824. Het is weliswaar vooralsnog alleen maar in het Engels verkrijgbaar, maar misschien zit er wel een vertaling in. Daar hopen we dan maar op. Het verhaal in deze bundel Achillis’ keus speelt zich af in 2063 en is duidelijk een waarschijnlijke toekomst die je zo maar aan ziet komen. Het verhaal samen met Roderick Leeuwenhart en Jaap Boekestein is er eentje uit het Ziltpunk genre en weer een juweeltje dat zich dit keer in Deventer afspeelt, Roderick’s huidige woonplaats.
Jaap Boekestein. Ook al een oude rot. Hij debuteerde op 21 jarige leeftijd al in Survival Magazine met ‘De eeuwige cirkel’. Jaap heeft verhalen te vertellen en dit verhaal: ‘Acht miljoen acht minuten kusjes’, is een eentje om in te lijsten. SF natuurlijk, maar Jaap is van alle markten thuis. Horror, Fantasy en uiteraard is hij samen met Tais Teng de uitvinder van het Ziltpunk universum.
Theo Barkel is in eerste instantie natuurlijk uitgever (was ook jarenlang hoofdredacteur van SF-Terra), maar daarnaast ook een verdienstelijk schrijver. Hij etaleert dat laatste hier met: Wedergeboorte. Ook weer SF, waarbij ik de cryptyische opmerking: Jammer dan! plaats. U merkt vanzelf waar dat op slaat.
Karel Smolders mag zachtjesaan wel een Belgische oude rot genoemd worden, Hij mag vooral gezien worden als vaste factor in de Junior Monsterboeken van Kramat. Hij heeft een paar (fantastische) Vlaamse Filmpjes op zijn naam staan, alwaar hij al in 1981 op negentienjarige leeftijd debuteerde. In deze bundel het SF verhaal: ‘Het eerste slachtoffer’.
Johan Klein Haneveld. Nog geen oude rot wat publicatiejaren betreft, maar wel als veelschrijver, die al weet ik hoeveel verhalen en een tiental boeken gepubliceerd heeft. Het lijkt wel of het hem geen enkele moeite kost en ze zo uit de mouw schudt. Hij won de Trek Sagae prijs 2014 en sindsdien is hij niet meer weg te denken uit het Nederlandse SF landschap. Hier het SF (maar ook wel een beetje eng) verhaal: ‘Symbiose’.
Gé Ansems is een schrijver die uit 1948 stamt en al lang aan de weg timmert. Ook hem zou je natuurlijk als oude rot kunnen bestempelen. Een paar fantastische verhalen van hem staan in: 12 pareltjes 1 en de twee ‘Dikke Tot’ boeken en ‘Wanneer de zon terugdraait’, verschenen bij Macc. ‘Michiel en de bever’ was mijn eerste kennismaking met Gé Ansems. Het stamt al uit 1990 en het was zeer genietbaar. Zijn nieuwste roman: ‘Zieleneiland’ is net verschenen, ook weer bij Macc.
Uwe Zietsch schrijft als Susan Schwartz delen in de Duitse SF serie Perry Rhodan. In 2011 verscheen bij Macc, het zich in het Perry Rhodan universum afspelende ‘Quinto-Center’. Hier, ook alweer bij Uitgeverij Macc, zijn de Woudzee kronieken, onder haar eigen naam, in vertaling verschenen. Het verhaal ‘De ware schat’ is een Fantasy verhaal dat in de Woudzee wereld gesitueerd is. Mijn opmerking hier: Draak bekomt draak.
Joke Hartog. Van haar ken ik niets. Dat is ook niet heel erg moeilijk, want ze debuteerde pas in 2018 bij Uitgeverij Macc, met het jeugdboek: ‘Kaori’. Het verhaal in deze bundel: ‘De Verwisseling’ was wat mij betreft zeer de moeite waard. Een grote wisseltruc.
Yvette Hazenbroek kennen we natuurlijk van haar steampunkdebuut: ‘Bay en de Pireanauten’ uit 2018. Ook al verschenen bij Uitgeverij Macc. ‘Het vallende schip’ is een lange hernieuwde kennismaking met dezelfde wereld. En dat is me, opnieuw, meer dan bevallen.

Al met al een gevarieerde bundel, waar ik een aantal heel erg leuke uurtjes mee heb doorgebracht. Uitgeverij Macc is niet meer weg te denken en dus wat mij betreft mag de volgende bundel doorkomen.

Jos Lexmond

Robert E. Howard – Conan. Het uur van de draak

Uur van de draak.jpg

Robert E. Howard – Conan. Het uur van de draak (HF) – 227p.
Spatterlight, Amstelveen (2019) € 15.70
Oorspronkelijke titel: The Hour of the Dragon (Weird Tales, Vols. 26:6 tot 27:4, december 1935 tot april 1936)
Vertaling: Pon Ruiter (herzien door Pon Ruiter)
Omslagontwerp: Howard Kistler
Omslagillustratie: Dogan Oztel
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Het staat buiten kijf dat ik gek ben op oude dingen. Deze opmerking moet ik natuurlijk wel nuanceren. Ik ben gek op oude dingen en op oude boeken en tijdschriften in het bijzonder. Met als aanvulling: ze moeten natuurlijk wel een fantastische inslag hebben die boeken en tijdschriften. Wel… zo ben ik wel een beetje compleet, denk ik.
Toen ik laatst in de plaatselijke kringloopwinkel de complete reeks (4 delen) van ‘Tijs Wijs. De Torenwachter’ een beeldverhaal (krantenstrip) van Herman Looman en Willy Smit (uitgave van De Telegraaf uit 1940/1941) sprong mijn hart op, maar bleef ik uiterlijk onbewogen. Voor uitgaven van bijna tachtig jaar oud en gedrukt op broos en vergankelijk krantenpapier, zagen ze er nog puik uit. Uiterlijk onbewogen moet je wel blijven, want als ze weten dat je er blij van wordt… dan is de volgende leuk koop zomaar meteen een stuk duurder. Even later vond ik enkele jaargangen van Fix en Fox. Dat was een tijdschrift uit eind jaren vijftig, begin jaren zestig, dat wel een beetje van Donald Duck weg had. Het maakte destijds deel uit van een weekbladenpakket waar mijn vader en ik mee langs de deur gingen, om de wat karige opbrengst van de schoenmakerij te spekken. Al tientallen jaren niet meer gezien. De arme dingen waren geperforeerd en waren in roestige, stoffige en scheefgetrokken ringbanden opgeborgen. Maar ze staan vol met leuke verhaaltjes en dienen aldus weer als bron voor nieuwe opnamen in Fandata. Men blijft bezig.

Waar ik ook blij van word, is van oude wijn in nieuwe zakken. Ofwel van Conan, waarvan onlangs een bloemlezing (zie mijn eerdere recensie) en een complete roman opnieuw het licht zagen. De complete roman: ‘Het uur van de draak’ ligt nu voor me. Het verscheen eerder als: ‘Conan de Barbaar. Het uur van de draak’ in 1982 bij Gradivus. Met meer dan plezier heb ik het weer tot me genomen en ik moet zeggen dat, ondanks het verhaal al bijna vijfentachtig jaar oud is, ik het bijzonder fris en up to date over vond komen. Dat ligt waarschijnlijk mede aan de herziene vertaling van Pon Ruiter, maar ook aan de vertelkunst van Robert Ervin Howard. Het doet absoluut niet onder voor de hedendaagse Heroic Fantasy en misstaat dus niet in je boekenkast. Je mag je ook wel eens afvragen wat voor een productie aan verhalen Howard afgeleverd zou hebben als hij niet zo vroeg (halverwege 1936), op dertig jarige leeftijd, een einde aan zijn leven had gemaakt. Had hij George R.R. Martin naar de kroon gestoken en van Conan en nog groter en meeslepender epos gemaakt dan: ‘Games of Thrones’? We zullen het nooit weten, maar wat ik wel weet is dat Conan levendiger is dan ooit. Nog geen kennis met Conan gemaakt… dan is hier je kans! En dan… dan ‘De Toren van de Olifant’ en dan de andere Conan verhalen opzoeken. Leuk, leuk, leuk!!!

Steeds als het verleden, zoals nu ook, weer zijn kop opsteekt kan ik het niet laten om mijn gedachten te laten gaan over welke series ik nog wel heel erg leuk zou vinden om afgemaakt te zien worden. Daar had ik natuurlijk in de recensie ‘De Toren van de Olifant’ al een beginnetje mee gemaakt, maar hoe langer ik erover nadenk… hoe meer er boven komen drijven. Wat dachten jullie van bijvoorbeeld: De Academy reeks van Jack McDevitt. Alleen het eerste deel vertaald, nog zeven te gaan. Of als we toch bezig zijn: Alex Benedict (ook McDevitt). Helemaal niets van vertaald. Wat te denken van de Coyote reeks van Alan Steele. Niets vertaald, acht delen lang! Hele leuke kolonisatie serie (wel in het Engels gelezen). Peter F. Hamilton: Night’s Dawn… 1 deel vertaald. En verder… kies maar uit. Alastair Reynolds… Revelation Space. Eerste deel slechts vertaald. En de rest?

Ik zou alweer uren door kunnen gaan en dan heb ik het nog niet eens gehad over alle modernere schrijvers die we al die, meer dan twintig jaar, gemist hebben en waarvan ik (waarschijnlijk anderen die wel Engelstalige boeken lezen) geen idee heb van het bestaan. Mooi toch? Dan kan je ze ook niet missen. Nou wat mij betreft is niet weten, wel missen. Er is nog zoveel moois ‘Out There’. Ik ben heel erg benieuwd welke kant Spatterlight op gaat als alles van Jack Vance, waar ik ze de hemel voor in prijs, vertaald of liever hertaald, is. Al mijn hoop is op jullie gevestigd!!!

Jos Lexmond

Aardig is niet goed genoeg

Endrid.jpg

Endrid Erilar – Runenmeester deel 1: Sleutel tot de ondergang; Lars Kuif; bravenewbooks.nl; 416 blz.; niet vermeld, maar 2018; € 25,70

Aardig is niet goed genoeg

En dan bedoel ik aardig in de zin van sympathiek, want het verhaal gaat in een positieve richting en de hoofdpersoon is niet onaardig. Maar het is allemaal wel bekend. Endrid Erilar, zoon van een eenvoudige tabaksverkoper in een Middeleeuws aandoende stad, wordt door tekst (runen) in een onheilspellend visioen gezogen. Daarna wil hij magiër worden, reist met een reisgezelschap door een bos naar een andere stad en wordt daar, ondanks zijn ogenschijnlijk beperkte talent, toegelaten tot de magiërsopleiding. Uiteindelijk helpt hij de wereld te redden van de ondergang en in de toekomst van deel twee schijnt hij bij dat redden een cruciale rol te spelen. Dwergen, elfen, zombies en aan het begin een landkaart.
Natuurlijk doet deze samenvatting het verhaal geen enkel recht, maar verhalen zijn er niet om te worden samengevat, ze zijn er om te worden gelezen. Bovendien zijn er een aantal aspecten aan dit boek die van groter belang zijn.

Het is fascinerend dat mensen dikke fantasyromans schrijven – in dit geval zelfs van meer dan 400 bladzijden, en dat is dan nog maar het eerste deel – zonder dat zij hun talent hebben uitgeprobeerd via kortere teksten, zonder hun schrijfvaardigheid aan te scherpen met publicaties in tijdschriften en verzamelbundels. Deze mensen moeten wel een grote gedrevenheid hebben, want zo’n pil bij elkaar schrijven kost weken, maanden, jaren. Misschien hebben ze een ongefundeerd zelfvertrouwen; een zelfoverschatting waarmee ze pas na het voltooien van het werk worden geconfronteerd, want maar zelden wordt het een commercieel succes. Natuurlijk is er het plezier van het schrijven, de wonderlijke flow van zinnen waarmee je een verhaal in jezelf ontdekt door het in stilte tegen jezelf te vertellen. En dat is precies de indruk die dit eerste deel van Runenmeester wekt: het verhaal dat Lars Kuif tegen zichzelf vertelt. Zijn hoofdpersoon Endrid praat gedurende het verhaal heel veel tégen zichzelf, met aanhalingstekens en al. Maar wanneer je met het resultaat in boekvorm naar buiten wilt treden, gaan andere wetten gelden. Je moet herschrijven en herschrijven en herschrijven. Je moet de confrontatie aangaan met proeflezers en redacteuren. Dat heeft Lars Kuif niet, of in ieder geval veel te weinig gedaan. De formulering is te vaak te onhandig, de omschrijvingen zijn te vaak te omslachtig. De tekst mist intensiteit en overtuiging. Ik heb het uitgelezen, maar geregeld dacht ik: ik wil eigenlijk wat anders gaan lezen. En dat lag niet alleen aan mijzelf.

Endrid Erilar is dus niet het eerste deel van een indrukwekkende fantasyreeks. En dat ligt ook aan de uitgever Brave New Books, die eigenlijk helemaal geen uitgever lijkt te zijn, eerder leverancier van bedrukt papier. De webpagina schreeuwt je toe: “Succesvol je eigen boek schrijven, drukken en uitgeven. Boek uitgeven voor auteurs, ondernemers en professionals. Vanaf 1 exemplaar, grote oplages en e-books. Verkopen via bol.com.” Het stelt dat het met 15.000 auteurs “het grootste self-publishingplatform van de Benelux” is, alsof kwantiteit belangrijker is dan kwaliteit. En het belooft professionele hulp via “de redacteuren en vormgevers van Singel Uitgeverijen”. Dat zijn uitstekende uitgeverijen als Nijgh & Van Ditmar, Querido, De Arbeiderspers, Athenaeum, De Geus en Uitgeverij Q, maar aan Endrid Erilar is niet af te zien dat een van deze uitgeverijen zich met de redactie en vormgeving heeft beziggehouden. Het boek vermeldt ook helemaal niets over redactie of vormgeving. Het lijkt een vrijblijvend aanbod, waar ongetwijfeld stevige prijzen aan verbonden zijn.
Net als bij het bestellen van zo’n online fotoboek vul je dan de gewenste specificaties in – default is: type paperback, formaat middel, omslag afwerking mat, papier crème (romandruk), binnenwerk zwart – vult het aantal bladzijden in, bijvoorbeeld 416, drukt op ‘bereken’ en je weet dat je € 14,42 voor een boek betaalt, bijna € 130 voor 10 boeken en als je er 50 wilt, kost het je € 630.
Wat Brave New Books wel goed lijkt te doen, is het overal online beschikbaar stellen van het boek. Maar dat verkoopt nog geen boek. Tot waar strekt dat succesvolle uitgeven zich uit?

De gedrevenheid van Lars Kuif verdiend meer. Voor hij met volgende delen van Runenmeester aan de slag gaat, zou hij er goed aan doen volop de confrontatie aan te gaan en dit eerste deel fors te herschrijven.

(Paul van Leeuwenkamp)

Dizary; vlot, vrolijk en kleurrijk

Acmala.jpg

Acmala; Johan Klein Haneveld ; Uitgeverij Versa; 2018; 96 blz.; € 12,50; redactie Patrick Berkhof en Johan Klein Haneveld; ontwerp en opmaak Studio Versa, www.studioversa.nl; cover en kaart Patrick Berkhof

Dizary; vlot, vrolijk en kleurrijk

Johan Klein Haneveld timmert luid aan de weg met zijn sciencefictionverhalen. Hij trok de aandacht met zijn fantasy-tweeluik over De Krakenvorst, zal het afsluitende deel van De Zwijgende Aarde schrijven en met Acmala is hij na de bedenker en vormgever Patrick Berkhof, de eerste auteur die de nieuwe fantastische wereld Dizary verkent. Johan zegt daarmee: kom kijken op www.dizary.nl, doe mee en breng deze wereld, net als ik heb gedaan, verder tot leven. Patrick en Johan trekken er op uit om de aandacht te trekken, onder andere naar de Dutch Comic Con en Elfia. En toch, ook al is Patrick Berkhof met zijn tweede Dizary-boek bezig, er wordt te weinig ruchtbaarheid aan gegeven. Misschien volg ik in de hedendaagse overdaad aan nieuwskanalen niet de juiste; er gebeurd in de Nederlandstalige fantastische literatuur ook zo ontzettend véél, maar waarom hebben Jaap Boekestein en Tais Teng hun zilte wereld nog niet verlaten om een bijdrage aan Dizary te leveren, waarom hebben Jasper Polane en Roderick Leeuwenhart nog geen bijdragen aangekondigd?

Dizary is een project dat Patrick Berkhof begon met een website en het boek Dizary, Het Levende Systeem, waarover hij op de website meldt: “Een fantasy boek voor jong en oud. Voor de liefhebbers van Steampunk, de magie van Harry Potter, de spanning van The Mazerunner, The Hungergames. Bovendien zit er de melige humor van Terry Pratchett in.” Voor het uitgeven van de Dizary-boeken lijkt hij Uitgeverij Versa in het leven te hebben geroepen. De wereld wordt als volgt verder toegelicht: “Wat jaren geleden begon met één enkele schets, ontvouwde tot een fantastische wold die je moeilijk in een aantal woorden kunt samenvatten. Dizary kent drie niveaus: Eteria, de bovenwold die tot in de wolken reikt, het stadse deel dat Dizary wordt genoemd, en onder de grond ligt Nedorium. Kaarten van de wold bestaan niet omdat het ronduit onmogelijk is de wold weer te geven. En niemand bezit een kaart, omdat die je ongeluk brengt.”
De website heeft de uitstraling van Young Adult en de uitgeverij maakt dat expliciet door Acmala aan te duiden als “Fantasy – Young Adult”. Ik ben bijna allergisch voor Young Adult – een flauwe manier om kinderboeken de uitstraling van volwassenheid te geven, vaak onterecht, en zeer geregeld ook nog een poging om warrige composities te rechtvaardigen – maar de korte roman van Johan Klein Haneveld heb ik met genoegen gelezen en de website over Dizary, die ik daarna bezocht, gaf mij de aanzet van enthousiasme.

Meestal hebben YA-boeken (hoofd)personages van ongeveer 12 tot 18 à 19 jaar, maar niet bij Acmala. Dat is het eerste dat opvalt. De weetkundige (!) Farenal, de zakenman Somnius, de lijfwacht Karonna en de robotachtige, “mechanorganische” reus Droeger – allemaal volwassenen. Farenal is uit de hoogten van Eteris neergedaald naar Dizary om Somnius te helpen bij het achterhalen van de herkomst van de moordzuchtige reuzenmotten, die steeds vaker diens wijgaarden verwoesten. Ze trekken door een oerwoud, voorbij aan de bekende grenzen van het middenniveau in deze wereld, op zoek naar de nesten van de motten. En natuurlijk loopt het goed af, maar toch niet helemaal… Het goede is vooral de ontwikkeling van Farenal, de postieve wijze waarop hij de toekomst tegemoet leert zien.
De Young Adult-aanduiding slaat dus niet op de leeftijd van de personages. Het zal slaan op de directheid en de helderheid van zowel de beschrijvingen als de ontwikkeling van het verhaal en de personages. Het verhaal heeft een zekere eenvoud, maar het wordt niet kinderlijk en de compositie wordt niet gemakzuchtig, en daarom is het voor een korte roman uitstekend te pruimen. Wat in de richting van het werk van bijvoorbeeld Darren Shan. De aanduiding ‘Young Adult’ vind ik nog steeds onzinnig, maar op de manier van Dizary is jong volwassen heel goed te pruimen.

(Paul van Leeuwenkamp)

Ellie en Melanie: ontsproten uit dezelfde sporen – HSF (2019/1)

Schimmeligheden in boek en spel – Eddie van Dijk

Er hing schijnbaar iets in de lucht in de periode van juni 2013 tot en met januari 2014. In juni 2013 kwam het computerspel The Last of Us uit, ontwikkeld door Naughty Dog en gepubliceerd door Sony Computer Entertainment en in januari 2014 verscheen M.R. Carey’s roman The Girl With All the Gifts. Twee verhalen over een zombie-apocalyps die gebruik maken van het idee dat de zombieplaag veroorzaakt wordt door een op de mensen overgesprongen variant van ophiocordyceps unilateralis.

De sporen van deze schimmelsoort infecteren mieren en nemen het zenuwstelsel van de geïnfecteerde mier over. De mier wordt gedwongen om naar een hooggelegen blad te klimmen en zich daaraan vast te klampen. De mier blijft stokstijf staan terwijl de schimmel zich een weg baant door het lichaam van de mier en uiteindelijk uit de kop breekt met het fruitlichaam en zijn sporen verspreidt. Een gruwelijke levenscyclus die natuurlijk tot de verbeelding spreekt en er om vraagt om gecombineerd te worden met het zo populaire zombie-apocalyps-subgenre. Het is eigenlijk vreemd dat dit idee niet eerder naar boven is gekomen. Er zijn, sinds de ontdekking van ophiocordyceps unilateralis in 1859, meerdere verhalen verschenen waarin een schimmel mensen beïnvloed. In 1905 schreef William Hope Hodgson een kort verhaal, The Voice in the Night, waar dergelijke schimmels een rol in spelen. Sindsdien was deze schimmel inspiratie voor onder andere verhalen zoals Larry Nivens Night On Mispec Moor, stripverhalen zoals Swamp Thing Annual in 1988, een aflevering van de X-Files en een aantal Pokémonverhalen. Maar het gebruiken als een verklaring voor een zombie-apocalyps blijft uit tot 2013-2014. De tijd was blijkbaar rijp voor het idee. Toch is dat ook niet helemaal toevallig. Zowel Bruce Straley en Neil Druckmann, de bedenkers van The Last of Us, en M.R. Carey werden schijnbaar geïnspireerd door een in 2006 verschenen aflevering van Planet Earth.

De overeenkomsten tussen The Last of Us en The Girl With All the Gifts gaan verder dan alleen hun schimmelige zombies. Beide verhalen hebben een belangrijke rol voor een meisje, Ellie in The Last of Us, Melanie in The Girl With All the Gifts, dat een mate van immuniteit heeft voor de schimmelinfectie. Beide gaan over een reis door een verlaten en overwoekerd post-apocalyptisch landschap. In beide verhalen is een grote rol weggelegd voor het ontstaan van een ouder-kind relatie. Beide eindigen met een beslissing over het lot van de mensheid. Gezien die overeenkomsten leek het mij interessant om deze twee verhalen naast elkaar te leggen.

Er zijn uiteraard ook veel verschillen. Melanie is een meisje van tien en Ellie is veertien. Die paar jaar maakt een duidelijk verschil in de ontwikkeling van de ouder-kind band die tijdens het verhaal groeit. Melanie heeft, zo wordt aangenomen aan het begin van de roman, een gedeeltelijke immuniteit. Ze is in feite een cordycepszombie wiens cognitieve vermogens niet verpletterd zijn door de schimmelinfectie. Ellie heeft daarentegen volledige immuniteit. De schimmel weet geen enkele grip op haar te krijgen en ze blijft volledig menselijk. The Last of Us draait om de groeiende band tussen Ellie en Joel, de man die wordt ingehuurd om haar veilig naar haar bestemming te brengen: een vader-dochter band dus. In The Girl With All The Gifts gaat het om de band tussen Melanie en Helen Justinau, een van haar verzorgers op de militaire basis waar zij en andere zombie-kinderen worden vastgehouden: een moeder-dochter band. Een ander interessant verschil is dat de twee paren ongeveer de omgekeerde reis maken. Melanie en Helen Justinau ontvluchten een afgelegen basis waar gezocht wordt naar een middel tegen de infectie. Ze proberen zich een weg door post-apocalyptisch Engeland te banen naar een door de regering opgezette quarantainezone. Ellie en Joel glippen uit de door de regering opgezette quarantainezone en reizen door de voormalige Verenigde Staten naar een afgelegen onderzoekslaboratorium opgezet door een opstandige factie, de Fireflies.

Het gruwelijke van cordyceps, afgezien natuurlijk van het idee dat de schimmel het zenuwstelsel van zijn slachtoffer kaapt, het gedrag bepaalt en uiteindelijk uit de kop breekt voor verdere verspreiding, is dat het een cyclus is. Dat is natuurlijk ten gunste van de parasiet. Zonder mierenpopulatie geen verspreiding. In The Last of Us krijg je het gevoel dat, sinds de uitbraak, de mensheid ook gevangen zit in die cyclus. De infected (zoals de cordycepszombies in het spel genoemd worden) worden minder bovennatuurlijke attributen toegekend dan de hungries (de The Girl With All The Gifts variant). Hoe langer een infected weet te overleven hoe vreemder hij of zij wordt. De recentelijk geïnfecteerde runners veranderen als het vruchtlichaam door de oogkassen breekt in blinde clickers die met echolocatie hun prooi zoeken. Weet een clicker te overleven wordt deze een bloater, wiens hele lichaam is bedekt met vruchtlichamen. Dit uiteraard ook om meerdere vijandtypes te hebben. Het blijft uiteraard een computerspel. Een infected die geen voedsel (en we nemen aan water) kan vinden zal sterven en dienen als voedsel voor de schimmel die ontspruit en alsnog zijn sporen kan verspreiden. De sporen verspreiden zich niet ver. Hierdoor krijgt de menselijke populatie ruimte om een mate van stabiliteit te verkrijgen. De schimmel hoeft alleen te wachten tot er weer eens een mens het niet kan laten om een ruïne te verkennen, op een onbewaakt moment sporen inademt of gebeten wordt door een infected en de cyclus weer opnieuw begint. Deze cyclus is niet ten gunste van de mensheid en de resultaten van de eerste uitbraak waren rampzalig, apocalyptisch zelfs. Een beschaving zoals die wij kennen zou, tenzij er een middel tegen infectie wordt gevonden, niet meer mogelijk zijn in de wereld van The Last of Us. Dit is niet zo vreemd uiteraard, aangezien het bij dergelijke computerspellen altijd het doel is om er een serie van te kunnen maken Dus het is een wereldbouwdoel om een ietwat stabiele situatie te creëren.

De hungries van The Girl With All The Gifts daarentegen komen een stuk bovennatuurlijker over. Ze zijn sneller, sterker en hebben meer uithoudingsvermogen dan een mens. Ze hoeven geen water te drinken en slechts weinig voedsel te eten, en dan alleen proteïne. Uiteindelijk barst het vruchtlichaam uit de borstkast van de hungry en groeit meters de lucht in. Mycelium overwoekert de omgeving rondom de hungry en het vruchtlichaam laat bollen met sporen vallen die wachten op een ecologische trigger, namelijk vuur, alvorens ze hun sporen verspreiden. Als deze bollen barsten en de sporen in de atmosfeer komen, zo wordt ons verteld, zal dat het einde van de mensheid betekenen. De sporen zullen zich verspreiden over de hele wereld. Niemand zou kunnen ontsnappen. Het is dus geen cyclus, maar een parasiet met een zelfvernietigingsknop, immers: geen mensen, geen hungries, geen cordyceps. Behalve natuurlijk kinderen zoals Melanie die geen immuniteit blijken te hebben maar tweede generatie hungries zijn die een symbiotische band hebben met de schimmel. Carey zet zijn wereld, zijn cordycepsschimmel zo in elkaar dat er geen cyclus is en hij doet dat voor een hele specifieke reden.

Maar voordat ik daar op doorga, wil ik het hebben over een ander interessante overeenkomst en verschil tussen deze twee verhalen. Beide verhalen bevatten een vrijwel identieke scene, maar de plaatsing van die scene is compleet anders en dat heeft een groot effect op de spanningsboog. In de scene staat de dochterfiguur op het punt om ontleed te worden (en in beide gevallen draait het expliciet om de hersenen) door wetenschappers in de hoop de bron van de immuniteit te achterhalen. Zodra de ouderfiguur hier achter komt zetten ze alles op alles om de ontleding te voorkomen. In The Girl With All the Gifts zit deze scene op ongeveer een kwart van het verhaal. Dokter Cadwell, wanhopig om voortgang te boeken in haar onderzoek, besluit Melanie te ontleden. Helen Justinau komt hier achter en besluit dit koste wat kost te voorkomen. Tijdens de confrontatie tussen Justinau en Cadwell wordt de basis aangevallen door een andere groep overlevenden, moeten Justinau, Cadwell en Melanie zien te ontsnappen en begint, samen met Sergeant Park en soldaat Gallagher hun tocht door post-apocalyptisch Engeland.

In The Last of Us zit deze scene aan het einde. Na een tocht van een jaar bereiken Joel en Ellie eindelijk de basis van de Fireflies. Joel laat Ellie achter om testen te ondergaan. Als hij er achter komt dat de Fireflies Ellie willen ontleden om een geneesmiddel te vinden moet hij een beslissing nemen: is de toekomst van de mensheid het leven van Ellie waard? Het antwoord is, uiteraard, nee. In het jaar dat ze samen hebben doorgebracht is Ellie in iedere zin zijn adoptiefdochter geworden. Uiteraard weet hij Ellie te redden. Als Ellie hem later vraagt waarom de Fireflies haar niet meer nodig hebben, liegt Joel en zegt dat er meerdere mensen met dezelfde immuniteit zijn. Hij wil niet dat het gewicht van de toekomst van de mensheid op de schouders van zijn dochter komt te liggen. De scene vormt een emotioneel en dramatisch einde voor het verhaal.

Deze scene is belangrijk in beide verhalen want het is de climax van de groeiende dochter-ouder relatie. Het feit dat deze scene in The Girl With All The Gifts vroeg in het verhaal zit, haalt de emotionele angel eruit. De spanning die het verhaal in het begin heeft draait om Melanie die in onmenselijke omstandigheden gevangen wordt gehouden en de droom heeft dat mevrouw Justinau haar genegenheid toont. Dit maakt het begin van The Girl With All The Gifts een fantastisch deel om te lezen. Echter, door de climax van die groeiende moeder-dochter band zo vroeg in het begin te plaatsen, wordt die spanningsboog beëindigd en maakt het plaats voor de standaard vraag of ze het zullen overleven in de post-apocalyptische wildernis. Het helpt daarbij niet dat Gallagher net zo goed een bord met ‘ik ga als eerste dood’ om zijn nek had kunnen hebben en dat Melanie, omdat ze een hungry is en andere hungries haar negeren, eigenlijk weinig risico loopt. Afgezien van Justinau hebben de andere personages in het begin van hun reis een negatieve houding tegenover Melanie. Die spanning neemt echter af naarmate het verhaal vordert en ze het vertrouwen van Parks en Gallagher weet te winnen. De spanning zou voort kunnen komen uit de vraag of dit zombiemeisje wel een plek zou kunnen hebben in de menselijke samenleving maar dat is niet waar Carey naar toe werkt. Ook het conflict tussen Melanie en Justinau aan de ene kant en Doctor Cadwel aan de andere kant, brengt niet veel spanning teweeg aangezien Cadwel door verwondingen die ze vroeg in het verhaal opdoet, stervende is en ze daardoor haar machtspositie verliest. Carey offert iedere vorm van spanning op omdat hij toewerkt naar een specifieke scene, naar die keuze over het lot van de mensheid. Zoals gezegd blijkt dat Melanie een tweede generatie hungry is met een symbiotische band met de cordycepsschimmel. Er is er geen parasiet-gastlichaam-cyclus maar alleen totale vernietiging van de mensheid, met uitzondering van kinderen zoals Melanie. Dit komt omdat Carey obsessief werkt naar een doos-van-Pandora-moment.

De referenties naar de Pandora-mythe worden je in dit boek op niet al te subtiele wijze om de oren gegooid. Zelfs de titel The Girl With All The Gifts is een Pandora-referentie. Pandora betekent immers letterlijk ‘alle geschenken’. Het hele boek werkt toe naar het moment dat Melanie een bos van Cordyscepspaddestoelen in brand zet en daarmee bewust de sporen los laat. Ze opent de doos, verdoemd de mensheid, maar er is hoop in Melanie en kinderen zoals zij die achterblijven. Justinau’s leven wordt gespaard. Ze zal de rest van haar leven slijten in een rijdend laboratorium of in een hermetisch afgesloten pak terwijl ze les geeft aan de kinderen die de wereld erven. Dit is een bewuste spiegeling van de verhoudingen aan het begin van het boek. Echter, met beperkte middelen, beperkte hoeveelheid fungicide, met een woning die langzaam afbreekt, zal Justinau op een gegeven moment geïnfecteerd worden. Of dat nu morgen is of over een paar jaar maakt niet uit. Melanie heeft haar adoptiemoeder alleen een uitstel van executie gegeven. De beschaving gaat niet opnieuw opgebouwd worden omdat de fysiologie van de resterende mensheid zich daar niet voor leent. Beschaving zoals wij die kennen is immers gebaseerd op het produceren van koolhydraten (graan, rijst, mais, aardappels) en niet proteïnen. Carey zet zijn wereldbouw in om een enkel moment mogelijk te maken en hij brengt daarmee de geloofwaardigheid van zijn wereld in het geding. Mijn suspension-of-disbelief kon het einde van dit boek niet overleven in ieder geval, hoezeer ik de Pandora-thematiek ook kan waarderen.

Dus ik kom op een voor mij onverwachte conclusie in deze vergelijking tussen The Last of Us en The Girl With All The Gifts. Ik ben van mening dat iemand die interesse heeft in de ontwikkelingen binnen speculatieve fictie, computerspellen in de gaten moet houden. De ontwikkelingen die in dat medium plaats vinden zullen een belangrijke invloed hebben op speculatieve fictie in het algemeen. Ik geef echter grif toe dat het verhaal en de wereldbouw in computerspellen heel vaak ondergeschikt zijn aan de speltechnische aspecten. Er zijn daardoor zeker aspecten van The Last of Us die ik minder goed vind, zoals het cliché van de post-apocalyptische kannibalen dat toch weer de kop op steekt. Maar in dit geval kan ik oprecht zeggen: het computerspel is beter.

The Girl With All The Gifts is in 2016 verfilmd en in 2017 heeft M.R. Carey heeft een prequel uitgebracht, The Boy on the Bridge. Het verhaal van Joel en Ellie is in verder uitgediept in 2014 met een op zich zelf staande uitbreiding genaamd The Last of Us: Left Behind. Dit jaar (2019) zal het verhaal van Ellie verder gaan in The Last of Us II.

Eerder verschenen in HSF (2019/1).

Dit wil ik SFF kwijt – HSF (2019/1)

Klaag en gezeur: Dit wil ik SFF kwijt – John van Duin

Op sociale media wordt zoals bekend veel geklaagd, sommige groepen en kanalen zijn er bijna een synoniem voor. In de wereld van sciencefiction, fantasy en horror is het niet anders. Ik zie series en films zo enorm worden afgekraakt dat het wel lijkt of er helemaal niets goed wordt gemaakt. Dat is natuurlijk grote onzin. Er wordt geweldige SFF gemaakt! Het moet maar eens klaar zijn met al dat gezeur.

Een terugblik op 2018. Al dan niet samen met mijn vrouw zie ik ongeveer alles wat los en vast zit als het gaat om (streaming, wie geeft me een Nederlands woord) SFF- en horrorseries. Met Netflix, Videoland, Prime TV en Ziggo Movies en Series kom ik een heel eind. En natuurlijk ben ook ik daar kritisch in. Als iets niet boeit, stop ik heus wel met kijken, wees maar niet bang. Tenzij ik het wil zien om er goed over mee te kunnen praten. En ik ben ook niet altijd de doelgroep denk ik dan. Neem nu Colony, het zoveelste buitenaardse-invasieverhaal dat met zo’n laag budget is gemaakt dat je het nauwelijks sciencefiction kan noemen. De verhaallijn is niet om over naar huis te schrijven. Toch maar vorige maand ook het tweede seizoen afgekeken, ik bleef nieuwsgierig. Ter compensatie nog maar een keer naar de geweldige series The Expanse en Killjoys gekeken. Gelukkig is mijn vrouw ook een kettingkijker als het gaat om SF en fantasy, maar dan moet het wel echt goed zijn. Zo zagen we in de afgelopen maanden The Handmaid’s Tale, Tidelands, Travelers, een tijdje geleden alweer Glitch en Dark. En, nou vooruit, het nieuwste seizoen van Outlander. Ik offerde mij dan maar op voor deze vrouwenserie (thuis noem ik dat net even anders maar laat ik het netjes houden). Laat ik het zo zeggen, ik heb tijdens het kijken weer heel wat ‘glory’ behaald in een van mijn mobiele spelletjes.

Voor series als het geweldige Z-Nation en The Walking Dead kan ik haar helaas niet warm laten worden, zo ook niet voor Game of Thrones die ik nog een keer wil gaan zien voordat het laatste seizoen zich aandient in april. Zelfs niet als ik op haar naam een GoT-poster laat komen. De Marvel- en DCC-series en -films zijn aan ons allebei niet besteed. Bij 12 Monkeys ben ik zelf afgehaakt, ergens halverwege het tweede seizoen. Over Lost in Space begin ik maar helemaal niet, zo beroerd, en ook Stranger Things komt bij ons niet binnen. Hoe het wel moet hebben de makers van Altered Carbon goed begrepen: die serie heb ik al drie keer gezien. Star Trek Discovery vinden we allebei geweldig. De eerste vrouwelijke Doctor Who heb ik dan weer alleen gekeken, maar de niet al te beste verhalen deden me helaas na een paar afleveringen afhaken. Maar goed, het is ook een kinderserie (duikt weg). Ze zijn opgenomen dus wie weet waag ik nog een poging. Ook de laatste Star Warsfilm op Netflix keek ik solo, maar ik viel er bij in slaap. Verder ging ik in m’n eentje op in The man in the High Castle, Electric Dreams (Black Mirror dan weer wel samen gekeken), Fear the Walking Dead. Daarnaast kijken we graag films, waarvan ook een fiks SFF- en horroraanbod is via de streamingskanalen. Annihilation, Arrival, Anon, Extinction, Mute, What happened to Monday, Bird Box, te veel om op te noemen.

Er is zoveel aanbod, ik heb nog lang niet alles genoemd wat we in 2018 samen of alleen hebben gekeken (maak je niet ongerust, dat zal ik ook niet doen). Dat is toch geweldig! Onze SFF- en horrorgenen worden goed gemanipuleerd door die stortvloed aan genreseries en -films. Wees daar ook eens blij over, wil ik de klagers op sociale media meegeven. Laten we met z’n allen waarderen wat we hebben en krijgen en als je het niet bevalt, druk je gewoon op de stopknop in plaats van er oeverloos over te zeuren. En dat geldt ook voor Star Wars en Star Trek. En we weten nu wel dat het belachelijk is dat Firefly indertijd gestopt is en dat er geen remake van Babylon 5 komt. Afgesproken? Afgesproken.

Eerder verschenen in HSF (2019/1).