Denemarken is hét HSF-land! – HSF (2020/3)

Als ik op vakantie ga, neem ik uiteraard veel HSF mee (horror, sciencefiction en fantasy). Net voordat de grens dichtging, was ik samen met mijn vrouw het land ingereden voor twee weken Denemarken. Mijn tablet was dit keer vooral gevuld met SF. Mijn vrouw vroeg geregeld waarom ik zo hard moest lachen. Dat was als ik naar The Boys op Prime aan het kijken was, een echte aanrader als je superhelden niet zo serieus wil nemen. En eigenlijk is die serie HSF ineen. Normaliter is het tijdens vakantie verder weinig HSF wat de klok slaat, maar wel bezoekjes aan wilde paarden, leuke dorpjes en vooral eilanden. Dat laatste is uiteraard vanzelfsprekend in Denemarken.

Maar! Tijdens de roadtrips door het zuiden van Denemarken, bleek als snel dat -oh vreugd- het land stikt van de HSF! Bijna teveel om op te noemen. Laat ik beginnen met de H. In Odense is het Museum Obscurum. Pure horror! Het verhaal wil dat in een geheime kamer van het pand waar het museum is gehuisvest, een enorme schat aan rariteiten van over de hele wereld is gevonden. Op ware grootte zie je vampiers, faunen, weerwolven. Zelfs mijn geliefde godheid C’thulhu is er te vinden inclusief foto van een onderzoeksteam dat lang geleden op zoek ging naar het gevaarlijke monster. Een skelet van een draakje, prachtig bewerkte echte mensenschedels maar ook posters van horrorfilms, bebloede voorwerpen uit films en nog veel meer maken het af. Ik bedoel…

Dan is Odense natuurlijk ook de stad van de fantasy, nou ja de sprookjes dan. Sprookjes in de originele vorm zijn vaak ook horror te noemen toch. H.C. Andersen leefde en werkte in die stad. Je kunt een hele route volgen, van geboortehuis tot museum. Maar echt de moeite waard is het niet. Je kunt beter zijn werk lezen.

De Dodekalitten? Fantasy met computermuziek. Hoge beelden met markant uitgehouwen koppen in een cirkel midden in de Deense natuur. Een kustwerk bestaande uit het fantasyverhaal achter de beelden, de beelden zelf en continu hoorbare muziek die door een componist is begonnen en nog steeds door een computer wordt afgemaakt op basis van onder meer bewegingen van de aarde.

In een winkel in een leuk dorp vonden we wijnen met namen, geïnspireerd door HSF. Wat denk je van Ghost in ze bottle met dezelfde opmaak als Ghost in the Shell. Verder kwamen we veel Vikinghistorie tegen. Historie zeker, maar zeker gelardeerd met veel fantasy. De volgende dag gingen we naar Skaro. Jawel, de geboorteplaneet van de Daleks zoals we allemaal weten. Als je dit Deense eilandje opzoekt op Google, moet je eerst door een hele rij resultaten over Doctor Who. We hielden het veilig door te genieten van het beroemde ijs van Skaro. Deed toch denken aan de eveneens ijskoude Daleks.

Maar niet alleen de Daleks komen uit Denemarken. Eigenlijk is het een heel gevaarlijk land! En niet vanwege de corona, want het is best rustig zolang je zoveel mogelijk op het platteland blijft. Maar overal zie je die andere mechanische lui genoemd: de Borg! Hun oorsprong moet wel in Denemarken liggen. Een gebouw met Borg Sound, overal grote kastelen met Borg in de naam. Ik vind het maar verdacht. En die plek aan de kust van het waddeneiland met waarschuwingsborden dat je niet je verrekijker mocht gebruiken, vanwege risico op oogbeschadiging door laserstralen? Hmmm.

Dit artikel, door John van Duin, is eerder verschenen in HSF (2020/3).

Coronaperikelen – HSF (2020/3)

De coronacrisis raakt iedereen en dus ook de schrijver van Nederlandstalige sciencefiction en fantasy. Niet alleen omdat de verhaalideeën over virusuitbraken allemaal de prullenbak in konden, maar vanwege de regelgeving om het virus in te dammen, werden alle Comic Cons, SF-cons en fantasy festivals afgelast. Ook HSFcon gaat niet door! Wanneer ze weer georganiseerd worden, is onduidelijk. Zelfs als de regelgeving volgend jaar wordt versoepeld, blijft het de vraag of de organisatoren achter de festivals dan nog bestaan.

Voor veel Nederlandstalige genre-auteurs zijn de Comic Cons en fantasy festivals echter de belangrijkste afzetmarkt. Boeken van de kleinere uitgevers komen namelijk niet in de boekwinkels te liggen. Om lezers te bereiken moeten schrijvers ze dus in eigen persoon opzoeken. Sommige auteurs waren zelfs heel succesvol in het verkopen van hun boeken op deze evenementen. Was het omdat ze zo goed waren in het afsteken van hun verkooppraatje? Kwamen ze sympathiek over? Sloten hun boeken gewoon goed aan bij het publiek dat op zulke dagen langs de kramen liep? Als ze vertelden dat ze op een dag tien of zelfs meer boeken verkocht hadden, was dat in elk geval geen uitzondering. Zij missen nu een flink deel van hun omzet.

Ik geef eerlijk toe dat ik wel eens jaloers op ze was. Voor mij was een festival dag al een groot succes als ik drie of vier boeken wist te slijten. Om dat te bereiken, moest ik vaak ver reizen met het openbaar vervoer en dan uren achter een kraam staan zonder dat ik zelf kon lezen of schrijven. Na een weekend op pad te zijn geweest, had ik steevast pijnlijke voeten en kon ik niets anders dan op de bank ploffen. Dat de evenementen zijn afgeblazen, ervaar ik daarom persoonlijk niet als een grote ramp. Wat het me kostte, woog toch al nauwelijks op tegen de opbrengst. Toch zal ik in de toekomst weer acte de présence geven op de festivals, want er zijn altijd lezers die graag een gesigneerd boek kopen en met andere auteurs praten is altijd inspirerend. Bovendien liggen ook mijn boeken niet in de boekwinkel en dus zijn deze festivals de enige plek waar nieuwe lezers ze eventueel kunnen ontdekken.

In de tussentijd zoek ik naar andere manieren om mijn lezerspubliek te vergroten. Ik denk dat het nogal kwetsbaar is wanneer je als schrijver afhankelijk bent van evenementen die door anderen worden georganiseerd – dat blijkt maar weer in deze crisis. Mijn uitgevers zien dit gelukkig ook in. Zij hielden dit voorjaar online festivals, waar ik ook aan kon meewerken. Verder publiceerde ik altijd al verhalen in bundels en tijdschriften, schreef ik essays en recensies, en tekende ik een stripverhaal ‘Schrijversperikelen’. Daarnaast experimenteer ik deze maanden met advertentiecampagnes op Facebook. Hoe succesvol die zijn, weet ik op dit moment nog niet.

Zo proberen we als Nederlandstalige genre-auteurs in deze moeilijke tijden onze boeken te slijten. Helaas hebben we geen enorme marketingbudgetten en worden we niet gesteund door bekende reclamebureaus. Dus lopen we het gevaar van het netvlies van onze lezers te verdwijnen. Uit het oog wordt dan uit het hart. Wil jij ons helpen dat lot te ontkomen? Wacht dan niet op het volgende festival of con, maar bestel onze boeken bij de boekwinkel of bij de uitgever – je kunt ze altijd later meenemen om te laten signeren. En laat op Hebban of Goodreads een recensie of een beoordeling achter. Deel eens een bericht dat we op sociale media plaatsen. Als we weten dat de lezers ons niet zijn vergeten, krijgen wij weer meer enthousiasme om door te schrijven. En daar is het ons, schrijvers en lezers, natuurlijk om te doen.

Dit artikel, door Johan Klein Haneveld, is eerder verschenen in HSF (2020/3).

johankleinhaneveld.blogspot.com/

Worldcon 2020: Conzealand – HSF (2020/3)

Voorafgaand aan de Worldcon van 2020 heb ik twee Worldcons bezocht: Helsinki in 2017 en Dublin in 2019. Dat waren bijzondere Worldcons maar ik durf wel te beweren dat de Worldcon in Nieuw-Zeeland van dit jaar de vreemdste is tot nu toe. Dit omdat ik niet in Nieuw-Zeeland was, maar bij mijn vriend in Enschede. Door COVID speelde de conventie zich volledig online af.

Had ik de hele conventie mee willen maken, dan had ik om 14.00 uur naar bed gemoeten en om 22.00 uur weer op moeten staan. Aangezien ik vakantie had, had ik daar geen zin in en bleef ik in plaats daarvan op tot drie uur ’s nachts en sliep ik uit, zodat ik in ieder geval nog een aardig stuk van het begin mee kon krijgen.

Panels

Bij vorige Worldcons heb ik fanatiek de panels gevolgd, en dat was dus ook mijn aanpak bij deze Worldcon. En ik kan zeggen: de mensen van de conventie hebben hun uiterste best gedaan om alles zo goed mogelijk te laten verlopen. De panels verliepen via Zoom, waarbij er altijd iemand van de conventie aanwezig was om technische problemen op te lossen. Na afloop kon je napraten in een ander programma, de Discordserver. Dat was geweldig geregeld. Ook kwalitatief weken de panels naar mijn smaak eigenlijk niet af van andere Worldcons.

Niet alle panels waren geweldig. Er zaten er een paar tussen waar ik voortijdig ben vertrokken, maar dat heb ik bij alle conventies wel gehad. In een online Worldcon is voortijdig vertrekken overigens een stuk makkelijker. Je hoeft niet weg te lopen terwijl je het gevoel hebt dat iedereen je nastaart. Ik heb zeker veel goeds te melden over technische panels zoals hoe je een social media-aanwezigheid opbouwt, alsook panels waar ik voor de lol heen ben gegaan. Zoals panels over welke minder bekende fantasy- en SF-shows er momenteel uitgezonden worden en die je echt moet kijken. Ik ben daar weggegaan met een hele lijst.

Het is bijna surreëel om met het ene oog een panel te volgen en met het andere oog te kijken naar hoe mijn vriend Super Mario Odyssey speelt (hij was niet ingeschreven voor de conventie). De charmes van een online conventie is dat hij overal in de wereld gevolgd kan worden. Wat ik daarbij jammer vond,  is dat de tijden Nieuw-Zeelands bleven. Er waren geen ‘Europese panels’. Ik begrijp dat een 24-uurse conventie heel moeilijk is om te organiseren, maar desondanks vond ik het jammer om sommige best leuke panels te moeten missen omdat ik ook gewoon moest slapen.

Nieuw-Zeeland

De conventie vond natuurlijk officieel plaats in Nieuw-Zeeland, en ik had dan ook graag veel van het land gezien als ik er daadwerkelijk was geweest. Helaas had de conventie niet echt een Nieuw-Zeelands tintje qua opzet. Elke dag waren er wel panels over Nieuw-Zeeland en wat SF en fantasy daar betekent, maar dat was het. Ter vergelijking: de Finse Worldcon legde er grote nadruk op dat het in Finland plaatsvond, er waren allerlei Finse eregasten, in de conventietas kreeg ik een boekje mee over ‘Finnish Weird’, enzovoort. Het enige, zoals eerder gezegd, dat typisch Nieuw-Zeelands was aan deze conventie was het rooster.

Ik vind het daarom ook jammer dat ik achteraf te horen kreeg dat ik ook in een lokale wedstrijd een stem kon uitbrengen als Worldconlid. Die lokale wedstrijd was voor mij een gelegenheid geweest om me in de Nieuw-Zeelandse fictie te verdiepen. Deze optie was echter nooit doorgegeven aan de conventiegangers zelf.

Contact

Uiteindelijk is voor mij dé reden om naar Worldcon te gaan, om contact te hebben met mensen die ik ken. Ik heb een heel netwerk opgebouwd in de Amerikaanse schrijfwereld en ik vind het dan ook altijd leuk om hen weer te zien. Ja, het is wat het is, en dit is geen verrassing – maar dat heb ik erg gemist dit jaar. Ik heb met één auteur die ik persoonlijk ken een uurtje mogen kletsen, en dat was heel gezellig, maar voor de rest heb ik nauwelijks contact gehad met mensen en ik hoop dat dit volgende jaren weer meer mogelijk kan zijn.

Voor mij was het grootste gevoel van contact met dat sociale netwerk toen ik de stream van de Hugo Awards keek en tegelijkertijd de hashtag op Twitter in de gaten hield.

Hugo Awards

De Hugo Awards zijn awards die elk jaar bij Worldcon worden uitgereikt aan de beste sciencefiction en fantasy van het jaar. Dat kan van alles zijn, van een aflevering van een serie tot een heel seizoen, een film, wie de beste strips heeft geschreven, zelfs in enkele jaren een muziekalbum. Maar uiteraard gaat het voornamelijk om de beste nieuwe boeken, novelles en korte verhalen.

Sinds 2017 lees en kijk ik in zes categorieën de genomineerden, wat voor mij altijd flink wat lezen en kijken inhoudt, maar ik doe het altijd graag. Dus nam ik met veel genoegen plaats voor de livestream waar alle awards werden uitgereikt.

Alle winnaars dit jaar waren absoluut geweldig en goed leesvoer voor iedereen die nog wat te lezen zoekt. A Memory Called Empire van Arkady Martine won de award voor het beste boek, de beste novelle was This Is How You Lose The Time War van Max Gladstone en Amal El-Mohtar, de beste novelette Emergency Skin van N.K. Jemisin (wat ik persoonlijk het beste vond dat ik dit jaar voor de Hugo’s heb mogen lezen, dus deze raad ik extra aan), het beste korte verhaal As The Last I May Know van S.L. Huang. Te veel om op te noemen gezien het grote aantal categorieën bij de Hugo’s.

Ook de toespraken van de winnaars waren geweldig en een genot om naar te luisteren. Vooral R.F. Kuang, die een award heeft gewonnen omdat ze de beste nieuwe schrijfster was, was direct en confronterend over hoe moeilijk het kan zijn om als Aziatische in deze markt door te breken. De speech van Neil Gaiman, die met Good Omens de beste Dramatic Presentation Long Form won, was emotioneel en heel mooi.

Het enige aan de ceremonie waar ik daadwerkelijk moeite mee had was de host George R.R. Martin. Zijn anekdotes tussen de awards door gingen vooral over hem zelf, zonder de genomineerden of winnaars in het zonnetje te zetten, en sommigen duurden erg lang. Ik heb gedurende het eerste kwartier geprobeerd aandachtig te luisteren. Daarna ben ik tegelijkertijd maar een game erbij gaan halen zodat ik wakker bleef. De ceremonie duurde volgens het programma tot 3.30 ’s ochtends, maar ik lag pas om 4.30 in bed. Zoals al eerder gezegd heb ik Twitter gedurende die tijd in de gaten gehouden – en dat loog er ook niet om, ik was niet de enige die geen fan was van de presentatiestijl. Eerlijk gezegd hoop ik dan ook dat volgend jaar iemand anders presenteert. Wellicht heeft het voor sommigen gewerkt, maar helaas niet voor mij.

Conclusie

Het heeft veel energie gekost voor iedereen op deze conventie om het een online karakter te geven, en wat het stuk betreft dat ik heb gevolgd was het de best mogelijke optie. Uiteraard was ik veel liever in Nieuw-Zeeland geweest, maar het is niet anders. De mankementen zijn dan ook voor een groot deel te verklaren doordat de vrijwilligers maar een beperkte tijd hadden om alles op te zetten, en ik heb groot respect voor wat ze in de tussentijd hebben klaargespeeld. Ik hoop dat de conventies van later dit jaar en wellicht nog volgend jaar leren van de mankementen.

Maar, uiteraard hoop ik nog meer dat COVID zo snel mogelijk verdwijnt zodat ik dit soort dingen weer in levenden lijve mee kan maken. Wat mij betreft mag het morgen gebeuren!

Dit artikel, door Alexander Verbeek, is eerder verschenen in HSF (2020/3).

CoNZealand – The 78th World Science Fiction Convention

 

The Mandalorian : This is the Way, echte Star Wars maar dan met baby Yoda – HSF (2020/1)

Ohoh daar ga je al met zo’n titel. Meteen driekwart van de lezers kwijt. Verder geen echte spoilers hier, alleen een blije kijkervaring. Met zestien jaar tussen de originele trilogie en de tweede, tien jaar en een Disney-overname tussen de tweede en de derde trilogie, zijn fans het lang wachten en de erbij behorend telleurstelling wel gewend. Gelukkig zijn alle tussenliggende jaren toch goed gevuld met games, geanimeerde series en ‘extended universe’-boeken. Maar dat is toch niet hetzelfde. Star Wars heeft om die reden ook nooit echt consistente verhaallijnen kunnen volbrengen. Televisieseries hebben daar intrinsiek minder last van. Zal de eerste Star Wars live action serie aan de verwachtingen voldoen? Als tiener in Frankrijk was ik geen Star Trek-fan. Daar gaat het laatste kwart van de lezers, maar het was gewoon niet op de Franse TV dus ik kon er ook niks aan doen. Daarom was ik Star Wars-fan tot op het bot. Op school keek ik de hele uit naar mijn avonduurtje computeren. Ik kwam dan samen met andere Star Wars fans op AOL Instant Messenger. Daar daagden we elkaar uit met de meest obscure vragen over het Star Wars-universum om elkaar van Padawan tot Jedi-master te promoveren over feitjes. Toen kon je nerd feiten niet zo snel opzoeken dus moest je zo veel mogelijk uit je hoofd weten, en de rest op jaren 90 websites met slechte resolutie plaatjes vinden. Zo heb ik het type nummer van de Millenium Falcon (YT 1300), en veel meer wat ik gelukkig wel grotendeels vergeten ben, geleerd. Star Wars is een genre op zich, omdat het een wereld is wat permanent tot de verbeelding spreekt, waardoor het niet uitmaakt of iets wel kan of logisch is, als het maar leuk is. This is the way. Sommige fans hebben meer verwachtingen dan anderen, maar er is wel de gemeenschap- pelijke kern voor iedereen die iets met Star Wars heeft: pew pew, zoof zoof, mooi licht, goeie muziek, aandoenlijke robots en aliens. Daar gaan we voor! Een beetje als de pang pang, nyoom nyoom, mooie vrouwen, belachelijke stunts en onzinnige gadgets in James Bond zeg maar. The Mandalorian voldoet uitstekend aan deze eisen, vanaf de eerste aflevering. En dan is het ook nog goed. Dat is de echte verrassing die het afmaakt. Geheel tegen mijn verwachtingen in verveelt het nooit. Het verhaal is boeiend, de karakters gelaagd en de setting is helemaal Star Wars. Als ik nog iets mis, is het nog meer baby Yoda. Meer baby Yodaaaa! En dat komt ook goed want het nieuwe seizoen is bevestigd. Meer baby Yoda. Want alle baby Yoda is goeie baby Yoda. Gewoon kijken mensen. Die acht afleveringen maken de 7 euro voor een maand Disney+ meer dan waard. Het internet is rijk aan speculatie over seizoen twee, en weer is er maar een ding waar alle fans en mindere fans het over eens zijn: als het wachten maar niet lang duurt.

Dit artikel, door Alice Jouanno, is eerder verschenen in HSF (2020/1).

disneyplus.com/starwars/themandalorian
starwars.com/series/the-mandalorian

Star Trek: Picard – Not Everybody’s Cup of Tea – HSF (2020/1)

Onderstaande artikel bevat spoilers voor de serie en is daarnaast een reflectie van wat ik ervaren heb tijdens het kijken naar Star Trek: Picard. Verder lezen is dus volledig op eigen risico.

Op 4 augustus 2018 werd de achtste Star Trek-serie door Patrick Stewart en Alex Kurtzman aangekondigd tijdens Star Trek Las Vegas (de officiële Star Trek-conventie). Ik volg het nieuws dat vanuit Las Vegas komt altijd, maar dit was een totaal onverwachte aankondiging. Er waren natuurlijk wel de nodige geruchten, maar Stewart had zo vaak aangegeven absoluut geen interesse te hebben in het opnieuw spelen van Picard dat ik er niet zo in geloofde. Wat Stewart betreft was alles wat er te vertellen was over het karakter in zeven seizoenen TNG en vier films, ook daadwerkelijk vertelt. Bovendien had hij ook absoluut geen zin om weer een uniform aan te trekken. Dus toen hij daar stond en vertelde dat de nieuwe serie ‘Star Trek: Picard’ zou worden was het een magisch moment. Voor hemzelf waarschijnlijk ook.

Ik weet nog precies welke Star Trek-aflevering ik als eerste heb gezien. Of eigenlijk, half heb gezien. Het was in de zomer na mijn eerste, niet al te succesvolle, jaar op de middelbare school. Het was de zaterdag voordat we op vakantie naar Luxemburg zouden vertrekken. Ik deed die bewuste middag de TV aan omdat ik waarschijnlijk een videoband met daarop opgenomen afleveringen Thunderbirds aan wilde zetten. Ik viel midden in de aflevering Cause and Effect. In deze aflevering is de Enterprise verzeild geraakt in een tijdlus waarbij het schip iedere keer opgeblazen wordt. Dat wist ik niet toen ik het laatste stuk van de aflevering zag. Wat ik na afloop wel wist, was dat ik wilde weten hoe het verder zou gaan met het schip dat uit het verleden naar de toekomst gekomen was. De hele vakantie in Luxemburg heb ik ’s avonds als ik in mijn bed lag, nagedacht hoe dit verhaal verder kon gaan. Ik moet zeggen dat het een grote teleurstelling was toen ik later ontdekte dat er helemaal geen vervolg op deze aflevering bestaat. Dat is hoe ik fanfictie ben gaan schrijven, maar dat is een heel ander verhaal. Na de vakantie heb ik geen aflevering meer gemist.

Dat juist ik helemaal onder de indruk zou raken van een sciencefictionserie op televisie, was niet zo vanzelfsprekend. Van huis uit heb ik een grote liefde voor boeken en fantasiewerelden meegekregen, maar sciencefiction was amper terug te vinden. Televisie keken we thuis toch een stuk minder en wat we keken was vooral gericht op kinderen en jongeren. En het nieuws natuurlijk. Ik heb met mijn ouders dan ook in eerste instantie niet veel gedeeld over mijn nieuwe ontdekking. Natuurlijk is het ze wel opgevallen dat ik het nodige aan het opnemen was, maar het terugkijken deed ik vooral als ik aan het oppassen was. Ook begon ik meer lege videobanden te kopen en ging mijn Engels met sprongen vooruit. Dat laatste moet misschien wel het meest opgevallen zijn. Ik zal het eens aan ze vragen.

Wat was het dan dat op mij meteen zo’n indruk gemaakt heeft? In de eerste plaats dat er een karakter was met een zichtbare visuele handicap die als volwaardig gezien werd. Ik was tot dat moment nog nooit een karakter op televisie tegengekomen waarin ik mijzelf herkende. Er werd aan Geordi LaForge nooit gevraagd of hij iets wel of niet kon. Hij was de Chief Engineer punt. Niet de Chief Engineer die het allemaal niet zo goed zag. Hoewel mijn ouders, en specifiek mijn vader, mij altijd geleerd hadden dat mijn visuele beperking niet bepaalde wie ik was, of zou kunnen zijn, was mijn eerste jaar op de middelbare school erg moeilijk geweest. Ik heb mij eigenlijk aldoor een buitenstaander, en alleen, gevoeld en ik ben verschrikkelijk gepest (totdat ik daar vrij fysiek zelf een einde aan gemaakt heb). Dat eerste jaar voelde daardoor meer als een strijd die ik niet kon winnen dan als iets waar ik nu met plezier aan terugdenk. En toen was daar opeens LaForge die ondanks alles wel gewoon als volwaardig gezien werd. Het was een letterlijke eyeopener.  Ofwel, Star Trek TNG kwam op het juiste moment bij toeval mijn leven binnen stralen.

Maar er was natuurlijk meer, om een karakter blijft een puber niet kijken. Meer was voor mij vooral Captain Jean Luc Picard. Een karakter waar ik meer van mijzelf in herkende dan ik lang heb willen toegeven. Vooral de manier waarop hij met de mensen die dichtbij hem stonden omging was, en is, eng bekend. Afstandelijk maar toch ook dichtbij, maar dan op zijn eigen manier. Hij zelf nooit zeggen ‘ik hou van jou’ of ‘dat heb je goed gedaan’. Zijn waardering blijkt indirect, vooral door absolute loyaliteit. Onder moeilijke omstandigheden koos hij bijna altijd voor de humanistische oplossing. Zolang er met praten ook maar een kleine kans was om geweld te voorkomen dan deed hij dat. Maar ondertussen was hij alleen, een keuze die hij zelf had gemaakt. Carrière ging voor familie. Ik heb van dat karakter zo ontzettend veel geleerd over hoe je ook naar de wereld kan kijken. Voor iedere puzzel kan een oplossing gevonden worden en dat is vaak niet de makkelijke route.

Later, toen ik mij ook meer ging interesseren in de filosofie achter Star Trek, heb ik natuurlijk ontdekt dat dit erg in de lijn is met de ideeën van Gene Roddenberry.  Infinite diversity in infinite combinations. Oneindige diversiteit in oneindig veel combinaties. Hier kunnen we ook in onze huidige tijd nog steeds veel van leren. In ieder geval werd Picard, en daarmee Roddenberry, een van mijn grote voorbeelden. En hoe gaat het dan met fans, je wil natuurlijk ook weten wie dat karakter speelt. Het waren ook de begindagen van het internet en informatie was makkelijker te vinden. Ik leerde veel over Patrick Stewart en in 2002 kwam hij naar de Space Expo in Noordwijk. Daar moest ik bij zijn. Ik was inmiddels onderdeel van een online Star Trek discussieforum en met een groep gingen wij daarheen. Daar heb ik Jan voor het eerst ontmoet, de rest is geschiedenis zoals er zo mooi gezegd wordt. Maar de conclusie is wel dat ik zonder Star Trek TNG nu zeker niet in Leeuwarden zou wonen. Met dank aan Stewart is ook mijn voorliefde voor theater ontstaan en ik ben nog steeds blij dat ik hem in 2016 in Londen heb mogen zien in No Man’s Land. Hijzelf heeft lang moeite gehad met het feit dat ‘fans’ naar het theater kwamen. Waarschijnlijk was het idee dat mensen daar niet voor het toneelstuk maar voor de acteur zaten, gecompliceerd. Ondertussen schijnt hij daarvan teruggekomen te zijn, wat maar goed is ook want ik weet zeker dat hij een hele generatie geïnspireerd heeft om meer over (klassiek) theater te leren en om er ook daadwerkelijk naar toe te gaan.

Vanaf het moment dat de nieuwe serie werd aangekondigd, heb ik al het nieuws erover op de voet gevolgd. De laatste keer dat ik zo naar iets uitgekeken heb was Doctor Who in de tijd van Matt Smith als de elfde Doctor. Natuurlijk heb ik mijzelf voorgehouden dat het ook tegen zou kunnen vallen, maar dan was het altijd in ieder geval nog meer Picard. De laatste TNG-film, Star Trek Nemesis, was nogal een tegenvaller en absoluut geen goede afronding van het verhaal. Data, de androïde die graag menselijk wilde zijn, had zich opgeofferd om Picard te redden. Maar ook weer niet, want vlak voordat hij dat offer bracht had hij een kopie van zie ‘positronic brain’ gemaakt om zo B4 (ja, ik ben nooit over het hoge Bassie-en-Adriaan-gehalte heen gekomen), een inferieure eerdere versie, te helpen. Dus aan het einde van de film was de vraag: Is hij nou wel of niet dood? Die vraag is natuurlijk wel beantwoord in de boeken die volgden, maar dat is toch niet hetzelfde.

Al snel bleek dat Michael Chabon de serie zou gaan schrijven. Ik had al zijn boeken al gelezen en ik werd er net zo blij van als toen Steven Moffat aankondigde dat Neil Gaiman een Doctor Who aflevering voor de 11e Doctor ging schrijven. Het is altijd fijn als je favoriete schrijvers je favoriete televisieseries even leuk blijken te vinden. Of zoals in het gaval Chabon, ook zo’n fan zijn van Stewart als jijzelf bent. Ik had er daardoor wel vertrouwen in.

En toen werd het tijd voor de eerste aflevering: Remembrance. Ik heb bewust besloten die aflevering de eerste keer alleen te kijken. Als het zou tegenvallen wilde ik de teleurstelling alleen ervaren. Maar het viel niet tegen. De serie begint met een droom van Picard. Hij droomt dat hij met Data aan het kaarten is en hij wil duidelijk niet wakker worden. De droom eindigt in een nachtmerrie als hij uit het raam van Ten Forward op de Enterprise D ziet hoe Mars aangevallen wordt. Picard wordt wakker in zijn huis op zijn familiewijngaard. De familiewijngaard waar hij in het verleden vandaan gevlucht is. De familiewijngaard waar zijn broer en neefje tijdens een brand om het leven zijn gekomen (hoe Frans). Niet de plek waar je hem zou verwachten. Hij blijkt een hond te hebben, Number One. En er zijn twee Romulans waar hij duidelijk bevriend mee is. Picard blijkt gedesillusioneerd Starfleet te hebben verlaten. Hij was verantwoordelijk voor de reddingsoperatie van een grote hoeveelheid Romulans omdat hun zon supernova zou gaan. Dit is een directe referentie naar de Star Trek-rebootfilm uit 2009. In eerste instantie wilde de Federation en Starfleet wel helpen, maar toen Mars aangevallen werd door hun eigen synthetische arbeidskrachten, hield de missie op. En er gebeurde nog meer. Synthetisch leven mocht niet meer gecreëerd worden en zover het nog bestond, moest het vernietigd worden. Voor Picard was dit extra onvoorstelbaar vanwege zijn lange relatie met Data en het feit dat Data zijn in principe oneindige leven voor hem had opgeofferd. De serie begint op het moment dat het 15 jaar geleden is dat de aanval op Mars heeft plaatsgevonden. Picard is inmiddels 94 jaar oud en ongeneeslijk ziek.

Onverwacht komt Dahj zijn leven binnen. Ze blijkt een androïde te zijn die waarschijnlijk gemaakt is vanuit een van B4/Data’s positronic neurons. Maar voordat Picard meer over haar kan leren, wordt ze vermoord door Romulan geheim agenten. Ze blijkt een tweelingzus te hebben en de serie gaat over de zoektocht naar haar en over waarom de Romulans zo bang zijn voor synthetisch leven. Onderweg komt er een aantal oude bekenden voorbij, waarbij Seven, Hugh, Riker en Troi de meeste indruk maken. Picard krijgt ook een nieuwe ‘crew’. Deze bestaat uit Agnes Jurati, een wetenschapper die gewerkt heeft aan synthetisch leven maar dat nu niet meer kan doen, Chris Rios, voormalige Starfleet officier, Raffi Musiker, voormalige Starfleet officier die door Picard zijn vertrek bij Starfleet ook haar ‘baan’ is kwijtgeraakt en Elnor, een Romulan Monk met zwaard die geloofd in de ‘the way of absolute candor’.

De intro van de serie geeft veel weg over het verhaal dat verteld wordt. Het verhaal gaat over gebroken mensen die ontdekken dat er toch een manier is om weer heel te worden. Ze moeten allemaal de stukken van de puzzel die ze heel gaat maken terugvinden en op de juiste manier neerleggen. Voor Picard betekent dit dat hij afscheid moet nemen van Data, dat hij zijn eigen sterfelijkheid moet accepteren, hij opnieuw moet leren wat liefde geven is en dat hij moet accepteren dat een halve oplossing altijd nog beter is dan geen oplossing. Voor Raffi, mijn favoriete nieuwe karakter, betekent het dat ze moet leren dat niet alle fouten uit het verleden ongedaan gemaakt kunnen worden en dat zelfmedelijden nog nooit iemand verder geholpen heeft. Voor Seven betekent het vooral accepteren wie ze is en dat wraak nemen misschien niet altijd de juiste oplossing is, maar soms wel de enige. Voor Soji, de tweelingzus van Dahj, betekent het accepteren dat niet iedereen het einde van al het synthetische leven wil en dat zij de enige is die de keuze heeft om de geschiedenis zichzelf niet te laten herhalen.

De serie houdt ons ook een spiegel voor over onze tijd. Dat is iets waar Star Trek altijd goed in is geweest en het is fijn om te zien dat dit ook weer voor Picard geldt. De serie leert ons dat het nooit een oplossing is om weg te lopen voor je verantwoordelijkheden en dat wanneer je dat wel doet, dit echte gevolgen heeft. Voor Picard wordt dit het meest zichtbaar als hij teruggaat naar een planeet waar hij Romulan vluchtelingen naar toe gebracht heeft. Hij is niet meer welkom, maar meer dan dat, de Romulans zijn zo aan hun lot overgelaten dat ze xenofoob zijn geworden en volledig in zichzelf gekeerd zijn geraakt. Dit is het moment dat Picard zich realiseert dat door zijn keuze om niet voor een halve oplossing te gaan Romulans (echte mensen!) in de problemen zijn gekomen. Geen hoop, geen toekomst. Kan er ons niet een duidelijkere spiegel voorgehouden worden voor de grote problemen in onze tijd? De oplossing hoeft niet perfect te zijn, zolang we maar aan een oplossing werken.

Het einde van de serie geeft Data het afscheid dat hij verdient. Door een samenloop van omstandigheden eindigen Picard en Data op dezelfde plek en is er toch nog een mogelijkheid dat de karakters elkaar nog een keer spreken. Dit geeft Picard de mogelijkheid om eindelijk te accepteren dat Data het offer om hem te redden, bewust heeft gebracht. En het geeft Data de mogelijkheid om Picard, en de kijker, nog een keer uit te leggen dat leven niets waard is zonder sterfelijkheid. Ofwel: “A butterfly that lives forever is really not a butterfly at all.” Dit vat de hele serie wat mij betreft ook goed samen. Uiteindelijk gaat het erom dat we allemaal de keuze hebben om zelf iets van ons leven te maken. En als we die keuze bewust maken maakt het niet uit waar je vandaan komt en hoe gebroken je bent.

Was het alleen maar goed? Nee natuurlijk niet. Zo is er een heel subplot met de Borg waarvan nu nog niet helemaal duidelijk is wat het punt ervan nu eigenlijk is. De Romulans blijken een Borg Cube te hebben en die Cube wordt uiteindelijk door Seven feitelijk gestolen en is nu gestrand op een planeet. Daarnaast heeft Starfleet schijnbaar nog maar een type ruimteschip en is een deel van het plot volgens bestuurlid NCSF Eddie een iets te directe kopie van het spel Mass Effect. Met dat laatste zat ik niet zo heel erg omdat Mass Effect het idee ook alleen maar van Asimov gejat heeft, maar ik snap Eddie zijn punt zeker. Ook wordt er weinig duidelijk gemaakt over hoe het nu eigenlijk verder met de Federation gaat. Gelukkig komt er in ieder geval nog een tweede seizoen waarin dit soort zaken opgepakt kunnen worden.

Dit artikel, door Marlies Scholte Hoeksema, is eerder verschenen in HSF (2020/1).

cbs.com/shows/star-trek-picard

Fluxx – bordspel – HSF (2020/1)

Fluxx is een simpel kaartspelletje. Door het uitspelen van kaarten moet je als eerste het doel zien te bereiken. Echter: het doel en de regels veranderen bijna elke spelbeurt gedurende het spel.

Elke speler begint met drie kaarten op hand. De overige kaarten worden geschud en als gedekte trekstapel neergelegd. Er zijn doelkaarten, regelkaarten, bewaarkaarten en actiekaarten. Dit zijn allemaal soorten kaarten die je op hand kan krijgen en uitspelen. Er is ook een grondregelkaart, maar die komt niet zo vaak meer in beeld na de eerste beurt. De regelkaart geeft aan hoeveel kaarten je moet trekken en spelen. Van oorsprong een en een, maar dit kan dus zomaar 3 en 5 worden of zelfs 5 en alles!

Wie het als eerste voor elkaar krijgt om de bewaarkaarten voor zich te hebben die op een van de in zijn beurt geldende doelkaarten staan, is de winnaar. Dat kan binnen twee minuten gebeuren, maar een potje kan ook een uur lang zijn (zelden langer, behalve als je met te veel mensen speelt).

Het basisspel Fluxx is in 1997 uitgebracht maar sindsdien zijn er talrijke andere versies bijgekomen, waaronder veel in SF- en fantasy-thema’s. De regels (lees: de verhouding aan soorten kaarten, en het beste aantal spelers) zijn zeker niet in alle versies gelijk, verre van, maar dat biedt ook nog meer variatie.

Er zijn zelfs versies die je samen kan voegen zoals de recente Star Trek Fluxxen, daar is zelfs een mini ‘meta’ uitbreiding voor, waardoor je bijvoorbeeld voor het verzamelen van Captain Picard én Captain Kirk, of Dr. McCoy én Dr. Crusher moet gaan.

Alle versies van Fluxx spelen fijn weg: geen moeilijke keuzes of diep denkwerk, gewoon de beste kaart spelen in elke zeer tijdelijke omstandigheden. Fluxx is een minder voorspelbaar en onvoorstelbaar leuk en chaotisch gelukspelletje, wat nog beter is in een van de vele Nerd-uitvoeringen.

Meer weten ? https://www.looneylabs.com/games/fluxx

Deze recensie, door Alice Jouanno, is eerder verschenen in HSF (2020/1).

Tweedeling – HSF (2020/1)

Er zijn twee soorten lezers. Natuurlijk zijn er veel meer onderverdelingen mogelijk, maar ik heb voor deze column slechts een paar honderd woorden en moet me dus beperken. Twee soorten lezers dus. En daarmee samenhangend zijn er twee soorten schrijvers.

Toen ik me dit voor het eerst realiseerde, ervoer ik een grote opluchting. Ik kwam namelijk bij de kramen van Nederlandse uitgevers op fantasyfestivals en ComicCons weinig boeken tegen die me aanspraken. Van de meeste zag ik meteen dat het ging om standaard fantasyverhalen. Was het niet vanwege de covers, dan door de titels met woorden als ‘draak’, ‘demon’ of ‘strijd’ erin. Als ik dan de achterflap las of door het boek bladerde, werd die indruk meestal bevestigd.

Het waren verhalen die in de jaren zeventig en tachtig hadden kunnen verschijnen, toen het gehele fantasygenre werd gedefinieerd door de erfenis van Tolkien. Internationaal is echter binnen de fantasy wel het een en ander veranderd. Schrijvers als China Mieville en Jeff Vandermeer lieten zien dat verbeelding echt grenzeloos is met hun ‘new weird’ terwijl auteurs als Glen Cook en Steven Erikson moreel grijze karakters in een gewelddadige wereld plaatsten in ‘grimdark fantasy’. N.K. Jemisin demonstreerde dat fantasy inspiratie kan putten uit wetenschap en intens persoonlijke verhalen kan overdragen in haar Hugo-winnende trilogie. En zo kan ik doorgaan. In het Nederlandse taalgebied heb ik de afgelopen jaren echter slechts een handjevol schrijvers gevonden die ook uitdagende boeken produceren, die spelen met de grenzen van het genre en iets aan het al bestaande toevoegen.

Ik realiseer me nu echter dat ik niet representatief ben voor alle lezers. Ik zie namelijk op de festivals en ComicCons genoeg klanten bij de betreffende kraampjes staan en internationale auteurs als Robert Jordan, Terry Brooks en Terry Goodkind vinden nog steeds een publiek met hun lange series (waarvan er een zelfs door een ander moest worden afgemaakt). Een grote groep lezers is namelijk niet op zoek naar uitdaging of vernieuwing, maar verlangt juist naar verhalen die bekend aanvoelen. Als in een warm bad willen ze zich onderdompelen in een vertrouwde fantasywereld. Even uit de ingewikkelde situatie van alledag ontsnappen naar een omgeving waar de eenvoudige boerenzoon koning kan worden en problemen kunnen worden opgelost met een toverzwaard. Dat is een belangrijke reden om te lezen. Altijd zo geweest ook. J.R.R. Tolkien zelf vond escapisme helemaal geen vies woord.

Ikzelf behoor echter tot die andere categorie lezers, die verrast wil worden door nieuwe vergezichten. Gelukkig voor mij zijn er -net zoals er twee soorten lezers zijn- twee soorten schrijvers. Schrijvers die geïnspireerd worden door het uitdiepen en verbreden van al bestaande paden en schrijvers die in hun boeken juist nog onbekend terrein in kaart willen brengen. Naar de schrijvers van die tweede categorie is het soms iets langer zoeken. Dat heb ik er echter wel voor over.

Dit artikel, door Johan Klein Haneveld, is eerder verschenen in HSF (2020/1).

johankleinhaneveld.blogspot.com/

Interview met Arjen Lucassen – HSF (2020/1)

Amazing Flight: een interview met Arjen Lucassen

Met de nodige zenuwen belde ik Arjen Lucassen op voor een telefonisch interview. De zenuwen bleken totaal niet nodig te zijn tijdens het leuke en openhartige gesprek waarin verschillende uithoeken van het fantastische genre werden bezocht.

Bij de beter als Ayreon en Star One bekende Lucassen, is sciencefiction en fantasie een alom aanwezig thema. “De liefde voor sciencefiction begon in de vroege jaren zeventig met het kijken naar Star Trek op zondagmiddag, na het Programma met de Muis.  De avonturen van Kirk en Spock op verre planeten met de verschillende buitenaardse levensvormen, openden de weg naar Star Trek: The Next Generation. Aan de eerste afleveringen met de nieuwe bemanning moest ik wennen en ze vielen niet direct in de smaak, maar uiteindelijk hebben Picard en de zijnen de eerste plaats van de originele Star Trek-serie overgenomen. Ook de eerste twee seizoenen van Star Trek: Enterprise bevielen goed.” Arjens andere favoriete series waren onder meer Blake’s 7, Doctor Who (voornamelijk Tom Baker, Christopher Eccleston,  Matt Smith) en Firefly. “Series met humor waarin de focus niet gericht is op geweld en agressie. Tegenwoordig zijn veel series daar te veel op gericht en lijkt het soms meer om de effecten dan de verhalen te gaan. Kortom Star Trek voor Star Wars.”

Boeken worden door Arjen niet gelezen, maar de nodige comics zijn wel verslonden. “Met name de avonturen van de vrolijke webslingeraar. Spiderman richt zich dan ook meer op humor en niet zozeer op de schurken en de actie. Spiderman maakt ook de nodige ruimte voor het gewone leven van Peter Parker.” Arjen brengt zelf ook veel humor in zijn eigen werk en zeker in de Star One-albums zijn elementen van  zijn favoriete films en series terug te vinden. “Bij Into The Electric Castle Live heb ik samengewerkt met niemand minder dan John de Lancie. Geruime tijd van te voren was er veelvuldig contact met de acteur die Q vertolkt in Star Trek: The Next Generation. De Lancie heeft vol enthousiasme gewerkt aan zijn teksten en dit heeft geleid tot een geweldig resultaat. Om hem voor de eerste keer in het echt te ontmoeten is alsof je een jeugdheld ziet. Daarbij is het altijd afwachten hoe het eerste contact zal verlopen en wat voor indruk dit achter zal laten. Best spannend dus. Met John de Lancie was en is er een goed contact en na de laatste uitvoering van Into The Electric Castle Live kwamen de emoties tot uiting tijdens een omhelzing met hem.”

Lucassen heeft een wensenlijst van sciencefiction- en fantasie-acteurs om voor nieuwe projecten mee samen te werken. “Met het risico om John de Lancie jaloers te maken zou ik graag Brent Spiner willen betrekken en dan in een rol die vergelijkbaar is met die van Data. Voor het album Lost in the New Real was de verteller bijna Patrick Stewart geworden, maar dit werd Rutger Hauer.”

Een thema waar Lucassen graag wat mee wil doen, is tijdreizen. Eerdere thematiek richtte zich onder andere op milieu en dystopieën.

“Het creatieve proces voor het tot stand komen van een nieuw album of project begint niet met sciencefiction of fantasie, maar met de wetenschappelijke kant. Na voldoende nadenken over de wetenschap achter het thema komt dan vanzelf de fantasie die het eindresultaat zal vormen.”

Een eindresultaat waar ik en vele anderen met mij reikhalzend naar uitkijken.

Dit interview, door Jan Johannes Scholte, is eerder verschenen in HSF (2020/1).

Meer weten over Arjen Lucassen?

Kijk op arjenlucassen.com en zoek op Spotify of YouTube eens naar: Ayreon, Star One, Guilt Machine, Ambeon, Stream Of Passion, The Gentle Storm

Een verroeste queeste – Het genre van De Gebroken Aarde – HSF (2020/1)

“Deze fantasyroman is deels geboren in de ruimte.”

De keus voor het genre van De Gebroken Aarde-trilogie

Voor wat ik onder de noemer sciencefiction laat vallen, hanteer ik een hele ruime definitie. Als lid van het NCSF vind ik dit belangrijk omdat het doel van onze prachtige vereniging is om het sciencefiction-genre in de breedste zin te bevorderen en om fans van het genre, in al hun verscheidenheid, bij elkaar te brengen. In die zin is dit een raar artikel voor mij om te schrijven. Wat ik hier wil beargumenteren is juist waarom een werk, de Gebroken Aarde-trilogie van N.K. Jemisin, geen sciencefiction is en waarom het belangrijk is om het als deel van het fantasygenre te zien.

De discussie over onder welk genre de Gebroken Aarde trilogie (Het Vijfde Seizoen, De Obeliskpoort en De Stenen Hemel) valt, speelt al sinds het verschijnen van het eerste deel in 2015. Het is dan ook niet het minste werk waar we het over hebben. De trilogie heeft uiteindelijk voor ieder deel de Hugo voor beste roman in de wacht gesleept. Van 2016 tot en met 2018 domineerde N.K. Jemisin de Hugo’s. Het is een ongekende prestatie en leidde tot de totstandkoming van een nieuwe categorie: die voor beste serie, een Hugo die in 2019 voor het eerst werd uitgereikt. Dus onder welk genre de Gebroken Aarde ook valt, het is zonder enige twijfel een van de belangrijkste reeksen van de afgelopen jaren. Als je het nog niet gelezen hebt dan raad ik het ten zeerste aan. Het is, in dat geval, wellicht verstandiger als je dit artikel nog even weglegt aangezien het zeker spoilers zal bevatten.

Orogenen

De Gebroken Aarde trilogie speelt in een wereld die geologische veel dynamischer is dan wat wij gewend zijn. Geregeld vinden er grote rampen plaats: aardbevingen, vulkaanuitbarstingen en erger. Als een ramp groot genoeg om het hele Continent van de Stilte over meerdere maanden te beïnvloeden, wordt het een Seizoen genoemd. De samenleving gaat dan over in een draconische overlevingsmodus conform een reeks oude edicten. De mensen die wonen op het enige continent op de wereld, De Stilte. Zij kunnen aardbevingen en andere geologische processen voelen dankzij een orgaan genaamd de sessapinae, dat zich bij de hersenstam bevindt. Sommigen kunnen veel meer dan dat, hun sessapinae zijn zover ontwikkeld dat ze geologische krachten kunnen beïnvloeden. Deze orogenen kunnen aardbevingen temmen en vulkanen tot leven wekken. Erger nog, tenzij ze getraind zijn doen ze dit instinctief met desastreuze gevolgen. Ze worden ofwel gedood zodra ze ontdekt worden ofwel gevangengezet en getraind in het Fulcrum. Deze getrainde orogenen mogen alleen de buitenwereld in om diensten aan het keizerrijk Sanze te verrichten en dan, op enkele uitzonderingen na, enkel onder de begeleiding van Hoeders, krijgers met speciale gaven die de krachten van orogenen kunnen tegengaan.

De trilogie vertelt het verhaal van Essun, een vrouw van middelbare leeftijd die heeft weten te ontsnappen aan het Fulcrum en de Hoeders. Ze heeft een gezin gesticht in een afgelegen dorp. Op de dag dat er een nieuw Vijfde Seizoen aanbreekt, ontdekt haar man dat hun kinderen ook orogenen zijn. Hier gruwelt hij zo van dat hij zijn jonge zoontje vermoord en op de vlucht slaat met zijn dochter. Essun gaat op tocht door het apocalyptische landschap om haar dochter te vinden en wraak te nemen op haar echtgenoot. In het Vijfde Seizoen gaat het voornamelijk over het leven van Essun, hoe zij de persoon is geworden die zij is, hoe ze gevormd is door haar leven als orogeen en haar tijd in het Fulcrum. In de Obeliskpoort zien we hoe Essun en haar dochter, Nassun, een nieuwe gemeenschap vinden die hun relatie met hun medemens beïnvloed. In de Stenen Hemel gaan Essun en Nassun apart op een reis met als doel over het lot van de wereld te beslissen. Heeft de mensheid recht om voort te bestaan ondanks de gruwelen die ze hun medemens en de wereld hebben aangedaan?

De hele trilogie is, uiteindelijk, een krachtige metafoor voor hoe systemische discriminatie individuen, samenlevingen en uiteindelijk de hele wereld beïnvloed, gestaafd door het thema van moederschap en het vinden en verliezen van familie. Het doet daarmee waar de fantastische genres in mijn optiek uitzonderlijk goed in zijn: het maakt de metafoor een letterlijk onderdeel van de wereld waarin de personages leven en gebruikt het als een scalpel om aspecten van het menselijk bestaan bloot te leggen.

Magie, techniek en de Aarde

In de discussies die ik over het vraagstuk van het genre van De Gebroken Aarde heb gevoerd, kwam een aantal argumenten naar voren om het als sciencefiction te beschouwen. Ten eerste heeft het biologische aspect van orogenie, de mogelijkheid om geologische krachten te beïnvloeden, een sciencefictiongehalte. Het feit dat de mensen van de Stilte organen hebben, sessapinae, die dat mogelijk maakt, maakt het volgens dit argument geen magie. Het tegenargument is dat magie vrijwel altijd een biologische aard heeft in fantasy. De mogelijkheid om magie uit te oefenen wordt meestal via bloedlijnen doorgegeven, wat een biologisch aspect impliceert. Dit is zo sterk ingebed in de trope van magie dat de makers van Avatar: The Last Airbender dat duidelijk moesten maken door een eeneiige tweeling op te voeren in een aflevering waarvan een wel en een niet bending kan. En uiteindelijk door direct in interviews aan te geven dat hun magie bending niet via overerving werkt, maar van spirituele aard is. Wat de Gebroken Aarde bijzonder maakt, is dat het dieper in gaat op de biologische aard van de magie door de sessapinae te introduceren. Dit zegt voor mij meer iets over de kwaliteit en diepgang van de wereldbouw dan onder welk genre we dit werk moeten scharen. Natuurlijk heeft N.K. Jemisin zelf het beslissende woord. In de Obeliskpoort leert Essun’s mentor, Alabaster, haar over de ware aard van haar orogenie, de diepere, machtigere laag die achter haar aannames verscholen zit:

“Hij begint zijn hoofd te schudden, maar grimast als het pijn doet en zucht dan. ’Zij noemden het magie.’”

N.K. Jemisin, Obeliskpoort, hoofdstuk 6

Dit brengt ons wel tot het tweede argument voor sciencefiction: de technologische ontwikkeling heeft niet stilgestaan. Zo hebben de gemeenschappen in de Stilte toegang tot elektriciteit. De technologie en de wetenschap zijn wel gevormd door de omstandigheden in De Stilte. Metallurgie is niet zeer ver gevorderd omdat metaal en aardbevingen vaak niet samengaan. Ook wordt het bestuderen van de hemel, astronomie, afgedaan als ludiek. Het is belangrijker om de wereld onder je voeten te bestuderen. Paard en wagen zijn nog steeds het meest gangbare vervoersmiddel omdat wegen te onbetrouwbaar zijn voor gemotoriseerde voertuigen. Geologie is daarentegen zeer ver gevorderd. Plaattektoniek, bijvoorbeeld, is algemeen geaccepteerd terwijl in de echte geschiedenis deze theorie pas in de tweede helft van de 20ste eeuw algemeen aanvaard werd. Wat nogal wiedes is omdat je in De Stilte mensen hebt die deze processen kunnen voelen. Wat we hier zien is een van de redenen waarom N.K. Jemisin met de Gebroken Aarde de lat voor wereldbouw in fantasy naar een hoger niveau trekt. Er is in fantasy altijd sprake van enige mate van technologische vooruitgang. Zonder redelijk geavanceerde metallurgie kan je geen ridders in glimmend harnas hebben, zonder bogenbouw en andere vergevorderde architectonische ontwikkelingen geen paleizen in gotische stijl. Het is een trope in fantasy dat de technologische ontwikkeling op een arbitrair punt in de geschiedenis wordt stilgezet, zodat de wereld voor altijd vast blijft zitten in een middeleeuwse toestand. Natuurlijk zijn er zat werken die tegen deze trope ingaan, vaak door middel van een soort industriële revolutie met magie. De latere delen van de Schijfwereldserie van Terry Pratchett en de animatieserie The Legend of Korra (het vervolg op het reeds genoemde Avatar: The Last Airbender) zijn slechts twee voorbeelden hiervan. Jemisin gaat verder in deze trend in haar wereldbouw door af te stappen van de aangenomen vanzelfsprekendheid van een industriële revolutie en kritischer te kijken naar hoe techniek en wetenschap (alsmede andere aspecten van haar wereld) zich zouden ontwikkelen in de omstandigheden die ze neerzet. En met de mogelijkheden en beperkingen die haar orogenie de mensheid geeft. Dit is, toegegeven, een sterk sciencefictionachtige manier van wereldbouw, iets waar ik later op terug kom.

Verre toekomst

Het laatste argument dat regelmatig wordt opgevoerd als argument om de Gebroken Aarde onder sciencefiction te scharen, is dat het zich zou afspelen in onze verre toekomst. Voor zover ik kan nagaan komt deze veronderstelling voort uit het feit dat Jemisin het woord Aarde gebruikt voor de wereld waarop het verhaal zich afspeelt. En uit de lijst van Vijfde Seizoenen die ze als appendix heeft opgenomen en een geschiedenis van bijna 10.000 jaar beschrijft. Ik ben echter van mening dat het wel degelijk een secundaire wereld is, om een term van J.R.R. Tolkien te lenen. Dat Jemisin het woord Aarde gebruikt is inderdaad interessant. Het is immers een trope om een fantasywereld een eigen naam mee te geven: Oerth, Abeir-Toril, Krynn, Athas om maar een blik aan Dungeons & Dragons-werelden open te trekken. Het is echter ook niet zo vreemd om af te zien van deze trend. De wereld van Een Lied van IJs en Vuur van George R.R. Martin bijvoorbeeld, heeft geen overkoepelende naam en wordt gewoon ‘wereld’ genoemd. Jemisin gaat hier een stap verder in door haar wereld domweg Aarde te noemen. Maar ik moet toegeven dat de term Aarde bepaalde connotaties heeft, en een daarvan is de planeet waarop wij leven. Er is ook een omschrijving van een gebouw in De Stenen Hemel die doet vermoeden dat het een restant van onze wereld is.

“Ze gaan de hoek om, en dan staat er een dood gebouw voor ons. We blijven allemaal staan en staren ernaar. Er groeit klimop tegen de muren, die gemaakt zijn van een soort rode klei die tot bakstenen is geperst, en ook om sommige van de pilaren, die van marmer zijn. Maar behalve die klimop leeft er níéts aan dat gebouw. Het is gedrongen en laag en gevormd als een rechthoekige doos. We sessen geen hydrostatische druk die de muren ondersteund; er moet gebruik zijn gemaakt van gewicht en chemische ankers om het overeind te houden. De ramen zijn van gewoon glas en metaal en ik zie er geen nematocysten overheen groeien. Niet bepaald veilig dus. De deuren zijn van dood hout, donker roodbruin gewreven en bewerkt met klimoprankmotieven; mooi, verassend genoeg. De treden voor de deur zijn gemaakt van een mat, tanig-wit zand-mengsel. (Eeuwen eerder noemden mensen dat beton.) Het hele ding is schokkend verouderd; maar intact en functioneel, en dus fascinerend in zijn uniekheid.”

N.K. Jemisin, Stenen Hemel, Syl Anagist: Drie.

Dit citaat komt uit een verhaallijn die gaat over de wereld voor het aanbreken van de Vijfde Seizoenen. In deze verhaallijn wordt uitgelegd hoe een vergevorderde beschaving, voor wie magie en technologie hetzelfde was, de woede van de Aarde opwekte en de Vijfde Seizoenen in gang zette. Echter, er staat in datzelfde boek een omschrijving van Jemisin haar Aarde in deze zelfde periode, die niet overeenkomt met de wereld zoals wij die kennen.

“Toen. Dit land, toen, was dríé landen, al liggen die op vrijwel dezelfde positie als dat wat op een dag De Stilte zal worden genoemd.”

N.K. Jemisin, Stenen Hemel, Proloog.

Als we naar de kaart kijken die in de boeken is meegegeven, zie ik niet hoe deze omschrijving kan kloppen met onze Aarde, ook niet met poolverschuivingen zoals beschreven in de lijst met Vijfde Seizoenen. Tenzij het zover in de toekomst is dat de ligging van de continenten is aangepast, wat een periode van miljoenen jaren suggereert tussen onze tijd en de periode beschreven in de citaten hierboven. Dat maakt het bestaan van een modern gebouw echter zeer onwaarschijnlijk.

Ik prefereer dus een secundaire wereld-uitleg, waarbij het ‘moderne’ gebouw iets zegt over de ontwikkeling van die geavanceerde magisch-technologische beschaving. De uitleg dat het in de verre toekomst is, kan ook werken. Dat maakt eigenlijk relatief weinig uit voor deze discussie. Als een verhaal dat ver in de toekomst plaats vindt per definitie sciencefiction is moeten we, bijvoorbeeld, de Shannara Kronieken van Terry Brooks ook als sciencefiction zien. Als we in die trend door gaan, moeten we werken die een alternatief ver verleden plaatsvinden zoals de Conan-verhalen van Robert E. Howard en In de Ban van de Ring van J.R.R. Tolkien dan onder alternatieve geschiedenis gaan scharen?

Uitgeversgenre en genredialoog

Tot zover waarom ik denk dat de Gebroken Aarde-trilogie geen sciencefiction is. Maar waarom is het dan specifiek deel van het fantasygenre? Om dit te kunnen beantwoorden moeten we kort stilstaan bij wat, in mijn optiek, genre is. Er zijn grofweg gesproken twee manieren waarop we genre kunnen bekijken. Zo is genre voor een groot deel een marketingcategorie. Het geeft aan op welke plank in de boekenwinkel het boek wordt neergezet. Welke doelgroep de uitgever voor ogen heeft voor het boek. Dit genre wordt door het marketingteam van de uitgever bepaald, niet door de auteur. Zo werd De Goede Zoon van Rob van Essen als literaire roman in de markt gebracht terwijl Van Essen het zelf wilde profileren als ‘autobiografische sciencefiction’ (Trouw, 11 mei 2019). Wat dit betreft is het antwoord op het genrevraagstuk van De Gebroken Aarde makkelijk. Uitgeverij Orbit zet het als fantasy in de markt.

Maar genre is niet alleen die marketingcategorie. We kunnen genre ook zien over een discours over ideeën, over tropes. Tropes, terugkerende concepten en thema’s, worden door verschillende auteurs gewikt en gewogen, van alle kanten belicht, ontmanteld en in vreemde vormen weer in elkaar gezet. Dus, als we willen weten onder welk genre we De Gebroken Aarde trilogie moeten plaatsen, kunnen we ons ook afvragen met welk werken binnen het fantastische genre Jemisin met haar trilogie in discours is. Hierboven heb ik al beargumenteerd dat deze boeken het gesprek aangaan met fantasy-werken en daar, in feite, argumenten vanuit de sciencefiction voor gebruikt. Wat deze discussie vertroebelt is dat er een aantal tropes zijn die zowel in sciencefiction als fantasy voorkomen. Zo is er de trope van de vervolging van mensen met speciale gaven. Deze trope komt regelmatig voor in zowel fantasy als sciencefiction. In sciencefiction zien we dit, bijvoorbeeld, in het Psi Corps van de SF-serie Babylon 5. Ook in superheldenverhalen komt dit vaak voor, zo draaien de X-Men-strips en -films om dit idee. Maar we zien ook in fantasy vaak dat magie en de mensen die er gebruik van kunnen maken met angst worden bejegend in hun samenleving. We zien dit in bekende werken als A Song of Ice and Fire van George R.R. Martin en rollenspelwerelden als Dark Sun, tot de wereld van de tabletop wargame Warhammer Fantasy. Dus met welke genres is Jemisin door het verkennen van deze trope in gesprek? Jemisin is vrij stellig in het antwoord op deze vraag:

“::mild grumble:: Have been told there’s a theory out there that the Fulcrum in the Broken Earth was inspired by Babylon 5’s Psi Corps. NO! I hated B5, damn low-rent DS9 wannabe. (Liked it better later, but anyway.) I was inspired by *Dragon Age.* Get your nerd links right!”

N.K. Jemisin, Twitter, 11 september 2019

N.K. Jemisin heeft het idee van het Fulcrum en de Hoeders vrijwel linea recta overgenomen van de fantasy-computerspelreeks Dragon Age. Daar heb je in plaats van het Fulcrum en de Hoeders de Cirkel en Tempeliers, maar het concept is vrijwel hetzelfde. De makers van Dragon Age hebben zich weer laten inspireren door de manier waarop in Warhammer Fantasy met magiërs werd omgegaan, wat weer een gevolg is van een magiesysteem dat geïnspireerd is door de werken van Michael Moorcock. Jemisin neemt dus deel aan een dialoog die al decennia gaande is in het fantasygenre. Of om haar eigen woorden te gebruiken:

“What I think to some degree what I’m trying to engage with is that fantasy tendency to try and justify oppression. You see it again and again in fantasy that this one group of people over here are mistreated, but there’s a ‘good reason’ for it.“

Dit is ook geen unieke ingeving. Als je beseft dat de hoofdschrijver van de eerste drie Dragon Age spellen, David Gaider, een openlijk homoseksuele man is dan besef je al snel dat ook Dragon Age al kritiek levert op deze trope van ‘vervolging om goede redenen’. Jemisin koppelt deze kritiek echter op weergaloze manier aan het vraagstuk van systemisch racisme in de samenleving.

De toekomst van fantasy

Als je zover ben gekomen in mijn betoog, dan zal je je wel afvragen waarom dit zo belangrijk voor mij is. Immers, een belangrijke trend binnen de SFF-literatuur de afgelopen jaren is juist genremenging. Er is altijd sprake geweest van genremenging, natuurlijk, maar het is de laatste tijd weer in opkomst. Goede voorbeelden zijn de Machineries of Empire-trilogie van Yoon Ha Lee, Empress of Forever van Max Gladstone en Gideon the Ninth van Tamsyn Muir. We kunnen zeggen dat De Gebroken Aarde hier ook een voorbeeld van is door de manier waarop Jemisin een sciencefictionachtige wereldbouw-aanpak gebruikt in haar werk.  Zoals zij in het dankwoord van Het Vijfde Seizoen schrijft: “Deze fantasyroman is deels geboren in de ruimte.” Wat maakt het dan uit welk genre het is?

Bonsaiboom

Enkele jaren terug gaf fantasyauteur Brandon Sanderson een reeks lezingen waarin hij onder andere betoogde dat fantasy nog heel veel onontgonnen terrein heeft. De wonderlijke werelden die in het fantasygenre gecreëerd worden, bieden de mogelijkheid om bekende verhalen in een nieuw daglicht te zien. Ieder verhaal is al verteld, wordt wel eens gezegd. Het is juist fantasy dat ons als geen ander de mogelijkheid geeft om die verhalen via deze magische werelden in een andere context te plaatsen, door de regels van de wereld zo te veranderen dat ze thema’s verscherpen en verhaallijnen kracht bij zetten. En dat is precies wat we zien bij De Gebroken Aarde. Hier wordt een fantasywereld gebruikt om een prachtig en vreselijk verhaal te vertellen over de invloed van systemisch racisme op de relatie tussen een moeder en dochter. Jemisin laat ons hiermee ons zien wat racisme doet met mensen, met samenlevingen en hoe het een gebroken wereld achterlaat. Deze boeken laten zien wat de kracht is van fantasy als genre. Door het onder sciencefiction te scharen zeg je in feite dat fantasy (en secundaire wereld fantasy in het bijzonder), niet meer kan zijn dan verhalen over queesten en helden, over draken en elfen of corrupte adel in pseudo-middeleeuwse werelden. Dan maak je van fantasy een bonsaiboom; een mooi boompje wellicht, maar gesnoeid op het moment dat het een onverwachte kant op groeit. Ik wil juist zien wat er voor moois uit voort kan komen als we het fantasy-genre laten groeien en bloeien in alle richtingen waar het maar wil. Door de fantasy-wortels van De Gebroken Aarde te erkennen, geven we toekomstige fantasyverhalen de ruimte die daarvoor nodig is.

Dit artikel, door Eddie A. van Dijk, is eerder verschenen in HSF (2020/1).

http://nkjemisin.com/books/the-fifth-season/the-broken-earth-sample-first-chapter/

Interview met Robert Soeterboek en Edwin Balogh – HSF (2019/3)

Voorbij het Elektrische Kasteel: een interview met Robert Soeterboek en Edwin Balogh

Edwin Balogh heeft een veelzijdige muzikale carrière opgebouwd. Hij heeft gezongen in de Tilburgse formatie Stages, de Hongaarse band Omen, Tamas en als “the Roman” in Into The Electric Castle van Ayreon. Daarbij heeft hij teksten geschreven voor diverse Hongaarse artiesten, houdt hij zich bezig met vocalcoaching en het opnemen en produceren van muziek.
Robert Soeterboek is zanger en heeft gezonden in verschillende bands en aan diverse projecten in binnen- en buitenland meegewerkt. Op een paar op te noemen: Vulture, Highway Chile, Wicked Sensation, Thomsen, Ayreon en Star One. Daarnaast heeft hij meegewerkt aan veel commercials voor radio en tv en organiseert hij momenteel twee jaarlijkse festivals, namelijk Blokhut live en Rotterdam Rocks.

Namens het NCSF mocht ik Robert Soeterboek en Edwin Balogh een aantal vragen voorleggen over het live project Into the Electric Castle And Other Tales.

Zaterdag, 14 september 2019, heb ik jullie optreden gezien in Ayreons Electric Castle Live And Other Tales in 013 te Tilburg. Hoe heb je je voorbereid op deze rol?

Edwin: Arjen vroeg me vorig jaar in de zomer of ik interesse had om “the Roman” live te spelen en aangezien “Into The Electric Castle” een van de gaafste albums vind waar ik ooit aan heb meegedaan was mijn antwoord een volmondig ja. Aangezien de rol van “the Roman” een krijger betreft en geen volgevreten senator, is mijn eerste stap geweest om naar de sportschool te gaan om eens flink te gaan fitnessen. Ik zing dagelijks erg veel dus mijn zangconditie is altijd wel op orde echter, het was al wel een hele tijd geleden dat ik in de Rock c.q. Metal iets had gedaan als zanger en zeker niet op dit niveau. Dus naast mijn bijna dagelijkse oefensessies heb ik Arjen en Joost gevraagd of ik met de band kon repeteren om het gevoel weer een beetje te krijgen. Rond juli ben ik dat dus gaan doen en dat was heerlijk. Het is namelijk heel erg tof als zo’n productie tot leven komt door de vingers van muzikanten. Bovendien voelde het een beetje als thuiskomen.

Robert: Ik ben vooral op mezelf en sluit me af, teksten neem ik door en luister de songs totdat alles in mijn hoofd zit, op showdagen zelf kan ik me daardoor wat meer ontspannen, zenuwen heb ik geen last van.

Het werk van Arjen Lucassen is nauw verbonden met science fiction en fantasie. Heb je hier zelf ook iets mee? Wat kijk, lees of speel je zelf wat met science fiction en/of fantasie te maken heeft en wat raad je anderen aan?

Edwin: Ja ik ben een enorme fan van het hele Star Trek oeuvre met in het bijzonder de Next Generation. Bovendien ben ik helemaal gek van Harry Potter, Fantastic Beasts, etc. Ik volg alles van Marvel en ben een fervent Netflixer die de meeste fantasie en sciencefiction series en films kijkt. Het laatste wat ik gezien heb is de serie Another Life en ik ben geïntrigeerd door de Braziliaanse serie 3%.

Robert: Niet direct nee, maar door Arjen’s teksten ben ik me er wel wat meer in gaan verdiepen en zeker nu ik John de Lancie heb ontmoet en gesproken zal ik me toch eens op Star Trek storten. Ik ben wel naar een lezing geweest van André Kuipers over zijn ruimtereizen en was hevig onder de indruk. Ik ben ook een tijd verslaafd geweest aan Zelda!

Hoe was je samenwerking met Arjen Lucassen, hoe ben je destijds bij het project betrokken geraakt en wat vond je van de live uitvoeringen?

Edwin: Volgens mij heeft Arjen een album van Omega gekregen van een gemeenschappelijke kennis. Hij vond wel dat ik een goede stem had maar dat het allemaal wat laag was. Wat overigens klopt, want ik zou aanvankelijk maar 1 nummer op de Omega cd inzingen en verder alleen de Engelse teksten schrijven. Kortom de toonsoorten op het album waren eigenlijk gekozen voor de stem van Mecky (de originele zanger). Arjen heeft mij toen uitgenodigd om eens kennis te maken en daar heb ik een gitaar gepakt en een liedje voor hem gezongen en dat heeft hem overtuigd. De samenwerking met Arjen heb ik als heel prettig ervaren. Hij weet wat hij wil en laat je wel de kans om het beste van jezelf te laten zien. Ik vind het fijn als mensen duidelijk zijn. Bovendien houden we beide van Monty Python en Star Trek. Dat we dit nu met deze geweldige groep mensen live op het podium hebben gezet, met zoveel passie, kwaliteit en dan ook nog in zo’n gezellige relaxte sfeer, is voor mij een ongelofelijke fijne ervaring geweest die nog steeds een beetje onwerkelijk voelt. Toen ik hoorde dat John de Lancie mee zou doen werd ik helemaal gek. Ik ben een Next Generation fan en dan vind ik de afleveringen met Q ook nog eens de leukste. De samenwerking was geweldig en John is ook een hele prettige persoon om mee te werken. De zondag voor de shows ontmoette ik hem in Sandlane Studio’s in Rijen en toen hij aan zijn voordracht begon dacht ik: zometeen knipt hij met zijn vingers en ben ik aan de andere kant van het universum.

Robert: Mijn samenwerking met Arjen is altijd goed geweest. We zijn al bevriend met elkaar ver voordat hij met Ayreon begon. We zaten in verschillende bands en schreven samen songs. Een van de bands droeg de naam ”Planet nine” (de negende planeet), de negende planeet is Pluto en het grappige was dat onze bassist Peter Vink (ja die van Star One!) in de Plutostraat woonde destijds, dan heb ik het over zo’n 30 jaar geleden! Eerst was de naam Plan Nine afgeleid van de eerste science fiction film “Plan Nine From Outer Space”, een hele slechte productie trouwens! Toen kwamen we erachter dat er al een punkband bestond met de naam “Plan Nine” zodoende is het Planet Nine geworden. De live uitvoeringen zijn naar mijn mening geweldig. Er wordt hard aan gewerkt en de voorbereidingen zijn dan ook tot in de puntjes nauwkeurig, tel daarbij op de gedrevenheid en karakters (die perfect samengaan) van de muzikanten, zangers, zangeressen en crew dan weet je eigenlijk al dat het resultaat goed zal zijn. Arjen heeft een gave om de juiste mensen bij elkaar te brengen!

Dit interview, door Jan Johannes Scholte, is eerder verschenen in HSF (2019/3).

em-music.nl/over-edwin
baroeg.nl/robert-soeterboek/