Fantastische Vertellingen 58

fantastische-vertellingen-nr-58-jrg-42-juni-2021.jpg

Fantastische Vertellingen 58
Stichting Fantastische Vertellingen, Nieuw-Vennep (Juni 2021)
139 pagina’s; prijs € 7,95 (jaarabonnement (4 nummers + Tjonge) € 29,95)
Samenstelling: Remco Meisner
Omslag: Ingrid Heit/Fred Hemmes
Verkrijgbaar op: https://shop.pr1ma.nl/

Meestentijds zijn tijdschriften te laat, soms op tijd, maar nooit veel te vroeg. Dat is vrijwel een onmogelijkheid, zeker gezien de inhoud deze keer. Was Fantastische Vertellingen 57 nog een dikke tachtig pagina’s (wat al behoorlijk veel is voor een tijdschrift), nummer 58 tikt bijna de honderdveertig aan. Alsof het zich schaamt voor deze gigantische hoeveelheid, is wel aanwezig en wel doorgeteld, maar pagina 131 niet vermeld. Hoe dan ook… toch is ondanks de onmogelijkheid, Fantastische Vertellingen 58 dus veel te vroeg. De uitgave, gedaan in juni volgens de omslag, plofte bij mij op 6 mei al op de mat. Remco zal waarschijnlijk, mogelijk vanwege het jaarlijkse onderhoud, de tijdmachine wel weer uit de mottenballen gehaald, hem een flinke poetsbeurt gegeven en een tochtje terug naar mei 2021 gemaakt hebben. Maar of hij dan in juni vertrokken is, dat blijft ongewis. Voor hetzelfde geld kwam hij uit september 2021 om zo de schijn op te houden dat hij op tijd was. Je weet het maar nooit.

Afijn… ik was nog niet bekomen van bovenstaand toen ik de volgende dag alweer verrast werd met een tijdgerelateerde issue en wel de onwaarschijnlijke recensie van Fantastische Vertellingen 58 van Johan Klein Haneveld die op Facebook verscheen op 7-5-2010 om 13.20 uur. Johan schreef op Facebook op 6 mei 2021 om 16.33 dat hij deze uitgave ontvangen had en er in het weekend, dus op acht of negen mei, voor zou gaan zitten. Dan denk ik dat het een fysieke onmogelijkheid is om de hondernegenendertig pagina’s die FV 58 telt op zeven mei gelezen en becommentarieerd te hebben. Okay… hij hoeft zijn eigen verhaal niet te lezen, dat scheelt weer dertien pagina’s, maar toch. Ik lees het liefst een verhaal per dag om ze goed te kunnen laten bezinken, dan moet ik de artikelen nog lezen, de recensie schrijven. Deze een dag laten rusten en dan nogmaals doorlopen. Als er veel wijzigingen zijn, hem nog een dag laten rusten en nogmaals doornemen. Dus, al met al, is het al mooi dat ik hem NU al klaar heb. Ergo conclusio, Johan moet welhaast de tijdmachine van Remco geleend hebben. Dat kan haast niet anders. Ik denk dat ik Remco’s tijdmachine ook maar eens leen en bijvoorbeeld recensie van Guido Eekhaut’s ‘Doornroosjes wraak’ maar eens in, laten we zeggen, mei 2018 plaats. Dat is hoogstwaarschijnlijk voordat Guido het schreef. Eens kijken wat dat teweeg brengt (bracht).

Goed… dit in het verleden latende… de inhoud van Fantastische Vertellingen 58. Al weer meer dan gevuld met een negental verhalen, een paar leuke artikelen en een voorwoord (Meyvistisch Melodrama) wat an sich ook al een SF verhaal op zichzelf lijkt te zijn, in plaats van een voorwaard. Het begon dus al verwarrend, maar wel leuk. Dan kregen we ‘De Bronnen’ van Ard Walburg voorgeschoteld. Tot het einde toe was ik ervan overtuigd dat dit een fantastisch artikel was, verlucht met voetnoten, foto’s, tekeningen en wat dies meer zij. Pas het lezen van ‘Over de gepubliceerden’ overtuigde me pas van de fantastiek van het verhaal. Heel mooi gedaan! Alle lof!!! Gelukkig was toen de verwarring van de baan. Er volgden een aantal recensies (Onder de indruk) van Johan Klein Haneveld, Paul van Leeuwenkamp en mijzelf. Die van de eerste twee waren meer dan de moeite waard. Over die van mezelf… dat laat ik aan anderen over. Dan het verhaal van Peter Eijk – ‘Geschiedenis herschreven’. Heel even geleden ook een verhaal van Peter gelezen in ‘Nevelkinderen’. Nu en hier lijkt hij een betere plaats te hebben gevonden én op de bres te staan voor de minderen en afwijkenden in de samenleving. Max Moragie over ‘Het veulen’, het laatste boek van Vincent van der Linden. Meer dan een goede recensie. Heel mooi! Liesbeth Jochemsen – Wie van de drie? Volgens mij het beste verhaal dat ik ooit van haar las, al blijf ik piekeren welk sprookje aan de basis ervan lag. Het lijkt er in ieder geval op dat ze met de sprookjesachtige verhalen haar Gouden Ei heeft gevonden. Blijven leggen en uitbroedden is mijn advies! Remco Meisner – De coronanisten van Catan. Leuk en absurdistisch over een aantal virussen die bij hem aanbellen. Wel of geen fantastiek? Nog maar een nachtje over slapen. Hoe dan ook: wel FANTASTISCH! Roos van de Velden – Verwilderd. Vervreemdend en spookachtig verhaal, maar ook weer niet. Spookverhaal, bedoel ik. Fascinerend, maar ook… waar komt Feral vandaan en waar gaat ze naar toe? Prima debuut (?). Mike Jansen – Kolom. Leuk artikel, verlucht met staafdiagrammen, over deelname aan diverse verhalenwedstrijden. Ik kijk alweer uit naar het volgende, Mike! Bart Russel – Initium – de eerste stappen. Fijne SF verhaal. De eerste kapitein van een generatieschip heeft niet alleen een verantwoordelijkheid naar toekomstige kapiteins, maar ook naar haar opvoeders. Prima debuut (denk ik). Oxana Langbeen – Oxana’s Oxymoron. Heerlijke kolder. Lieve Lita in extremis. Ga zo door, Oxana, of moet ik toch: Marcel, zeggen! Johan Klein Haneveld – Toeristenval. Reizen voor verwende rijke reizigers, die alles al hebben beleefd en gezien, behalve… . Communicatie met Aliens kan soms zó gemakkelijk zijn. Heel erg leuk! Max Moragie over ‘Voorbij de storm’. Ook hier… meer dan een recensie. Heel erg goed! Eowen Valk – Bloed in de sneeuw. Prehistorische Fantasy. Het is verhaal is vrij simpel, maar wel prettig en sympathiek verteld. Daardoor ook weer de moeite waard! De geweldige illustraties in deze uitgave, die werkelijk wat toevoegen aan de verhalen, zijn van de hand van: Gert-Jan van den Bemd, Marco Bezoet de Bie, Peter Erhardt, Fred Hemmes, Ben van den Outenaar, Marcel Ozymantra, Joshua Peeters. Dick van der Plas en last, but not least: Gidion van de Swaluw.

Wat mij betreft… de volgende kan door, Remco. Nog een tijdreisje?

Jos Lexmond

De geest en het meisje – Lucy Strange

De-geest-en-het-meisje.jpg

De geest en het meisje – Lucy Strange (JSP)
Uitgeverij J.H. Gottmer/H.J.W. Becht, Haarlem (2021)
321 pagina’s; prijs 16,99
Oorspr.: The Ghost of Gosswater (Chicken House, Frome, Somerset – 2020)
Vertaling: Aleid van Eekelen-Benders
Omslag: Helen Crawford-White/Studio Nico Swanink

Wie is er niet opgegroeid met het Victoriaanse spookverhaal? Ik wel in ieder geval en dan praat ik over de verhalen van Charles Dickens, Washington Irving, Oscar Wilde, Sheridan Le Fanu, Edgar Allen Poe en je kunt zo nog wel even doorgaan. Ik heb daar vanaf jongs af aan ontzettend van genoten. Sommige van deze spookverhalen waren te griezelig voor woorden en zo heel erg jong vond ik die zeer spannend en vooral verontrustend. Ik heb meermalen onder mijn bed, in de kast en achter de gordijnen gekeken voordat ik erin kroop en liet regelmatig de lamp aan tot mijn moeder, toen ze naar bed ging, hem weer uitdeed. Dat bracht de situatie in weer een heel andere dimensie, dat kan ik u wel vertellen. Extra gek was ik op de spookverhalen, waarin een rusteloze geest bleef ronddolen, omdat iets in het leven nog niet afgewerkt was. Tot het geval dat hem/haar dwars zat, opgelost werd en de reden om in het aardse realm te blijven spoken, niet meer bestond. Met een zucht of lichte, bijna onmerkbare, luchtdwarreling verdween dan het spook, om nooit meer terug te keren. Die waren helemaal niet eng en ik kon heel veel sympathie opbrengen voor het spook. Ik vond ze meer dan eens zielig.

Ik was dan ook aangenaam verrast toen ik ‘De geest en het meisje’ van Lucy Strange tegenkwam. Het leek me heerlijk om mezelf weer eens in de tijd van toen te dompelen en was alweer aangenaam verrast toen ik het boek na aanvraag toegestuurd kreeg om te recenseren. En… alweer aangenaam verrast toen het boek precies dat was, dat ik hoopte dat het was. Ik werd trouwens meteen verliefd (louter platonisch hoor) op Lucy Strange. Ik kwam erachter dat ze nog twee van dit soort verhalen (boeken) op haar naam had staan. Met haar debuutroman ‘The Secret of Nightingale Wood’ (Het geheim van Nachtegaalbos) won ze de tweede prijs in de Montegrappa First Fiction Competition op het Emirates Airline Festival of Literature. In Nederland kreeg ze in 2018 een Vlag en Wimpel. Dat eerste boek werd gevolgd door ‘Ons kasteel aan zee’. Volgens mij zitten aan beide titels ook vast fantastische en/of bovennatuurlijke randjes. Ik ga zeker naar beide titels op zoek!

Terug naar ‘De geest en het meisje’. Het verhaal speelt zich af in 1899. Het is dus nog net Victoriaans (1837-1901) noemen. Als de graaf van Gosswater is overleden, wordt de twaalfjarige lady Agatha uit haar ouderlijk huis verbannen door haar wrede neef Clarence, die de wettelijke erfgenaam is. Het statige landhuis in het Lake District, is het enige huis dat ze ooit heeft gehad. Haar ouders zijn ineens haar ouders niet meer. Ze blijkt een onwettig kind te zijn en ze moet gedwongen in een armoedig huisje gaan wonen, bij een vreemdeling die haar vader heet te zijn. Ze heeft nergens recht op en mag enkel en alleen wat kleding en persoonlijke bezittingen meenemen. Aan de oevers van het Gosswatermeer, waart de geest van een jonge vrouw rond. Wat heeft zij met lady Agatha, die zichzelf maar Aggie genoemd heeft, van doen en met haar ware afkomst.

Een bijzonder sympathiek en ook spannend verhaal, wat ook nog eens schitterend verteld is, dat uiteindelijk tot een niet voorzien einde leidt. Je mag trouwens zelfs wel zeggen dat het einde inslaat als een bom. Heerlijk om weer eens iets dergelijks gelezen te hebben. Overigens is dit boek niet alleen geschikt voor kinderen, maar een mooie vertelling voor eenieder. Mocht het nog niet overgekomen zijn: Een Aanrader! Jazeker, met een hoofdletter A.

Jos Lexmond

ALV 12 juni 2021

Beste NCSF-leden,

Inmiddels zou iedereen samen met  de eerste HSF van dit jaar de convocatie moeten hebben ontvangen. We hebben een locatie gevonden waar het verantwoord is om de ALV te laten plaatsvinden. Daarbij zullen de coronamaatregelen in acht worden genomen.

Zaterdag 12 Juni 2021, 13.30 uur
De Rijper Eilanden, Zuiddijk 2a, 1483 MA De Rijp

Vergaderstukken zullen aanwezig zijn maar kunnen ook op verzoek vooraf toegestuurd worden per email.

Mochten er leden met het OV willen komen is het mogelijk om coronaproef opgepikt te worden door een van de bestuursleden met de auto op een nabijgelegen station. Geef het even aan en we vinden wel een oplossing.

Aanmelden voor de ALV kan tot 7 juni bij het bestuur via bestuur@ncsf.nl

Orakel – Thomas Olde Heuvelt

Orakel.jpg

Orakel – Thomas Olde Heuvelt (HO)
Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam (2021)
454 pagina’s, € 20,99
Omslag: DPS Design & Prepress Studio

Wow! Wat mij betreft is dit eigenlijk wel genoeg recensie over dit meesterwerk. Deze drie letters beschrijven mijn bewondering voor het prachtige verhaal dat Thomas Olde Heuvelt aan ons heeft gegeven. Maar… ik begrijp ook wel, dat dit wellicht toch als een beetje te mager overkomt. Daarom zal ik er nog wel het een en ander aan toevoegen. Ik zag al verschillende andere recensies voorbijkomen. Uiteraard las ik die niet, want ik wil graag mijn eigen mening niet vermengen met de mening van anderen. Wat ik wel zag is dat Thomas Olde Heuvelt te pas en te onpas met Stephen King vergeleken wordt. Dat kan. Johan Klein Haneveld vergeleek hem liever met Howard Philips Lovercraft. Dat kan ook. Zelf zou ik daar Clive Barker en uiteraard John Ajvide Lindqvist en dan met name denkend zijn roman: ‘Het zeewezen’, aan toe willen voegen. Maar geen van deze buitenlandse toppers zou in staat zijn een dergelijk verhaal als ‘Orakel’ te schrijven. Daarvoor staan geen van allen diep genoeg met beide benen in de Hollandse zeeklei. Thomas Olde Heuvelt wel!
Ik moet, met schaamrood op de kaken, bekennen dat ik zowel ‘Hex’ als ‘Echo’ nog niet gelezen heb. Als recensent wordt mijn leesleven min of meer geleefd door de recensieboeken die me op aanvraag toegestuurd worden en waarvan ik er meestal teveel aanvraag, zodat ik steeds aan een inhaalrace bezig ben om de boeken zo snel mogelijk te lezen en dan de recensies zo snel mogelijk te schrijven. En denk nu maar niet dat ik klaag, want ik kan me geen mooier bezigheid voorstellen. Maar de spagaat is er af en toe wel. Hoe dan ook… ik kreeg de boeken van Thomas nooit eerder toegewezen, dus had ik er de tijd ook niet voor om ze te lezen. Maar ze liggen nu beiden bovenaan op de torenhoge ‘Nog te lezen’ stapel en gaan bij de eerste de beste vakantie die ik weer mag en kan beleven, mee. Ik kijk naar beiden uit.

Ik wil ook van de gelegenheid gebruik maken om hier een persoonlijke noot aan toe te voegen, want Thomas en ik delen een gezamenlijke herinnering. Misschien herinnert Thomas zich dat niet meer, maar ik wel en meer dan levendig. Het was bij de prijsuitreiking van de Paul Harland Prijs 2009. Het evenement was op 12 december in het Archeon, Alphen aan de Rijn. Thomas won die prijs met ‘De jongen die geen schaduw wierp’ (waarmee hij later in 2013 nog op de nominatie stond voor een Hugo Award). Ikzelf eindigde op de achtste en vierde plaats. Eerlijk gezegd heb ik van de rest van de prijsuitreiking niet zo heel erg veel meer meegekregen. Ik was helemaal vol van mijn behaalde vierde plaats en had op de vraag van W.J. Maryson (Wim Stolk, helaas veel te vroeg overleden) of ik de Paul Harland Prijs nog eens zou winnen, beantwoord met een volmondig: “Ja!” Ik meende het nog ook. Maar het mocht niet zo zijn. Ik verzandde in een nasleep van endeldarmkanker, een operatie, bestralingen en wat dies meer zij. Ik kon daarna niet meer schrijven. Writers block. Ik kreeg geen letter meer op papier, geen woord meer in een bestand. Zo kan het ook gaan. Maar voor Thomas begon de triomftocht met als magnum opus: ‘Orakel’. En… hij is er vast nog niet. Hij is voorbestemd om grote dingen te doen. We gaan het meemaken.

Het wordt tijd om deze recensie, die meer is dan een recensie, af te ronden. Ik had dit allemaal niet willen vertellen, maar werd er na het lezen van ‘Orakel’ toe gedreven en de recensie (of wat het dan ook is) schreef zichzelf. Tenslotte kan ik eenieder alleen maar aanraden ‘Orakel’ ter hand te nemen en je te laten leiden door Luca Wolf, die niet op wil en kan geven. Neem er maar een voorbeeld aan. Onverzettelijkheid is wel degelijk een goede gave! Nog een ding. Tijdens het lezen schoot me het volgende van Eddy C. Bertin (ons ook al veel te vroeg ontvallen) uit een essay met dezelfde titel in ‘Horrorarium’ (verschenen bij Suspense Publishing in 2006), vol in gedachten: ‘The horror! Oh, the horror of it all!’. Altijd is deze zin in mijn hoofd rond blijven spoken. Geen idee waarom, maar het beschrijft de kern van ‘Orakel’ heel aardig dacht ik zo en komt nu aldus prima van pas. Graag meer van dit, Thomas, heel wat meer!

Jos Lexmond

De vermisten van Maneschijn – Christelle Dabos

De-vermisten-van-Maneschijn.jpg

De vermisten van Maneschijn – Christelle Dabos (YFA)
De Spiegelpassante 2
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam (2021)
577 pagina’s; prijs 19,99
Oorspr.: La Passa-miroir – Les disparus du Clairelune (Éditions Galimard Jeunesse, Paris – 2015)
Vertaling: Eef Gratema
Omslag: Galimard Jeunesse/Suzanne Bakkum/Laurant Gapaillard
Illustraties: Laurant Gapaillard

Het was te lang geleden. Veel te lang geleden. Tussen ‘De ijzige verloofde’ en ‘De vermisten van Maneschijn’ heb ik, even geteld, zevenenzestig andere recensieboeken, bundels en anthologieën gelezen, om nog maar niet te spreken van de honderden andere dingen die ik in de tussentijd heb gelezen of gescand (met de ogen). Dat laatste gebeurde in de hoedanigheid van mijn andere werk. Een bibliograaf zijn. Om daar even een klein voorbeeld van te geven… in de maanden tussen de beide delen van ‘De Spiegelpassante’ heb ik bijvoorbeeld vijfenvijftig jaar (a tweeënvijftig nummers, dus: 2860 stuks) Robbedoes doorgenomen, op zoek naar fantastische verhalen. Ook in de tussentijd dik zeshonderd Spook-Thrillers gecheckt en dat is bij lange na het enige niet. Wat ik hiermee wil zeggen, dat het onmogelijk is in die tussentijd te onthouden waar het allemaal ook al weer over ging. En ook de iets meer dan anderhalve pagina ‘Herinneringen aan deel 1’ hielp ook niet echt er weer in te komen. Al met al heeft het zeker een dikke honderd pagina’s gekost om me weer comfortabel in de wereld van ‘De Spiegelpassante’ te gaan voelen. Nu ben ik de laatste die zal zeggen dat het geen groot karwei is een dergelijk werk van het Frans in het Nederlands te vertalen. Dat zal best een hoop tijd kosten. Maar het origineel van het eerste deel stamt uit 2013, dus misschien was het handiger geweest om iets eerder te besluiten, dit uit te geven. Of… dat kan natuurlijk ook, datzelfde eerste deel iets langer op de plank te laten liggen, zodat de vertaler een head start had.

Maar goed. Het tweede deel was een feit en uiteraard heb ik er weer van genoten. Het is een prachtig vormgegeven wereld, of misschien beter, de restanten van de wereld, ook wel arken genoemd. Die zweven door het luchtruim en zijn onderling te bereiken door gebruik te maken van steampunkachtige luchtschepen, of zoals de jonge Ophelia van de Anima ark, door spiegels te reizen. Ze is een van de weinigen van die ark die dat kan. Ze wordt uitgehuwelijkt aan de stugge Thorn en moet de Anima ark verlaten om op de verre Pool te gaan wonen. Zoals we in het eerste deel geleerd hebben ging dat allemaal nogal stroef en met de nodig ups en downs. Door het huwelijk met Thorn hoopt deze laatste de gave van lezeres van Ophelia over te kunnen erven en zo het boek van Faroek, de familiegeest van de Pool te kunnen lezen. In dit tweede deel raakt de familiegeest echter in de ban van Ophelia en haar gave. Alles is erop gericht achter de verborgen familiegeheimen van de Pool en het geheugen zien terug te vinden van Faroek. Intriges en verdwijningen van de ene na de andere hoveling staan centraal en bovenop dit alles komen de familieleden van Ophelia ook nog op bezoek. Kortom er gebeurt weer meer dan genoeg in dit boek. Ik weet wel dat ik, voor het verschijnen van het derde deel van de ‘Spiegelpassante’ (Het geheugen van Babel) in september van dit jaar, eigenlijk de eerste twee delen nogmaals zou moeten lezen. Ik vrees dat ik er anders nooit meer uit, of in, zal komen. En dat niet alleen, ik zou heel veel missen omdat ik het hele verhaal niet meer paraat zou hebben. En dat zou meer dan jammer en zonde zijn. Echter… of dat gaat gebeuren? Er liggen immers weer teveel recensieboeken op me te wachten om me die luxe te kunnen permitteren. Ik moet er eens goed over nadenken. Gelukkig heb ik die tijd nog. Het duurt nog wel even voordat het weer september is.

Jos Lexmond

Heksenweek – Kaye Umansky

Heksenweek.jpg

Heksenweek – Kaye Umansky (JFA)
Elsie Pekel 1
(Witch for a Week (Simon & Schuster UK Ltd., Londen – 2017)
Lemniscaat b.v., Rotterdam (2021)
174 pagina’s; prijs 14,95
Omslag & Illustraties: Ashley King
Vertaling: Jesse Goossens

Soms krijg ik een boek onder ogen (nadat ik er eerst om verzocht heb natuurlijk) dat ik zelf als kind ook heel erg leuk zou hebben gevonden. Zo’n boek is ‘Heksenweek’. Zelfs nu ik zevenenzestig ben (gisteren (dat is natuurlijk relatief, het is nu al eergisteren) geworden) kon ik er nog steeds wel veel genoegen aan beleven. Jawel… recensies schrijven houd je zeker en vast jong. Geestelijk gesproken dan natuurlijk. Voor zover ik weet (maar misschien ben ik geestelijk toch niet meer zo jong) heb ik niet eerder een boek van Kaye Umansky mogen proeven. Het is niet zo dat ze eerder geen boeken schreef. Als je op de site van Fantastic Fiction kijkt, dan staat er een hele reeks kinderboeken vermeld. In FANDATA staan twaalf titels opgenomen, waaronder een aantal herschreven sprookjes, zoals bijvoorbeeld: ‘De dertiende fee, Doornroosje (maar dan anders)’. Volgens zeggen is Kaye Umansky het meest bekend van haar ‘Pongwiffy’ verhalen. In Nederland zijn er daar slechts twee van verschenen, maar in het Engels een stuk of tien, als ik juist geteld heb.

Maar nu dus Elsie Pekel. Er zijn, tot op heden toe, vier titels van en voor het gemak (en mijn en uw plezier) heeft Lemniscaat deze alle vier gelijk maar aangekondigd. Wanneer ze gepland zijn te verschijnen staat er niet bij, maar ik houd het voor u in de gaten.

Maar goed. In het eerste deel, ‘Heksenweek’, maken we kennis met Elsie Pekel die op de familiewinkel past. Deze winkel staat in het dorp Kleinbrugge. Dat heet zo omdat het klein is en er een brug is die over de Miezer ligt. Het is een saai dorp. De mensen gaan vroeg naar bed omdat er werkelijk niets te doen is. De winkel waar Elsie op past, staat in een klein zijstraatje van de hoofdweg en is, ietwat buitenproportioneel, Pekels Warenhuis genoemd. De meeste mensen komen alleen binnen om een praatje te maken. Die dag had Elsie een schoenveter verkocht en haar vader een zwabber. Op die dag, als de torenklok van het stadhuis twaalf keer slaat, veranderde alles. Een huilende wind steekt op. Hoeden waaien weg en vuilnis stuitert over de straatstenen. Elsies vader ziet geen klanten meer komen en gaat even met zijn voeten omhoog zitten. Hij laat de winkel onder het beheer van Elsie achter. En Elsie… die zit zich maar te vervelen. Dan wordt er hard op het raam geklopt. En daar staat ze. De heks. Het was Magenta Spits. De dorpelingen noemden haar de rode heks. Ze draagt rode handschoenen, heeft roodbruine krullen en een rode jas met bijbehorende puntlaarzen. Magenta Spits heeft geen interesse in spullen. Ze wil slechts een poster ophangen. Ze zoekt een tijdelijke oppasser omdat ze een week op bezoek bij haar zus gaat. Daar heeft Elsie wel oren naar en na het informeren wat haar taken dan wel zouden zijn, wordt ze direct aangenomen. De volgende dag gaat ze op weg naar de Toren van de heks in het Krommevingerwoud. Het is het begin van een enerverende week, waarin Elsie zelf ook moet gaan heksen om alles in goede banen te leiden.

Leuk verhaal en voorzien van de nodige humor, waardoor ik regelmatig grinnikend verder las. Het verhaal is absoluut tijdloos en kan door eenieder, tussen de acht en achtentachtig, genoten worden. Wat mij betreft mogen de andere drie delen doorkomen. Als die net zo leuk zijn, dan geniet ik al bij voorbaat.

Jos Lexmond

Nevelkinderen

Nevelkinderen.jpg

Nevelkinderen (DIV)
Godijn Publishing, Hoorn (2021)
304 pagina’s; prijs 18,99
Omslag: Leijp Vormgeving

‘Nevelkinderen’ is het mooie resultaat van alweer de vierde jaarlijkse verhalenwedstrijd van Godijn Publishing. Voor mij is het een jaarlijks terugkerend feest en mag tot het einde der tijden doorgaan. Volgend jaar beleeft het zijn (of haar) eerste lustrum en van Johan Klein Haneveld heb ik begrepen dat het thema voor de volgende wedstrijd ‘Afvalligen’ gaat zijn. Verdere informatie volgt. Maar laten we ons eerst even op ‘Nevelkinderen’ concentreren. Ik denk dat ik het bij het verschijnen van elke bundel zeg, maar ik ga het zeker weer doen. Want ik vraag me toch steeds af waar al dat talent in ons Nederlandstalige taalgebied vandaan komt. Zeker, er zijn bekende (en bekendere) namen, maar het barst ook van de namen die we hier voor het eerst tegenkomen. Zoals die van Krista Noor, de winnaar van 2020. Heel apart!

Twee dingen vielen me extra op dit keer. Het eerste was dat vrijwel in elk verhaal fysieke, of iets minder fysieke, nevelkinderen voorkwamen. In eerdere bundels waren de verwijzingen naar het thema veel meer subtiel, zijdelings en meer verstopt. Het tweede was dat ik het veel minder eens was, dan in voorgaande jaren, met de meer dan kundige jury bestaande uit: Elly Godijn en Johan Klein Haneveld (shortlist) en Esmeralda van Belle en Ferry Visser (longlist). Natuurlijk was ik het bij eerdere bundels ook wel eens wat minder eens, maar hier was ik soms stom verbaasd. Ik ken natuurlijk de beweegredenen van de jury niet en smaken verschillen nou eenmaal, maar ik had niet dermate grote verschillen verwacht. O ja… nog een dingetje. Ik neem altijd maar zelf aan dat de volgorde van de uitslag van de wedstrijd zich weerspiegelt in de opname van de verhalen in het boek. Maar het staat nergens, dus of het een terecht aanname is… dat je weet je nooit helemaal zeker.

Maar goed, de verhalen. Daar gaat het tenslotte om. Ik ga hieronder de schrijvers en de titels noemen en in het kort (en soms ietwat cryptisch) wat ik er van vond.

1.Krista Noor: ‘Het houten hobbelpaard’ (FA) – Prachtig verhaal. Maakt veel indruk door de eenvoud ervan. / 2.Daniel Warmoeskerken: ‘Wisseling’(SF) – Kinderen en ouders. To a bright and shiny future. / 3.Ronald van Assen: ‘Gevangen in de tijd’ (SF) – Voor eeuwig van hot naar her met je zus. Leuk! / 4.Mike Jansen: ‘Oersoep’ (SF) – Hoe simpel kan het zijn? Één kind kan de as doen. / 5.Daniel Warmoeskerken: ‘Aan de waterkant’(FA) – Zeer sterk verhaal over verlies, liefde en winst. / 6.Bart de Wolf: ‘Rode riviertjes en een kop vol snot’ (HO) – Van eten en gegeten worden. Spekkie voor het bekkie. / 7.Jacob Dens: ‘Appendix’ (FA) – Het begin is het einde van het einde. Zonder verhaal… leemte. / 8.Annika Cannaerts: ‘Benjamin en Dolly’ (SF) – Hello Dolly, ik ben thuis. Een leven om te zoenen. / 9.Michel Richards:‘Zuigsonate’ (SF) – Als ik toen wist wat ik nu weet, of… wat ik nu weet, toen kon bevroeden, zou ik dan…? / 10.Marieke van de Reep: ‘Angstaanjagend stil’ (HO) – Angstaanjagend eng. Zo wil je niet overleven, ook niet als experiment. Had van mij binnen de top vijf gemogen. / 11.Karin Hazendonk: ‘Dochters van Aresta’ (FA) – Weinig zeggende Fantasy. Te hoog geklasseerd naar mijn idee. / 12.Leonie Wouters: ‘Duister gefluister’ (SF) – Op zich een leuk verhaal maar gaat uit van een paar vreemde aannames. Wie leent nou zijn nieuwe hyperschip aan een onbekende uit. En coördinaten instellen in als je in een ander universum bent??? Er moet duidelijk nog aan gesleuteld worden. / 13.Maartje Cooijman: ‘iPurify’ (SF) – Mooi verhaal over geuren en herinneringen. Ook angstaanjagend. Het einde is minder sterk, zou wel wat gruwelijker mogen. Mag in ieder geval een stuk hoger eindigen. / 14.Peter Eijk: ‘Thuiskomst’ (SV) – De vele namen van de mist. De kilte van de nevel geeft een warm gevoel. Mooi en gevoelig. Het diende zeker hoger te eindigen. / 15.Marielja de Geus: ‘Het moeras van de doden’ (FA) – Op zich niet onaardig verteld, maar het einde is onbegrijpelijk voor me. / 16.Julie Ivens: ‘Dag des oordeels’ (SF) – Een van de betere verhalen in deze bundel. Voor mij iets te religieus van aard. Plaats 16 is absoluut te laag. / 17.Stefanie Huls: ‘Liefde kent geen einde’ (SV) – Spookverhaal, maar dan lief. Hoort wat mij betreft thuis bij de best vijf. / 18.Arne Hempenius: ‘De weg naar Klusar’ (SF) – Vier maal duim in een zin. Beetje veel van het goede. En een lodderige hond? Verder niet onaardig. / 19.Amber Christen: ‘Afscheid op een deken van mos’ (SV) – Spookverhaal, maar dan ontroerend. Een afscheid van verloren kinderen. Toch mankeert er iets aan het verhaal. Kan het niet onder woorden brengen. / 20.Aad de Winter: ‘Het offer’ (SF) Niet onaardig, maar vrij simpel. / 21.Liesbeth Jochemsen: ‘N.O.A.C.H.’ (SF) Leuk, maar voorspelbaar. Raar schip trouwens. / 22.Erik van Oosterhout: ‘Een huis in het moeras’ – Intrigerend verhaal. Jammer dat er niets verklaard wordt. / 23.Gitta van Reeth – ‘Het toreke’ (SV) – IJzersterk Vlaams spookverhaal. Het verdiende een veel hogere plek! / 24.Lillian Veenhof: ‘De schat’ (FA) – Als je het maar graag genoeg wilt, dan wordt je ‘m. / 25.Trudy Pas – ‘De Spelonk’ Mooi verhaal en mooi verteld. Jammer van de foutjes, maar is dit echt maar plaats 25 waard? / Bonus. Garvin Pouw: ‘Twee lege kelken’ – 26e geworden? Of buiten mededinging? Het laatste denk ik. Maar als het meegedaan had, dan had het bij de eerste tien geëindigd, dat zeker. Maar winnen… nee!

Deze recensie is alweer veel te lang geworden, dus ga ik er gauw mee stoppen. Maar niet voordat ik gezegd heb, dat ik nu al weer smacht naar de volgende. Ga zo door Godijn!!!

Jos Lexmond

In memoriam: Ad Oosterling


Ad Oosterling, op 27 februari 1963 geboren, is op 7 april 2021 overleden. Hij werd op 28 maart 1999 lid van het NCSF en is, leert het archief, in hetzelfde jaar al tot secretaris benoemd. Ad was eenentwintig jaar lang medebeheerder van de NCSF boekenclub samen met Jim Held.

Jim Held:
Ongeveer 20 jaar geleden maakte ik voor het eerst kennis met Ad toen Henk Ottema besloot om te stoppen met de boekenclub. Het probleem was toen (trouwens nu ook): waar laten we de boeken. Op dat moment kwam Ad op de proppen. Hij had wel ruimte. Hij was op dat moment bezig met een huis in Dongen en zag daar wel ruimte genoeg om de boeken op te bergen. Op zolder!
De verhuizing werd gedaan door een aantal vrijwilligers van het NCSF op de dag dat Nederland werd getroffen door een aantal ijzelbuien die van zuid tot noord over het land trokken. We werden door het thuisfront keurig op de hoogte gehouden wanneer en waar het glad was.
Tevens vatten we het plan op om op verzamelaars- en boekenmarkten reclame te gaan maken voor het NCSF. Folders uitdelen. Liep voor geen meter. Hadden een grote tafel met wat foldertjes. Magic Galaxy’s vroeg of ze bij ons wat dozen met boeken konden stallen en uiteraard verkopen. Liep als een trein. Dus wat zij konden, konden wij ook en de eerstvolgende keer stonden we daar met eigen boeken. Voornamelijk Nederlands, want we vertegenwoordigden het NCSF. Verkocht niet denderend, maar we hadden de kraamkosten er in elk geval uit. Engels verkopen deed het veel beter. Dus uitbreiding naar Engelse boeken.
Via de website van het NCSF gingen we de boekenvoorraad online aanbieden en begonnen we verzoeken te krijgen voor bepaalde boeken. Ook werden we benaderd door mensen met te grote verzamelingen en te kleine woningruimte. Of we wat konden overnemen? Met of zonder bijkomende kosten. Ook nalatenschappen kwamen soms onze kant uit.
Inmiddels had de familie Oosterling een huis laten bouwen in Stroe. Gelukkig werd de boekenvoorraad dit keer door een professioneel verhuisbedrijf overgebracht van Dongen naar Stroe, waar de boeken in de kelder belanden!
Inmiddels was de voorraad gegroeid naar zo’n 18.000 boeken, tijdschriften, naslagwerken, strips, kranten. Ad en ik gingen nu regelmatig ook naar boekenmarkten, evenementen en Comiccon’s in België. In België gingen we na afloop vaak nog een hapje eten.
Op deze markten ging Ad er regelmatig op uit om zijn eigen stripverzameling aan te vullen. Die verzameling was enorm. Ik vroeg hem ooit of hij ze allemaal gelezen had. Dat zou hij later doen, als hij met pensioen ging. We maakten er nog grappen over en zeiden dat hij dan de volgende dag beter kon stoppen met werken anders zou hij de stripverhalen nooit allemaal kunnen lezen. Gelukkig wisten we toen nog niet hoe alles zou gaan lopen.
Naast zijn werk als boekenclubbeheerder was Ad ook secretaris van het NCSF en organiseerde hij spellendagen en nieuwjaarsborrels. Ook is hij nog een poosje secretaris geweest bij de vereniging SF Terra.
Na het overlijden van Ad’s zijn moeder leek het of er iets in Ad veranderde. Hij kwam niet zo vaak meer opdagen op de marken en begon met zijn gezondheid te sukkelen. Kreeg hartklachten en langzamerhand ging de spirit er uit. Ik denk dat de corona-toestanden er ook geen goed aan hebben gedaan.

Marlies Scholte Hoeksema:
Ad ontmoette ik voor het eerst tijdens Utopia in Scheveningen. Ik was zo groen als gras en Ad stond daar, waarschijnlijk samen met Jim maar dat weet ik niet zeker, met een grote tafel vol boeken. Ik was, en ben, een boekenwurm en ben zeker een half uur door hem beziggehouden. Ik kreeg ook een flyer van het NCSF en als ik toen der tijd geen armlastige student was geweest was ik meteen lid geworden.
Jaren vlogen voorbij. Ad, de boekenclub en het NCSF ben ik op andere evenementen nog wel eens tegengekomen en met Ad maakte ik dan altijd een praatje. En toen was er opeens een probleem, er waren bestuursleden nodig om de vereniging een toekomst te geven. Ik was niet op de ALV waar dat besproken werd, want ik was geen lid en ik hou eigenlijk niet van vergaderen. Ik ben toen live via Facebook gevraagd of ik wilde helpen en natuurlijk was mijn antwoord daarop ja. De eerste waar ik vervolgens een mailtje, en een telefoontje, van kreeg was Ad.
Ik zal de eerste keer dat ik bij hem in Stroe kwam nooit vergeten. Er was een overvolle lunchtafel en zijn moeder zat op haar stoel op haar vaste plek en ik mocht vooral niet te weinig beleg op mijn bolletjes doen. Ad liet mij vol trots zijn omvangrijke collecties zien. Ik had uren kunnen verdwalen tussen zijn boeken. Ik ben blij dat ik zijn moeder nog gekend heb, ook al was het maar kort. Het overlijden van zijn moeder viel Ad zwaar. Iedereen die hem kent weet dat hij een diep emotioneel mens is, maar dat hij ook moeite had om over diezelfde emoties te praten. Hij miste zijn moeder, hij miste zijn halfbroer en waar hij geluk gevonden dacht te hebben bracht dat uiteindelijk meer ellende dan vreugde.
Ad was de laatste maanden ziek. Ik, en anderen, hebben hem daar zo goed als mogelijk in bijgestaan. Er leken lichtpuntjes aan het einde van de tunnel en zijn overlijden kwam dan ook echt onverwacht. We gaan hem missen, als mens, als boekenclubman, als bestuurslid en als vriend.

We are all stardust.

Reclame en de Kunst van het Hacken – Antoni Dol

Reclame-en-de-Kunst-van-het-Hacken.jpg

Reclame en de Kunst van het Hacken – Antoni Dol (SF)
De superrealiteit, deel 1
IO, Independent Publisher, Amsterdam – (2021)
190 pagina’s; prijs 19,95
Omslag: Antoni Dol

Dystopieën. Ze vinden meestal, of misschien wel altijd, plaats in een wereld waarin jij en ik niet willen leven. Waarschijnlijk fronsen nu al een aantal mensen hun wenkbrauwen. ‘Reclame en de Kunst van het Hacken’, een dystopie? Wel… misschien voor veel mensen niet, maar voor mij wel. Ik heb een pestpokken (excusez le mot) hekel aan reclame, op wat voor hoedanigheid dan ook. Mijn tijd is te kostbaar om aan die rommel te verspillen. Dus kijk ik ook absolute geen commerciële televisie. Daar is trouwens ook niets interessants te zien, behalve misschien wel een paar films, welke ik soms wel zou willen zien. Eenmaal heb ik een film (Star Trek) van een van de RTL’s opgenomen om die op een lamme zondagmiddag eens te bekijken. Na een goed uur had ik er meer dan genoeg van en heb hem afgezet. Ongeveer elk kwartier werd de film onderbroken door eindeloze reclame. Die kan je dan wel doorspoelen, maar toch. Je bent er weer uit. Dus… dat doe ik ook al niet meer. Hoe dan ook… om die reden moest ik wel tweemaal nadenken voordat ik op het verzoek van Antoni inging om zijn nieuwe boek te lezen. Alleen de titel, stond me al behoorlijk tegen. Vanwege zijn eerdere boeken, heb ik uiteindelijk toch maar ja gezegd en hij stuurde het me toe. Toen ik het in handen had, was ik verrast door de vormgeving en omslag. Heel erg mooi gemaakt en ook al door Antoni zelf. Je wordt meteen benieuwd naar de inhoud, maar ik moest het helaas nog even wegleggen omdat een paar andere boeken voorgingen.

Maar uiteindelijk was het dan zo ver. Ik greep het en werd vrijwel meteen gegrepen door het verhaal. Het, voor mij, dystopische element in het verhaal was nog erger dan ik al dacht. Het begon voor mij meteen, op pagina een, al met koude kriebels en het angstzweet brak me uit. Als dat de toekomst zou moeten worden, dan maakte ik er meteen een end aan. In de door Antoni gecreëerde wereld is er aan reclame niet te ontkomen. Menselijke Adbots verschijnen te pas en te onpas om je te proberen over te halen dit of dat product aan te schaffen en gaan met je in discussie. Gaan naast je zitten op een bankje en zijn haast niet weg te krijgen en als je er dan eindelijk een kwijt bent, dan loopt de volgende al achter je kont aan om je iets aan te smeren. Brrr, ik moet er niet aan denken. Mooi dat het verhaal zich in 2083 (oid, weet het niet meer en kan het in de gauwigheid ook niet meer vinden) afspeelt, gelukkig ben ik dan allang de pijp uit en hoef ik het niet meer mee te maken.

Het is het verhaal van een nooddruftige cybercrimedetective, Joris Hamelink. Hij wordt door een reclamebureau in de arm genomen omdat een anonieme kunstenaar advertenties hackt en ze omzet naar een kunstvorm die gericht zijn op een enkele doelpersoon. De hacks vinden plaats in de openbare ruimte en de opnames daarvan worden verkocht in een galerie. Joris staat voor een schier onmogelijke opdracht.

Prachtig en origineel verhaal. Schreef ik bij eerdere verhalen van Antoni dat het verhaal me aan dit of dat verhaal van een beroemde schrijver deed denken, nu doe ik dat helemaal niet. En wel om de doodeenvoudige reden dat dit verhaal met niemand te vergelijken is, althans niets of niemand dat in het Nederlands vertaald is. Alle lof. Als een verhaal je doet huiveren, wil dat zeggen dat het zeer realistisch geschreven is en je je goed in kan leven in de situatie. En dat kon ik. Ik weet niet goed of het een tweeluik wordt of een trilogie, maar wat het ook is… ik wil meer!

Jos Lexmond

De laatste mens – Lee Bacon

Laatste-mens.jpg

De laatste mens – Lee Bacon (JSF)
Van Holkema & Warendorf, Amsterdam (2021)
266 pagina’s; prijs 14,99
Oorspr.: The Last Human (Amulet Books, New York (2019))
Vertaling: Barbara Lampe
Omslag: Caren Limpens/Karl Kwasny
Illustraties: Karl Kwasny

Toen ik de aankondiging las van het toekomstig verschijnen van Lee Bacon’s ‘De laatste mens’, kwam die me vagelijk bekend voor. Maar verder dan dat heb er niet over nagedacht en hem aangevraagd als recensie exemplaar. En was er blij mee toen ik hem toegewezen kreeg. Het had een vette aantrekkingskracht op me, zoals dat tegenwoordig gezegd wordt (of misschien al niet meer). Toch bleef die vagelijke bekendheid vrijwel ongemerkt aan me vreten. Niet dat ik het boek eerder gelezen had, dat niet, maar ik wist vrijwel zeker dat ik hem ergens eerder gezien had. En… dat was ook zo. De originele (vertaalde) uitgave van dit boek stamt al uit 2019 en dit moet dan de tweede druk zijn (oid). Geen probleem natuurlijk. Misschien dat ik hem destijds ook al aangevraagd had, of niet. Maar nu heb ik hem in ieder geval wel en begon er met een hoge verwachting aan.

Het verhaal! De aarde is leeg, althans… zonder mensen. Er zijn natuurlijk wel eekhoorns, vogels én robots. De mens had de robot gecreëerd om hem van dienste te zijn en al gauw werden de robots voor alles en nog wat gebruikt en zelfs misbruikt. Mensen vervuilden de planeet, Ze vulden de luchten met chemicaliën en hun wateren met vergif. Door de vervuiling stond de wereld op instorten. De temperatuur steeg, de ijskappen smolten en kustlijnen overstroomden. Als je dacht dat de mensen zich van hun verantwoordelijkheden bewust zouden worden en alles op alles zouden zetten om hun wereld te redden, dan had je het fout. In de plaats daarvan starten ze een oorlog en de mensen stuurden de robots erop af om voor hen te vechten. Die hadden daar geen zin in en waren intelligent genoeg geworden om actie te ondernemen. Ze waren niet te beroerd de mensheid te helpen haar einde ietwat te bespoedigen.
Het is nu is het dertig jaar later. Twee robots hebben samen een robotkind gemaakt. Het heet XR-935. Het is meteen een dikke twaalf jaar oud en verbaasd zich over de vele sporen die de mensen hebben achtergelaten. Zijn ouders, Ouder_1 en Ouder_2, doen hun uiterste best hem op te leiden tot een goede robot. Een van de belangrijkste regels is: “Een robot deelt alles met de korf (zo heet de robotgemeenschap). Een robot heeft niets te verbergen”. Daarmee eindigt de dagelijkse rede van de Korfpresident in ieder geval. Dan… op een dag als XR-935 samen met zijn vrienden Ceeron en SkD (die alleen in emoji’s praat), aan het werk is, ontdekken ze een onmogelijkheid. Een wezen die achter een opslagstation zit, een meisje: Emma. Maar het kon geen mens zijn. Geen meisje. Mensen en meisjes waren dertig jaar geleden van de wereld verwijderd. Maar Emma is wel degelijk een meisje. En Emma is net zo oud als XR-935. Dat schept een band. Maar in het hoofd van XR-935 vormt zich een logische gedachte. Emma is een mens. Mensen bedreigen de wereld. Dus: Emma moet worden uitgeschakeld. Emma weet XR-935 te overtuigen dat ze geen bedreiging vormt voor de wereld. Samen met Ceeron en SkD beginnen ze aan een gevaarlijke reis naar een plek waar Emma veilig kan zijn. Maar dan komt ook nog het volgende dilemma op het pad van XR-935 en zijn kameraden: “Een robot deelt alles met de korf. Een robot heeft niets te verbergen”.

Heel erg leuk verhaal over een robotmaatschappij die gewoon door functioneert in een mensloze wereld. En de robots gaan ook mensachtige trekjes ontwikkelen. De appel valt niet al te ver van de boom. Het verhaal wordt dermate mooi afgerond, dat het lijkt dat het om een standalone gaat. Maar wat mij betreft zou er wel een vervolg op mogen komen, al lijkt dat niet te gebeuren.

Jos Lexmond