Duin Kapittel – Frank Herbert

Duin-Kapittel.jpg

Duin Kapittel – Frank Herbert (SF)
Duin 6 (en slot)
Uitgeverij Volt, Amsterdam – Antwerpen (2019)
(Chapterhouse Dune (G.P. Putnam’s Sons, New York – 1985))
434 pagina’s; prijs 19,99
Vertaling: M.K. Stuyter s.j. (herzien)
Omslag: DPS Design & Prepress Studio
Omslagillustratie: Sam Weber

‘Duin Kapittel’, was het zesde en laatste deel van de Duin epos dat Frank Herbert schreef. Hij stierf in het jaar nadat de Nederlandse vertaling verscheen, tijdens een operatie aan zijn pancreas op 65 jarige leeftijd en had vrijwel zeker bij leven en welzijn nog wel een aantal delen aan zijn epos toegevoegd. Nu namen zijn zoon, Brian Herbert en Kevin J. Anderson het stokje over en overspoelden ons met de series: ‘Voorspel tot Duin’, ‘Legenden van Duin’, nog een boek die zich afspeelde tussen ‘Duin Messias’ en ‘Kinderen van Duin’ en nog een viertal delen volgend op de originele serie en nog een ‘De weg naar Duin’ waarin verklaard wordt hoe het allemaal gekomen is. ‘Duin’ zelf verscheen in 1965 in het Engelse taalgebied en scoorde meteen een Hugo en een Nebula Award. De vertaling verscheen hier pas in 1970 en ik was meteen verkocht, maar knapte een beetje af op de vervolgdelen. Toen was ik al geen voorstaander van reli SF en ook de wisselende kwaliteit van de opvolgende delen, maakte me enthousiast en niet. Zeker toen Brian Herbert zich op de aantekeningen van zijn vader stortte en samen met Kevin J Anderson het Duin epos maar uit bleef breiden, haakte ik op een gegeven moment helemaal af. De geest van Frank Herbert was eruit en die kregen beiden er absoluut niet meer in. Voor mij werd het hele gebeuren commercieel uitgemolken tot op de laatste druppel. Ik keek zojuist even naar de rest van het oevre en tot mijn verbazing zag ik dat Brian Herbert andere, niet eerder uitgegeven, manuscripten van Frank Herbert aan het uitgeven was. Je mag je afvragen waarom die nooit eerder uitgegeven zijn.

Maar goed… terug naar ‘Duin Kapittel’. Ik kreeg het boek ongevraagd toegestuurd. Dat soort dingen komt niet heel erg vaak voor, maar in negen van de tien keer doe ik er dan niets mee. Niet dat ik dat niet zou willen, maar meer omdat ik het niet kan. Mijn agenda (lees: stapel) is meestal dermate gevuld met recensieboeken dat ik er niets mee bij kan hebben en meestentijds onder druk moet lezen om het bij te kunnen houden. Een paar maal per jaar kijk in mijn eigen ‘Te Verwachten’ lijstje dat ik maandelijks bijhoud (zie de site van het NCSF), wat ik graag zou willen lezen de komende maanden en bestel die boeken dan. Meestal is de trek erger dan de honger en komen er meer boeken binnen dan ik kan verhapstukken.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik ‘Duin Kapittel’ niet herlezen heb. Ik zou eigenlijk weer bij deel een moeten beginnen en dat vond ik een beetje veel van het goede. Zoals eerder gezegd had ik een beetje een haat/liefde verhouding met ‘Duin’, maar ik neem bij dezen de gelegenheid te baat om een en ander eens te kunnen memoreren.

In eerste instantie zag ik dat de prijs voor dit boek op € 29,99 lag en toen dacht ik al: Wie koopt dit nu voor deze prijs? Misschien is er een nieuwe generatie opgestaan die nog niets van ‘Duin’ weet (en waar ik dan weer geen weet van heb). Misschien is dit een aanzet tot de nieuwe ‘Duin’ film die Denis Villeneuve (van bijvoorbeeld het prachtige ‘Arrival’) aan het draaien is en in 2020 in de bioscopen komt. Wie zal het zeggen. In ieder geval is de prijs van het boek inmiddels gezakt tot € 19,99, wat ik een stuk realistischer vind, al moet ik zeggen dat het een prachtig uitgevoerd boek is om langs de eerdere heruitgaven in de kast te zetten. Prachtige omslag en een mooie kwaliteit papier. Wat wil een mens nog meer?

Jos Lexmond

Jack Vance – De man in de kooi

Man-in-de-kooi.jpg

Jack Vance – De man in de kooi – 205p.
Spatterlight, Amstelveen (2019) € 14.99
Het Verzameld Werk van Jack Vance 23
(The Man in the Cage, Random House, New York – 1960)
Vertaling: Karin Langeveld
Omslagontwerp & Illustratie: Howard Kistler
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Tot nu toe vond ik alle Vances die nog niet vertaald waren geweldig en zeer de moeite waard, ook al waren ze geen fantastiek, maar ‘gewoon’ detectives of politie romans. Met de ‘De man in de kooi’ is het al niet anders gesteld. Althans… de eerste tachtig procent is geweldig te noemen. Je waant je in een zwart-wit film uit de jaren vijftig. Je ziet Humphrey Bogart, met regenjas en gleufhoed zo door Casablanca lopen (alhoewel de film zich in de Tweede Wereldoorlog afspeelt, maar een kniesoor die daar op let). De sfeer is zo goed gevangen dat Jack Vance deze roman misschien wel schreef met de film Casablanca in het achterhoofd, wie weet?
Het verhaal speelt zich af in 1958. Het Algerijnse bevrijdingdfront LFN is in een bloedige onafhankelijkheidsstrijd gewikkeld met de Franse Koloniale bezetters. Via het naburige Marokko worden de Algerijnse rebellen van illegale wapens en munitie voorzien. De jonge Amerikaan Noel Hutson is in Tanger, Marokko, neergestreken en ziet de kans om met illegale wapenhandel zijn beurs flink te spekken. Op zijn eigen naïeve manier ziet hij het als een groot avontuur en wat de gevolgen van zijn wapensmokkel zijn… daar zit hij niet echt mee. Hij rijdt met een truck geladen met pistolen, geweren en ammunitie de woestijn in voor een levering aan de Algerijnse grens. De aflevering van de wapens gaat niet heel erg vlekkeloos en als Noel gedwongen wordt om drugs mee terug te smokkelen, trekt hij een grens en besluit zich terug te trekken uit de deal. Dat valt niet erg in goede aarde bij zijn opdrachtgevers en Noel komt in grote problemen. Hij pleegt enkele telefoontjes en doet een brief naar huis op de post waarin hij meld dat hij naar huis wil terugkeren en een normaal leven wil gaan leiden. Het is meteen ook het laatste levensteken dat men krijgt van Noel Hutson. Hij is verdwenen en met hem, de truck met de drugs ook. Het lijkt wel of ineens iedereen op zoek is naar Noel. Zo ook zijn oudere broer Darrell Hutson, die in Tanger aankomt om uit te zoeken wat er met zijn jongere broer gebeurd is. Maar wat voor aanknooppunten heeft hij?

Tot zover… niets aan de hand. Darrell probeert de gangen van zijn broer na te gaan en Jack Vance maakt er, zoals altijd, een boeiende speurtocht van. Zijn naspeuringen voeren hem langs allerlei exotische figuren, die directe of zijdelingse banden met zijn broer blijken te hebben en langzaam maar zeker wordt het plaatje duidelijk. Maar waar is zijn broer en de truck met de drugs gebleven.

Ik ga niet vertellen wat er dan precies in het verhaal gebeurd, maar het lijkt of Jack Vance plotseling de interesse in het verhaal verliest en zich er dan wel wat al te gemakkelijk van af maakt. Als je zijn oeuvre bekijkt en de jaartallen waarin ze geschreven zijn, dan lijkt het wel dat hij na ’De man in de kooi’ een paar jaar niets geschreven heeft en dat hij daarna in 1962 heel erg sterk terugkomt met: ‘De Drakenruiters’. Ik weet het niet. Het is jammer van dit verhaal, want hij was heel erg sterk bezig en het verdiende, net als alle andere Vances, een sterk einde met een leuke twist.

Jos Lexmond

Zondag 6 oktober – Open Dag ESA in Noordwijk

Op Zondag 6 oktober houdt ESTEC de jaarlijkse ESA Open Dag in Space Expo Noordwijk.

Dit jaar is het thema ‘Naar de maan met ESA’. Nederlands astronaut André Kuipers zal worden vergezeld door voormalige Apollo-astronauten Walt Cunningham van de eerste bemande Apollo-missie en Rusty Schweickart, de eerste piloot van de Lunar Module (maanmodule) en tester van het eerste EVA-maanpak.

Registreren kan via deze pagina.

Dit jaarlijkse evenement vindt plaats in het kader van het Nederlandse nationale Weekend van de Wetenschap https://www.weekendvandewetenschap.nl en de World Space Week https://www.worldspaceweek.org

Ziltpunk: zeker geen zure bedoening – HSF (2019/1)

“Ook na een ramp gaat het leven verder”

Jaap Boekestijn, Tais Teng, Roderick Leeuwenhart, fotograaf: John van Duin

In een interessant verzamelcomplex voor kunstenaars en kleine bedrijven in het midden van het land, word ik op een mooie woensdagnamiddag door drie heren ondergedompeld in een aangenaam virtueel zoutbad. Tais Teng en Jaap Boekestein, de maestro’s van het nieuwe maar tegelijk oerhollandse sciencefictiongenre ziltpunk, leggen samen met nieuwkomer Roderick Leeuwenhart haarfijn uit hoe ze eigenhandig verfrissende en optimistische literatuur de wereld in slingeren.

Toekomstbeelden vol Hollands glorie, woeste natuur, grootse technologie, humor en spanning. Verfrissend en optimistisch zijn misschien niet direct kwalificaties die naar boven komen bij de genrenaam ziltpunk. Toch blijkt deze literaire plens zilt nat in het gezicht heel verfrissend te zijn. De achtergrond, of eigenlijk achtergronden ervan kunnen de schrijvers uiteraard heel goed duiden. Het subgenre wordt extra interessant doordat ziltpunk dwars door verschillende verhaaluniversa heen drupt. Het is niet één statische wereld die de heren neerpennen maar een verhalenboeket in uiteenlopende mogelijke toekomsten van onze wereld. En dan vooral van ons kikkerlandje. Aan de basis ligt klimaatverandering. Dat wordt zeker niet negatief uitgewerkt, want dat is niet waar het bij ziltpunk om draait!

Wie Netflixseries als The Expanse heeft gezien (of de boeken van James Corey heeft gelezen), begrijpt wat Tais Teng bedoelt als hij zegt dat rampen niet het einde van de wereld hoeven te betekenen. “De situatie waar je in leeft, is simpelweg hoe je leeft. Het is een gegeven, het is hoe jouw wereld is, in dit geval de wereld van de verhaalpersonages. Of dat nu door veranderend klimaat met opwarming of afkoeling is, op Aarde, Mars of in de asteroïdengordel, dat maakt niet uit. Het is jouw dagelijkse leven en niet per se een uitzichtloze situatie. Er zijn al zoveel dystopische, deprimerende verhalen. Ze zijn defaitistisch. Met verlangen naar de toekomst kijken is bij veel schrijvers verdwenen als er een ramp heeft plaatsgevonden in hun verhaal. Maar ook na een ramp gaat het leven verder. Je leert ermee leven. Loopt Nederland onder water? Dan bouwen we toch een veel groter Nederland, van eilanden, of in de rest van Europa, met behulp van grote machines, en machines die water via de duinen schoonmaken. Met buiten- en binnendijkse bewoners.”

En in ziltpunk is dat dan het Nederland van over een jaar of tweehonderd, misschien wel tweeduizend, en hoe het leven is in één van de toekomstvisies van de bevlogen schrijvers. Boekestein: ”We extrapoleren de actuele situatie naar hoe het in de toekomst kan zijn. We zijn geen voorspellers, geen futurologen, geen doemdenkers maar we zijn sciencefictionschrijvers die het geweldig leuk vinden om op die manier te laten zien hoe het zou kunnen worden. En dat doen we op een optimistische manier. Het kan gaan opwarmen en dan zitten we in een tropische wereld, maar net zo goed kan de Noordzee een ijszee worden. Zelfs de ergste ramp heeft positieve gevolgen. De ramp in Tsjernobyl (waar in 1986 een van de kernreactoren ontplofte en een groot gebied radioactief besmet raakte) heeft later geleid tot veel zeldzame dieren en planten in het gebied.”

Tais Teng: “Ik denk niet dat de huidige technologie zal verdwijnen. Het komen en gaan van technologie is naar mijn mening wel een trend. Zo was er na de Romeinse tijd een terugval in technologische ontwikkeling: de middeleeuwen. Maar nu is er zoveel technologie dat zelfs als een groot deel van de wereldbevolking zou verdwijnen, er nog miljoenen mensen zijn die kennis hebben. En we hebben natuurlijk boeken.” Met dat soort optimisme brouwen de heren gezamenlijk een hele serie verhalen die in volledige samenwerking worden geschreven. “Als een verhaal af is, weten we vaak niet meer wie welke stukken heeft geschreven.”

Boekestein: “We vinden het leuk om binnen dat kader van optimisme steeds nieuwe toekomsten te verzinnen. Daarbij houden we rekening met hoe zaken in werkelijkheid zouden kunnen gaan. Bijvoorbeeld dat goede dijken ook betaalt moeten worden en dan kom je als snel bij de rijken uit. Die wonen dan binnendijks en buitendijks vind je de achterbuurten van Europa. Daarin ligt ook de relatie met de naam ziltpunk. We kijken niet naar de rijken in de toekomst, maar naar de rest.”

De heren halen hun inspiratie dus uit de huidige wereld. Ze zorgen ervoor dat ze op de hoogte blijven van ontwikkelingen op het gebied van klimaatverandering en wetenschap. Vandaaruit ontwikkelen ze wat Roderick noemt hun “werelden als speeltuin van de verbeelding”. Tais houdt vakliteratuur en -sites bij, Jaap leest onafhankelijke websites over relevante onderwerpen maar ze pakken ook gerust populairwetenschappelijke uitgaves zoals de Kijk en Quest. Ze gaan duidelijk niet over één nacht ijs. Roderick: “We houden van goed uitgewerkte verhalen met een degelijke wereldbouw als achtergrond. Bijvoorbeeld zoals een Jack Vance dat heeft gedaan. Daarnaast houden we er niet van om in een keer zoveel mogelijk alle ellende van iemand over de lezer uit te storten. Ellende mag wel, als het verhaalpersonage er maar praktisch mee aan de slag gaat. We schrijven vaak over mensen die niet bij de pakken neerzitten.”

De verhalen zijn zowel in het Nederlands als het Engels geschreven. In het Engels heet het subgenre nog net zo goed ziltpunk. Jaap: “Die term is niet in het Engels te vertalen zonder afbreuk te doen aan de betekenissen in het Nederlands. Bovendien blijft het door het onvertaald te laten, duidelijk een Nederlands subgenre.” En Nederlands is het. Bestaande Nederlandse plaatsen figureren in de verhalen. Juist dat werkt vaak extra vervreemdend en draagt zo bij aan de essentie van sciencefiction: verwondering.

Op de terugweg richting Amersfoort (-aan-Zee) voel ik op de motor de wind aan mijn hoofd trekken. De regen spat af door de snelheid. Mijn fantasie slaat op hol. Gelukkig woon ik binnendijks.

 

Waar vind je ziltpunk?

Ziltpunkverhalen piepen steeds vaker binnen- en buitenlandse verhalenbundels binnen. Het begon allemaal met een boek van Tijs in opdracht van de Milieufederatie Zuid-Holland: Een Horizon Vol Eilanden. Deze is niet meer verkrijgbaar en de term ziltpunk wat toen nog niet bedacht, maar achteraf was dat wel de eerste aanzet. De eerste grote ziltpunkbundel verscheen in 2018 bij Uitgeverij Macc: Orkaanhoeders en Dijkenfluisteraars van Tais Teng en Jaap Boekestein. Hierin elf ziltpunkverhalen uit vier toekomstige werelden: Buitendijks (een wereld waarin Dijk Europa het vasteland beschermt tegen het fors gestegen zeewater), Tropisch Holland (waarin Nederland een meter of twintig onder water ligt en Verenigd Afrika de nieuwe grootmacht is), Orkaanhoeders (waarin Nederlanders, en dan vooral Volendammers, technologieën ontwikkelden om orkanen te temmen) en Levende dijken (waarin slimme dijken overal ter wereld land ontginnen en hierdoor van Nederland een supermacht maken).

In de bundel Verhalen vertellers (Uitgeverij Macc, december 2018) staan ook verhalen die de ziltpunkliefhebber niet mag overslaan, zoals IJs van horizon tot horizon en elke stad is een leugen, het eerste samenwerkingsverhaal van Tijs en Jaap met Roderick.

Via https://www.smashwords.com/books/view/908358 kun je gratis drie ziltpunkverhalen proeven om te kijken of het smaakt naar meer.

 

Wie zijn die ziltpunkschrijvers?

Tais Teng is niet de eerste de beste. Bij het grote publiek werd hij vooral bekend door zijn activiteiten voor het Griezelgenootschap. Al rond 1971 vestigde hij zich als illustrator/kunstenaar. Hij leefde zich uit op de covers van tal van SF-boeken. Hij schilderde uiteindelijk zoveel ontploffende ruimteschepen voor de Duitse Perry Rhodan-reeks dat hij lange tijd geen vuurbal meer kon zien. Teng werd een bekend artiest binnen de SF-wereld en hij was onder andere betrokken bij tijdschriften als King Kong SF en Holland-SF. Hij ontwierp bijvoorbeeld ook het beeldje voor de King Kong Award (de voorloper van de Paul Harland Prijs) die jaarlijks werd uitgereikt aan het beste korte SF-verhaal. Teng won zelf de King Kong Award ook een aantal malen. Hij maakt nog steeds veel illustraties voor boeken en tijdschriften op het gebied van sciencefiction, fantasy en horror. En daarnaast schrijft hij veel verhalen in dezelfde genres. Dat doet hij al enige tijd deels samen met Jaap Boekestijn.

Jaap Boekestein debuteerde in 1989 met een kort verhaal in het Belgische tijdschrift Survival Magazine. Later schreef hij ook verhalen met diverse co-auteurs. Zijn eerste roman werd in 1997 uitgegeven. In 2003 won hij de Paul Harland Prijs. Naast het schrijven vertaalde hij verhalen van en naar het Engels, stelde hij bundels samen, was uitgever van sciencefiction-tijdschriften en -bundels. Boekestein is ook actief als illustrator en fotograaf. Hij organiseerde verhalenwedstrijden. Hij was redacteur van Holland SF en Wonderwaan.

Roderick Leeuwenhart schrijft al sinds 2001 voor AniWay, het grootste Nederlandstalige tijdschrift over Japanse popcultuur, en is daarnaast actief als game- en filmjournalist. Hij deed een studie Animatie aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en heeft ook een tijdje in Hollywood gewoond en gewerkt. De Pindakaas en Sushi-trilogie is zijn debuut als schrijver en de eerste romanreeks over het groeiende enthousiasme voor Japan onder Nederlandse jongeren. Het boek verscheen in 2014 en precies een jaar later kwam Pindakaas en Sushi 2 uit. In het jaar daarop schreef Roderick vooral korte verhalen, waaronder Kinderen van de ijstijd, die door Quasis Uitgevers in 2016 werd gepubliceerd. In februari 2017 kwam het laatste deel van de reeks uit, Pindakaas en Sushi 3. In april 2017 won hij de prestigieuze Harland Awards Verhalenwedstrijd, dé prijs voor de fantastische literatuur in Nederland.

Door John van Duin, eerder verschenen in HSF (2019/1).

Schemerwerelden, Britse en Ierse Volksverhalen – Kevin Crossley-Holland

Schemerwerelden.jpg

Schemerwerelden, Britse en Ierse Volksverhalen – Kevin Crossley-Holland (JDIV)
(Between Worlds (Walker Books Ltd., Londen – 2018)
Lemniscaat b.v., Rotterdam (2019)
323 pagina’s; prijs 19,95
Vertaling: Margaretha van Andel
Omslag & Illustraties: Francis Castle

Men mag wel zeggen dat Britse en Ierse Volksverhalen tot de Keltische sprookjes, sagen, legenden en volksverhalen behoren. Daarbij behoren natuurlijk ook nog de verhalen uit Schotland en grote delen van Europa waar de Kelten woonden. Ik denk dat ik best mag stellen dat als de Keltische verhalen er niet waren geweest, de huidige Fantasy er heel anders uitgezien had. Waarschijnlijk was de Arthur mythologie er niet geweest en misschien had zelfs J.R.R. Tolkien ook ‘The Lord of the Rings’ uiteindelijk niet geschreven. En dan waren we vrijwel zeker ook verstoken gebleven van de geweldige reeks ‘The Game of Thrones’ van HBO, want dan had George R.R.Martin naar alle waarschijnlijkheid nooit aan ‘The Song of Fire and Ice’ begonnen. Wie weet hoe de wereld er dan uitgezien had. Misschien eens een onderwerp voor een alternatieve geschiedenis. Hoe dan ook… ik ben altijd een grote fan geweest van de Keltische mythen en ik heb dan ook geen moment getwijfeld om Lemniscaat om een recensie exemplaar te verzoeken. Kevin Crossley-Holland kende ik natuurlijk al van zijn Arthur trilogie en laatst trof ik in de bibliotheek het prachtig verzorgde boek: ‘Noorse Mythen. Over Odin, Thor en Loki’ (ook van Lemniscaat) uit 2018 aan. Uiteraard heb ik dat meteen geleend en verslonden. Hierin ook veel simpele doch prachtige illustraties.

Terug naar ‘Schemerwereld’. Net als de ‘Noorse Mythen’ is dit boek prachtig verzorgd. Een mooie kwaliteit papier, een prachtig en stemmige stofomslag en de vele zwart-wit illustraties van Francis Castle, zijn in hun simpelheid, soms alleen wat contouren, schitterend te noemen. Ze leiden niet af, maar versterken de verhalen alleen maar.

De verhalen zelf dan. Het zijn er in totaal negenenveertig en ze zijn verdeeld in de categorieën: ‘Mysterie en Magie’, ‘Avonturen en Legenden’, ‘Elfen en Gnomen’, ‘Liefde’, ‘Listen en vrolijke streken’ en ‘Geesten’. De meeste verhalen zijn fantastisch van aard, maar de verhalen in de categorie: ‘Listen en Vrolijke Streken’ zijn allen een soort van onzinverhalen en geen van allen fantastisch. Hoewel ik al heel erg veel Keltische verhalen, en dus ook Britse en Ierse, gelezen heb, komen de meeste van deze verhalen mij niet bekend voor. Dat wil natuurlijk niet alles zeggen. Ik kan ze lang al weer vergeten zijn, daar ik nogal veel lees. Een verhaal als ‘Tom Tit Tot’ lijkt verdacht veel op ‘Repelsteetje’ van onder meer van de Gebroeders Grimm, maar het kwam ook al voor in ‘La Tour ténébreuse et les Jours lumineux’, Contes Anglais uit 1705 van Mademoiselle L’Héritier, een verzameling Franse feeënsprookjes. Zo staat er mimimaal nog een in ‘Schemerwereld’, maar ik vrees dat ik niet genoteerd heb welke. Afijn… je komt hem vanzelf tegen als je deze bundel tot je neemt. De verhalen zijn zeer gevarieerd en zijn van vrolijk en speels tot grimmig en griezelig, dus eigenlijk voor elk wat wils. Enne… je bent er nooit te oud voor.

Ik kan niet anders zeggen dat deze bundel met sprookjes, legenden en verhalen een absolute aanrader is en een aanwinst in je boekenkast.

Jos Lexmond

Titanium – Mara van Ness

Titanium.jpg

Titanium – Mara van Ness (SF)
De Zwijgende Aarde, deel 3
Quasis Uitgevers (2019)
150 pagina’s; prijs 15,00
Omslag: Loek Weijts
ISBN 978-94-92099-43-3

Met ‘Titanium’, dit derde deel van ‘De Zwijgende Aarde, zijn we inmiddels over de helft. Nog twee delen te gaan in een van de leukste projecten van deze tijd in het Nederlandse taalgebied. Mara van Ness, voor mij een onbekende auteur, (al heeft ze al (volgens mijn gegevens) al twee andere romans afgeleverd, schreef een luchtige SF roman die zich afspeelt op Titan, de grootse maan van Saturnus. Titan is het Las Vegas van het zonnestelsel. Je kunt gokken in de vele casino’s, surfen op de methaanzeeën, of kuuroorden bezoeken waar je op alle mogelijke, en soms ook onmogelijke, manieren je levensduur kunt rekken, zonder dat je belastingvoordeel in gevaar komt. Dit alles is natuurlijk alleen maar bereikbaar voor de allerrijksten, die er in groten getale naar toe trekken, om alles wat God verboden heeft te kunnen uitvoeren.

Niet alle mensen gaan voor dat soort doeleinden naar Titan. Emmelie (Ik weet haar achternaam niet. Is die niet vermeld of heb ik die gemist?) is op weg naar Titan om onderzoek te gaan doen op de maan. Haar apparatuur, nodig voor het onderzoek naar de magnetische velden op Titan, zou haar achterna komen, maar als de Zwijging van de Aarde begint, staat haar uitrusting nog steeds op aarde en zit Emmelie zonder geld en ook zonder onderzoeksmogelijkheden vast op de Sarurnus maan en kan geen kant op. Aangezien het verblijf op Titan nogal in de papieren loopt, is ze gedwongen een baantje te zoeken en belandt uiteindelijk op een van de aeroponische boerderijen waar ze sla en andere groenten kan oogsten. Ze verdient er net voldoende om een soortement van kleerkast te huren om in te slapen en door het eten van bonenburgers in een goedkoop, maar verrassend goed, restaurant in de periferie van Titan, zich in leven houden. Om zich bezig te houden stort ze zich op een oude liefde: De theorie van Alles. Reeds aan boord van de shuttle had ze Niek (ook al geen achternaam), een oud klasgenoot en een telg uit een exorbitant rijke familie, ontmoet. Met en door hem stuit ze op een gigantisch schandaal dat de manier van leven op Titan op zijn kop zou kunnen zetten.

Ik had al gezegd dat het een luchtig SF verhaal was, maar daar hoeft je het niet voor te laten. Het heeft heel veel humor. De polsband die Emmelie draagt, zorgt meermalen voor een komische noot. De beschrijving van Nuevas Vegas in Retro Amerikaanse vorm is hilarisch te noemen. Ik moest er hard om lachen. ‘De Verenigde Staten zijn niet voor niets ingestort’. Nee… zeker niet, zou je haast zeggen. Meermalen kon ik een grijns niet onderdrukken tijdens het lezen.

Maar het is allemaal niet om te lachen. Het is bij tijd en wijle ook spannend en onderhoudend te noemen. Even nog tussendoor… de dikte en formaat deden me sterk denken aan al de SF pockets waar eind jaren ’60 en de jaren 70 met platgebombardeerd werden. Het leverde wat nostalgische gevoelens op bij ondergetekende. Tegenwoordig moeten het allemaal dikke, en vooral zware, pillen zijn. Ziehier ‘Titanium’. Helemaal niet nodig dus. Het mag nog wel even vermeld worden dat de landkaart van Jasper Polane’s hand is. Hij begint er welhaast een specialist in te worden!

Nog een ding. Zachtjesaan vind ik het wel tijd worden dat er tipje van de sluier wordt opgelicht, zodat we te weten komen waardoor de Zwijging van de Aarde veroorzaakt wordt. Het tasten in het duister hieromtrent begint een beetje irritant te worden. Is er nu niemand in de buurt, op de maan of zo, die even kan gaan kijken?

Wel… nog maar twee kansen om erachter te komen wat er gebeurd is. ‘Tweeleed’ van Django Mathijsen & Anaïd Haen, of ‘IJsbrekers’ van Johan Klein Haneveld kunnen ons nog uit de brand helpen. Laat maar doorkomen, zou ik zeggen!!!

Jos Lexmond

Donkere nacht – S.K. Vaughn

Donkere-nacht.jpg

Donkere nacht – S.K. Vaughn (SF)
Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam (2019)
430 pagina’s, € 19,99
Oorspr.: Across the Void (Simon & Schuster, New York – 2017)
Vertaling: Mireille Vroege
Omslag: DPS Design & Prepress Studio/Getty Images, Shutterstock

Op de achterflap staat dat S.K. Vaughn het pseudoniem van een Hollywood scenarioschrijver en regisseur is die al drie internationale bestsellers op zijn naam zette. Naast boeken schrijft hij ook filmscripts voor diverse filmmaatschappijen. Nou… en dan wordt ik wel heel erg benieuwd wie dat dan in het echt is. Maar het lijkt er op dat we dat voorlopig niet te weten gaan komen. Ik heb verschillende recensies in het buitenland voorbij zien komen waarin men zich dezelfde vraag stelt en er geen antwoord op heeft of krijgt. Een fotootje op internet waar de naam S.K. Vaughn bij staat, blijkt na enig research (Angry Robot) van Wesley Chu, een in Taiwan geboren, Amerikaanse schrijver te zijn. Dus… louw loene. Soms is zo’n pseudoniem nogal eens gemakkelijk te achterhalen, maar soms ook niet. Het zij zo. Nou ja… het is ook niet heel erg belangrijk natuurlijk, alleen weet ik dat soort dingen graag en niet alleen vanuit een bibliografisch standpunt natuurlijk.

Volgens de omslag is het een thriller. Natuurlijk is het een thriller, maar dan wel een SF thriller. Van mij mag dat er best op staan. Zou het minder verkopen als SF op de omslag zou staan? Ik weet het niet. Hoe dan ook… het verhaal speelt zich af in 2067 of 2068, dus het mag met recht SF genoemd worden. Dat gezegd hebbende… dan het verhaal.

Astronaute May Knox komt bij aan boord van de Hawking II. Het schip is een wrak en drijft door de ruimte. Aan boord zijn een dikke dertig doden en ze heeft geen idee wat er gebeurd is. May was de bevelvoerder van een NASA missie naar Europa, een maan van Jupiter. Ze zijn er geweest, hebben onderzoek gedaan, monsters genomen en waren op de terugreis, toen het ongeluk gebeurde. Maar was het trouwens wel een ongeluk? Samen met de AI van de Hawking II, die May Eve genoemd heeft, , weet May het schip weer enigszins aan de praat te krijgen en zet koers naar Mars. Dan blijkt dat ze toch niet alleen aan boord is. Er houdt zich een saboteur schuil in de machinekamer en het is aan May de taak hem buiten gevecht te stellen. Van hem hoort ze de ware toedracht van het gebeurde en onthult dat het deel uitmaakt van een gevaarlijk complot. May moet zo snel mogelijk de aarde zien te bereiken.

Het is een fijn verhaal. Het is filmisch geschreven. Je ziet het haast voor je ogen ontrollen en het zal voor een scriptschrijver een makkie zijn om er een script van te maken. Om een voorbeeld te noemen… May kotst op een gegeven moment in de helm van haar ruimtepak. Ze kan haar helm niet afzetten omdat er geen zuurstof is. Je kunt je door de beschrijving wel heel erg goed voorstellen hoe zoiets moet zijn en ik werd zelf ook even misselijk.
Toch zitten er ook wel een paar halen en ogen aan het verhaal. Het gebeuren aan boord van de Hawking II wordt geregeld onderbroken door terugblikken naar eerdere gebeurtenissen op aarde. Deze zorgen er wel voor dat er sluiers worden opgetrokken, waardoor je er langzaam maar zeker achter komt wat de achtergronden van het gebeuren zijn. Die zijn dus noodzakelijk, maar halen ook wel de vaart uit het verhaal en zijn soms zelfs storend te noemen. Ook zijn er scènes die gewoonweg te lang duren en niet relevant genoeg zijn, waardoor je aandacht verslapt en je uit doet kijken naar een stukje actie. Meestal wordt je dan wel weer op je wenken bedient. Dat maakt dat deze SF thriller, ondanks bovenvermelde kleinigheidjes, het lezen meer dan waard was. Meer van dit graag!

Jos Lexmond

Het omgekeerde van altijd – Justin A. Reynolds

Omgekeerde-van-Altijd.jpg

Het omgekeerde van altijd – Justin A. Reynolds (YSF)
HarperCollins Young Adult, Amsterdam (2019)
376 pagina’s; prijs 17,99
Oorspr.: Opposite of Always – (Katherine Tegen Books, New York – 2019)
Vertaling: Karin de Haas
Omslag: Stephanie Singelton

Van verhalen en boeken kan je gemakkelijk in een bepaalde stemming komen. Van de verhalen van Eric Frank Russell moest ik altijd onbedaarlijk lachen, of bleef ik met een brede grijns, na eerst verbouwereerd en verrast gekeken te hebben. Bij sommige boeken kon ik het verhaal niet meer loslaten omdat het veel te spannend of interessant was en ik wilde weten hoe het verder ging, of afliep. De eerste horror verhalen van Lovecraft en consorten, die ik las, vond ik heel erg eng en soms durfde ik niet meer naar bed. Of liet ik in ieder geval het licht aan, zodat ik meer dan eens badend in het zweet wakker werd in een verlichte kamer. Blij dat ik dan was dat het licht aan was… goh, nou… dat wil je niet weten. Tegenwoordig vind ik het trouwens allemaal niet zo eng meer.
Ook zijn er verhalen waar je behoorlijk emotioneel, geraakt, bewogen of sentimenteel van kan worden. Daar heb ik nooit heel erg veel last van gehad, alhoewel ik toe moet geven dat ik bij het lezen van ‘Het zingende schip’ van Anne McCaffrey af en toe wel eens moest slikken.

‘Het omgekeerde van altijd’ is zo’n boek. Het vertelt een verhaal dat gemakkelijk emoties los kan maken. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het een Tearjerker, of in goed Nederlands: een tranentrekker is. In 2008 kreeg ik endeldarmkanker en in datzelfde jaar stierf mijn moeder. Niet een van de beste jaren van mijn leven dus. Ik heb daarna bijvoorbeeld nooit meer een letter kunnen schrijven, terwijl dat steeds beter ging. Bij de laatste Paul Harland Prijs waar ik aan meedeed eindigde ik op de vierde en achtste plaats. Na dat jaar ben ik ook vrij emotioneel geworden. Ik hoef maar tien minuten naar ‘Spoorloos’ te kijken en het is al raak. Niet te doen. Dit verhaal raakte me dan ook meerdere malen.

Waar gaat het over. Jack King heeft het niet gemakkelijk. Bij hem is het altijd: Bijna. Bijna de beste van de klas, bijna gekozen in het football team, en altijd bijna als het om de liefde gaat. Zijn beste vriend en vriendin zijn een stelletje en Jack is heimelijk smoorverliefd op haar. Op een feestje zit hij stilletjes en alleen te kniezen op een trap. Kate wil er langs, maar kan het niet. Kate is bloedmooi en grappig en Jack denkt dat de ‘bijna vloek’ voorbij is. Maar Kate is ziek en ze overlijdt na een paar weken plotseling. Ze lijdt aan sikkelcel ziekte, wat ongeneselijk en voor haar altijd dodelijk is. En dan komt het SF deel van het verhaal. Direct nadat Kate gestorven is, is Jack weer terug op de trap en begint het verhaal weer van voren af aan. Alleen weet Jack, en Jack alleen, alles nog wat er voorheen gebeurde. Jack begrijpt dat hij de kans krijgt om iets aan de situatie te doen en grijpt alles aan om Kate te redden. Maar wat Jack ook doet, of laat, Kate gaat dood.

Ik weet niet of u ‘Groundhog Day’ (de film) wel eens gezien hebt? Bill Murray, in de rol van een chagrijnige weerman, is in het gehucht: Punxsutawney in Noord Amerika om het verschijnen van de Groundhog (een soort van bosmarmot), voor de zoveelste keer te verslaan, Het verschijnen van het beestje zou aangeven dat de winter voorbij is. Elke keer als hij gaat slapen, wordt hij weer wakker op Groundhog Day en is de tijd 24 uur terug gezet. Hij doet er van alles aan om de cyclus te doorbreken. De film is hilarisch en ik kan hem van harte aanbevelen. De film is ook de reden dat ik dit boek als recensie exemplaar heb aangevraagd. Het verhaal is bij tijd en wijle zeer humoristisch, heel erg leuk verteld, heel erg tragisch en… zoals gezegd: een tearjerker! Maar dan wel een van het goede soort. Wat mij betreft aan dikke aanrader!

Jos Lexmond

De vervloekte roeping – Garvin Pouw

Vervloekte-roeping.jpg

De vervloekte roeping – Garvin Pouw (FA)
Valtada. De kronieken van Azeria 1
Godijn Publishing (2019)
648 pagina’s; prijs 23,95
Omslag: Jen Minkman/Depositphotos

‘De vertvloekte roeping’, het eerste deel van ‘Valtada. De Kronieken van Azeria’ van Garvin Pouw was duidelijk ook een van de slachtoffers van mijn gezondheidsmalaise van de afgelopen maanden. Ik was er half mei al aan begonnen en toen zat ik al in de lappenmaand, toen weekje vakantie tussendoor en daarna de staaroperatie (waardoor ik heel slecht zag), vrijwel meteen gevolgd door een, weliswaar lichte, hartinfarct. Daardoor een tweeweekse opname in het ziekenhuis, dotteren en een stent plaatsen noodzakelijk. Daarna weer gevolgd door hartrevalidatie en ik zit nog steeds te wachten op de noodzakelijke staaroperatie aan het rechteroog. Dat is voor onbepaalde tijd is uitgesteld, waardoor de zichtproblemen nog steeds aanwezig zijn. Bovendien was ik zo vrij een aantal, een stuk dunnere, boeken voorrang te laten verlenen omdat de achterstand wel heel erg groot werd.

Toen men mij verzocht of ik ‘De Kronieken van Azeria’ zou willen recenseren, moet ik eerlijk zeggen dat ik mijn bedenkingen had. Ik twijfelde behoorlijk. In totaal zouden deze Kronieken dik elfhonderdenvijftig pagina’s beslaan en als ik grosso modo vijftig pagina’s op een avond (lees nacht) tot me kan nemen, kunt u zelf wel uitrekenen hoelang ik dan met deze Kronieken aan de gang zou zijn. Ik zal u het rekenen besparen! Het is ongeveer een maand, omdat ik ook niet elke dag kan lezen. En dan is lang. Dan blijven er andere recensieboeken liggen in de tussentijd en normaal gesproken wil ik de recensies zo snel mogelijk plaatsen. Maar goed… men zou alleen het eerste deel sturen en toen heb ik maar toegestemd. Dat ik meer dan genoten had van ‘Schaduwkoningin’ speelde natuurlijk ook wel een grote rol. Ik recenseer niet alleen om te recenseren, maar dat sluit niet uit dat ik ervan kan genieten. ‘De vervloekte roeping’ las ik dus in fases met her en der veel tijd tussen de fases. Dat maakt het er niet gemakkelijk op en helaas gaat er dan wel het een en ander verloren. Excuses van mijn kant zijn dus geen overbodige luxe, ofschoon ik het allemaal natuurlijk niet expres deed.

Ik begon er met hele hoge verwachtingen aan. Zoals eerder gezegd, was ik lyrisch over ‘Schaduwkoningin’, en dat had als nadeel dat daar moeilijk overheen gegaan kon worden. Ofschoon het een heel degelijk en goed doortimmerd verhaal is, merk je toch dat het vóór ‘Schaduwkoningin’ geschreven is. Zoals vermeld in het boek, is dit verhaal is al veel eerder, in 1997/1998, geschreven en herschreven in 2017/2018. Ik zag dat trouwens pas toen ik recensie schreef, maar had het al door. ‘Schaduwkoningin’ is bijzonder origineel te noemen en beslist geen standaard Fantasy, maar helaas moet ik ‘De vervloekte roeping’ toch wel in die categorie indelen. Er is helemaal niets mis mee, het is her en der behoorlijk spannend, humoristisch ook en Garvin Pouw weet zijn zinnen met mooie woorden perfect te schrijven. Maar het verhaal ontwikkeld zich vrij traag en laat me, in tegenstelling met ‘Schaduwkoningin’, niet op het puntje van mijn stoel zitten, zodat ik het boek niet weg kan leggen, omdat ik absoluut wil weten hoe het verder gaat. Misschien dat het mede daardoor ook zo lang duurde voordat ik het uit had en andere boeken voorrang verleende. Ik miste iets wat ik in ’Schaduwkoninging’ wel vond en dat vond ik jammer. Voor een echte Fantasy liefhebber is het natuurlijk wel een must, maar zelf wil ik toch wel iets meer geprikkeld worden. Ik kijk uit naar de eerstvolgende, na ‘Schaduwkoningin’ geschreven roman van Garvin, in de hoop dat ik daar de vonk, wat het lezen zo aantrekkelijk en verassend maakt, weer terugvindt.

Jos Lexmond

Ben Smith – Doggerland

Doggerland.jpg

Doggerland; Ben Smith; Uitgeerij Atlas Contact; oorspronkelijke titel Doggerland; 255 blz.; 2019; € 19,99; omslagontwerp Nanja Toebak; foto auteur Max Smith; ontwerp typografie binnenwerk Wim ten Brinke

Een mooi, sfeervol, tijdloos, deprimerend, aangrijpend verhaal

Ja, Doggerland van Ben Smith is sciencefiction. Of in ieder geval een toekomstverhaal waarin techniek een belangrijke rol speelt. Het ergens in 2015 begonnen project Dogger Bank Wind Farm heeft geleid tot een groot windmolenpark in de Noordzee, op de Doggerbank. We zijn in staat geweest onze huidige plannen voor milieuzuiniger energiebronnen te realiseren, hoera. Die windmolens tot voorbij de horizon vormen het decor van deze korte roman.
Het is ook een kleine roman, in die zin dat de handelingen in de roman bijna geheel worden uitgevoerd door de twee mannen die vanaf een “substation” het windmolenpark onderhouden, de oude man en de jongen, die inmiddels al lang geen jongen meer is, maar menselijke relaties lijken soms in beton gegoten en daarom blijft de jongen de jongen. En ook de wereld is klein, want de twee onderhoudsmonteurs varen vanaf hun substation weliswaar voorbij de horizon, ze blijven binnen de grenzen van het windmolenpark, en het contact met de rest van de wereld is bijna geheel weggevallen. Geen radioverbinding, geen tv, geen internet. Hun geregeld vastlopende computersysteem geeft slechts informatie over de weersgesteldheid en de status van de molens. De kapitein van de bevoorradingsboot, die met wisselende intervallen naar het substation komt, is de enige met wie de oude man en de jongen heel sporadisch contact hebben, hun enige verbinding met de rest van de wereld. Het Bedrijf waarbij ze in dienst zijn, lijkt slechts een herinnering. De tijd is voortgeschreden en de grootse prestaties van de mens zijn in verval; versleten windmolens die niet meer te repareren zijn, een levenloze zee waaruit vooral plastic wordt opgevist.

Binnen deze kleine wereld, geregeld nog meer verkleind door mist, regen en duisternis, schetst Ben Smith door de ogen van de jongen die toekomstige wereld, maar vooral ook ‘la condition humaine’. Twee vreemden die met elkaar zijn opgezadeld. Grappige en tegelijkertijd dieptrieste gesprekken. Allerlei handelingen met als enige, of toch in ieder geval belangrijkste zin dat het handelingen zijn, want je moet toch iets doen. Eten. Slapen. Onderdelen van niet meer te repareren windmolens bergen. Een vislijn in halen, waar nooit vis aan zit, hooguit stukjes plastic. De ander in de gaten houden, die nooit te doorgronden vreemde, achterhalen wat die in zijn schild voert. Zelfs de eigen herinneringen van de jongen komen maar fragmentarisch naar voren; ze zijn door de doodse regelmaat van de onderhoudswerkzaamheden weggespoeld, of misschien wil de jongen er gewoon niet aan denken, want wat voor nut hebben de beelden van een ander leven, een andere, onbereikbare wereld.
Een kleinheid die onderstreept wordt door de korte titels van de hoofdstukken: Schoenveters, Niets, Kieren, Rotzooi … Iets, Blikken, Flessen … Westenwinden, Oostenwinden … en weer: Scheuren, Niets, Stof.
Ben Smith is dichter en zijn taalgebruik in deze roman is ook dichterlijk, of zoals op de voorflap staat: “Het geduld en het ritme zitten diep in het proza verankerd”. Dat houdt ook een zekere traagheid in, maar het is wel een traagheid die uitstekend bij dit broeierige verhaal past. Binnen de grenzen van deze kleine wereld weet Smith toch spanningsbogen te creëren, waaronder de zoektocht van de jongen naar de geschiedenis van zijn vader. Zijn vader had een arbeidsovereenkomst met het Bedrijf, maar toen die met een boot was weggevaren, de grote zee op, waarvan steeds de indruk wordt gewekt dat het zelfmoord was, toen de vader in gebreken bleef, moest de zoon de taak van de vader overnemen. Wat was er gebeurd? De oude man wil er niets over zeggen.

Dit kleine verhaal, in deze kleine wereld, wordt door het isolement van de personages zo groot als de wereld gemaakt – of beter: de hele wereld wordt even klein gemaakt als de wereld van de jongen. En dan maakt Smith die wereld nog kleiner door het kleine stukje mogelijke toekomst te houden naast de geografische meetlat “From the Ice Age to the Present”, door het rijzen en dalen van de Doggerbank in korte, door het verhaal verspreide stukjes te beschrijven: Circa 8200 voor het heden, Circa 20.000 voor het heden, Circa 14.000 voor het heden, Circa 11.000 voor het heden, Circa 9500 voor het heden, Circa 8500 voor het heden en als laatste hoofdstuk van het boek: Het jaar nul.

Een mooi, sfeervol, tijdloos, deprimerend, aangrijpend verhaal.

(Paul van Leeuwenkamp)