Ben Smith – Doggerland

Doggerland.jpg

Doggerland; Ben Smith; Uitgeerij Atlas Contact; oorspronkelijke titel Doggerland; 255 blz.; 2019; € 19,99; omslagontwerp Nanja Toebak; foto auteur Max Smith; ontwerp typografie binnenwerk Wim ten Brinke

Een mooi, sfeervol, tijdloos, deprimerend, aangrijpend verhaal

Ja, Doggerland van Ben Smith is sciencefiction. Of in ieder geval een toekomstverhaal waarin techniek een belangrijke rol speelt. Het ergens in 2015 begonnen project Dogger Bank Wind Farm heeft geleid tot een groot windmolenpark in de Noordzee, op de Doggerbank. We zijn in staat geweest onze huidige plannen voor milieuzuiniger energiebronnen te realiseren, hoera. Die windmolens tot voorbij de horizon vormen het decor van deze korte roman.
Het is ook een kleine roman, in die zin dat de handelingen in de roman bijna geheel worden uitgevoerd door de twee mannen die vanaf een “substation” het windmolenpark onderhouden, de oude man en de jongen, die inmiddels al lang geen jongen meer is, maar menselijke relaties lijken soms in beton gegoten en daarom blijft de jongen de jongen. En ook de wereld is klein, want de twee onderhoudsmonteurs varen vanaf hun substation weliswaar voorbij de horizon, ze blijven binnen de grenzen van het windmolenpark, en het contact met de rest van de wereld is bijna geheel weggevallen. Geen radioverbinding, geen tv, geen internet. Hun geregeld vastlopende computersysteem geeft slechts informatie over de weersgesteldheid en de status van de molens. De kapitein van de bevoorradingsboot, die met wisselende intervallen naar het substation komt, is de enige met wie de oude man en de jongen heel sporadisch contact hebben, hun enige verbinding met de rest van de wereld. Het Bedrijf waarbij ze in dienst zijn, lijkt slechts een herinnering. De tijd is voortgeschreden en de grootse prestaties van de mens zijn in verval; versleten windmolens die niet meer te repareren zijn, een levenloze zee waaruit vooral plastic wordt opgevist.

Binnen deze kleine wereld, geregeld nog meer verkleind door mist, regen en duisternis, schetst Ben Smith door de ogen van de jongen die toekomstige wereld, maar vooral ook ‘la condition humaine’. Twee vreemden die met elkaar zijn opgezadeld. Grappige en tegelijkertijd dieptrieste gesprekken. Allerlei handelingen met als enige, of toch in ieder geval belangrijkste zin dat het handelingen zijn, want je moet toch iets doen. Eten. Slapen. Onderdelen van niet meer te repareren windmolens bergen. Een vislijn in halen, waar nooit vis aan zit, hooguit stukjes plastic. De ander in de gaten houden, die nooit te doorgronden vreemde, achterhalen wat die in zijn schild voert. Zelfs de eigen herinneringen van de jongen komen maar fragmentarisch naar voren; ze zijn door de doodse regelmaat van de onderhoudswerkzaamheden weggespoeld, of misschien wil de jongen er gewoon niet aan denken, want wat voor nut hebben de beelden van een ander leven, een andere, onbereikbare wereld.
Een kleinheid die onderstreept wordt door de korte titels van de hoofdstukken: Schoenveters, Niets, Kieren, Rotzooi … Iets, Blikken, Flessen … Westenwinden, Oostenwinden … en weer: Scheuren, Niets, Stof.
Ben Smith is dichter en zijn taalgebruik in deze roman is ook dichterlijk, of zoals op de voorflap staat: “Het geduld en het ritme zitten diep in het proza verankerd”. Dat houdt ook een zekere traagheid in, maar het is wel een traagheid die uitstekend bij dit broeierige verhaal past. Binnen de grenzen van deze kleine wereld weet Smith toch spanningsbogen te creëren, waaronder de zoektocht van de jongen naar de geschiedenis van zijn vader. Zijn vader had een arbeidsovereenkomst met het Bedrijf, maar toen die met een boot was weggevaren, de grote zee op, waarvan steeds de indruk wordt gewekt dat het zelfmoord was, toen de vader in gebreken bleef, moest de zoon de taak van de vader overnemen. Wat was er gebeurd? De oude man wil er niets over zeggen.

Dit kleine verhaal, in deze kleine wereld, wordt door het isolement van de personages zo groot als de wereld gemaakt – of beter: de hele wereld wordt even klein gemaakt als de wereld van de jongen. En dan maakt Smith die wereld nog kleiner door het kleine stukje mogelijke toekomst te houden naast de geografische meetlat “From the Ice Age to the Present”, door het rijzen en dalen van de Doggerbank in korte, door het verhaal verspreide stukjes te beschrijven: Circa 8200 voor het heden, Circa 20.000 voor het heden, Circa 14.000 voor het heden, Circa 11.000 voor het heden, Circa 9500 voor het heden, Circa 8500 voor het heden en als laatste hoofdstuk van het boek: Het jaar nul.

Een mooi, sfeervol, tijdloos, deprimerend, aangrijpend verhaal.

(Paul van Leeuwenkamp)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *