Bay en de Piraenauten – Yvette Hazebroek

Bay.jpg

Bay en de Piraenauten – Yvette Hazebroek (YSF)
Uitgeverij Macc, Rijen (2018)
257 pagina’s; prijs 16.95
Omslag: Maarten de Bruin

‘Bay en de Piraenauten’. Het is het debuut van Yvette Hazenbroek dat ik met veel plezier gelezen heb. Als het debuut al zo goed is en ze heeft goesting om door te schrijven, dan kunnen we nog heel wat van haar verwachten. Yvette (1989) schrijft al vanaf jonge leeftijd. Tijdens de middelbare school schreef ze voor de plaatselijke jongerenkrant en won de aanmoedigingsprijs van een Flevolandse schrijfwerdstrijd. Na een studie journalistiek en stages bij verschillende regionale dagbladen vertrok ze voor vijf maanden naar New York voor een master Media & Arts. Bij thuiskomst schreef ze voor verschillende muziektijdschriften. Voorwaar een prima basis om te schrijven, zou ik zeggen. Maar dan moet je het ook maar doen.
‘Bay en de Piraenauten’ is wat je noemt een Steampunk roman. De steampunktijd in Nederland heeft niet heel erg lang geduurd. Een paar jaar slechts met als waarschijnlijk hoogtepunt de uitgave van ‘De Stoomvlinder’ (The Difference Engine) van William Gibson en Bruce Sterling bij Meulenhoff in 1992. Een van de eerste uitgaven, en hoogtepunten, in dit subgenre was ongetwijfeld ‘De Tijdmachine’ van H.G. Wells. Op dit moment is het eerste deel van ‘Mortal Engines’ van Philip Reeve verfilmd door Peter Jackson (The Lord of the Rings) en die film gaat 13 december in Nederland in première. Het ziet er waanzinnig uit en misschien is het wel de revival van de Steampunk.
Hoe dan ook… ‘Bay en de Pireanauten’ gaat over Bay (voluit: Bayenne). Ze woont bij de familie Veskan in Venida, een luchtstad in het Zevende Luchtruim. Bay is niet zomaar het eerste het beste meisje. Ze leeft een vrij leven. Ze smokkelt queriosa en ze is net als haar broertje Plum een luchtkind. Luchtkinderen kunnen dingen die normale kinderen niet kunnen en lopen daarom constant gevaar te worden ontvoerd door Piraenauten uit het Tiende Luchtruim. Haar pleegbroertje Plum wordt gestolen en Bay wordt door de familie Veskan min of meer verbannen omdat ze bang zijn dat zowel Bay als hun echte dochter Meriska ook ontvoerd zullen worden. Bay zweert dat ze Plum terug zal vinden en naar zijn ouders terug zal brengen. Ze trotseert schrootzoekers en superstormen, de Inquisteur van Staalheuvel. ontmoet luchtsigeuners en moet zich door verschillende Luchtruimen heen vechten om haar doel te bereiken.
‘Bay en de Piraenauten’ is een fris en een rollercoaster avontuur dat geen moment verveeld en waarvan je het jammer vindt dat het alweer uit en over is, als je het boek dichtslaat. Is er dan niets
mis mee? Jawel, toch wel. Yvette maakt toch wel wat beginnersfouten. Waarom noem je luchtsigeuners niet gewoon luchtzigeuners. Zo’n wijziging voegt niets toe aan het verhaal. Luchtzigeuners zegt precies wat het zijn: zigeuners in de lucht. Of queriosa bijvoorbeeld. Wat is er mis met curiosa? Als je het queriosa noemt wordt het ineens niet iets anders. Niet meer doen dus. Wat er wel gedaan moet worden is wat meer uitleg over de wereld. Om een voorbeeld te noemen: Als de ballon van Bay naar beneden valt is er duidelijk zwaartekracht. Waar komt dat vandaan? Is er een aarde onder alle luchtruimen? Waar komen grondstoffen vandaan? Hoe zweven de luchtsteden? Hoe werken de Luchtruimen? Dit zijn allemaal dingen die ik mezelf afvraag tijdens het lezen en die leiden me af. Het verhaal is prima, maar aan Worldbuilding schort er nog wel het een en ander.
Bovenstaande vragen nemen niet weg dat ik Bay graag nog eens terug zou zien in een nieuw avontuur, weliswaar met wat meer achtergrond informatie, maar toch…

Jos Lexmond

Heren van Twist – Jasper Polane

Heren van Twist.jpg

Heren van Twist; Jasper Polane; Quasis Uitgevers; 2018; 410 blz.; € 18,95; omslagillustratie Januz Miralles

Heldere afsluiting van De Onzichtbare Maalstroom

Met Heren van Twist, het vierde deel, besluit Jasper Polane zijn eerste fantasyreeks De Onzichtbare Maalstroom. Science fantasy.
Een gezelschap van inmiddels bekende personages gaan met een zeppelin de Maalstroom in om de gevangenis waaruit de Heren van Twist dreigen te ontsnappen te herstellen en de kwade machten weer effectief te ketenen. Edison, inmiddels moeder van Runa, wordt van buiten de Maalstroom bij deze strijd betrokken. Aan het eind komen alle draden samen en natuurlijk loopt het allemaal goed af, in dit geval met een weemoedige ondertoon, omdat voor het goede blijkbaar ook iets moet worden ingeleverd.
Uieraard is dit heel erg kort door de bocht, want het verhaal heeft zoveel verwikkelingen en spanningsbogen dat er 400 bladzijden voor nodig zijn om het te vertellen. Je moet het gewoon zelf lezen. Wanneer je de eerdere drie delen hebt gelezen, zul je dat ook wel doen, en anders moet je gewoon bij het begin beginnen, want enige kennis van het voorgaande is vereist, zij het niet in die mate als je bij zo’n complex verhaal zou verwachten. Dat komt ook omdat Polane helder en vlot leesbaar schrijft, met veel fantasie en gedrevenheid, maar ook omdat de ontknoping in zekere mate op zichzelf staat.

Het boek opent met een “Wat vooraf ging” dat in teveel details teveel probeert te vertellen. Het toonde mij dat ik toch alweer een heleboel was vergeten en ik vroeg mij af of ik de eerste drie delen eerst opnieuw moest lezen voor ik aan Heren van Twist kon beginnen. Dat viel dus mee. Polane plaatst het verhaal in dezelfde wereld, in het verlengde van de voorgaande delen, maar geeft het ook een zekere zelfstandigheid. Wat je vergeten was, komt al lezende voldoende terug, zoals dat met het echte leven ook gaat.

Bij het eerste deel, Lege Steden, constateerde ik dat in de karaktertekening te lezen was dat Polane eerder met jeugdboeken en cartoons bezig was geweest, omdat het soms een beetje te cartoonesk was. In dit opzicht is hij gedurende de reeks als auteur gegroeid, al gaat ook Heren van Twist door de leeftijd van de personages nog steeds wat in de richting van Young Adult.
Opvallend is dat het merendeel van de personages vrouwelijk zijn. Cassi, Rufeine, Rika voorheen Heike, Lisa, Odette, Edison, Deira, Lin… Daar staat eigenlijk maar één man echte tegenover, de dief en magiër Rune; de andere mannelijke personages zitten in het hoofd – want Joern is toch teveel een stem en Luuk een gedachte.

De Onzichtbare Maalstroom is een kleurrijk, vlot leesbaar epos, vol met leuke ideeën en intrigerende personages. Maar het beste voor mij is dat het de indruk geeft dat Jasper Polane een schrijver is die nog volop in ontwikkeling is en dat het beste nog zal komen, in nieuwe romans, in nieuwe reeksen.
Ik ben benieuwd.

(Paul van Leeuwenkamp)

Het Vijfde Seizoen – Nora K. Jemisin

Vijfde Seizoen.jpg

Het Vijfde Seizoen – Nora K. Jemisin (SF)
De Gebroken Aarde 1
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam (2018)
414 pagina’s; prijs 24,99
Oorspr.: The Fifth Season – The Broken Earth 1 (Orbit – 2015)
Vertaling: Lia Belt
Omslag: Lauren Panepinto/DPS/Arcangel Images

Heeft u al eens de ervaring gehad dat een verhaal je van je sokken blies? Dat als je geen leuning op je stoel had, er finaal ondersteboven van afgedonderd was? Dat je zo verrast werd dat je even vergat adem te halen, of zo moest lachen dat de tranen je over de wangen liepen. Of dat je zo geroerd was dat, alweer, de tranen je over de wangen liepen. Ik hoop maar dat u dat is overkomen, want dat gun ik iedereen. Gelukkig is het mij verschillende keren overkomen. Ik herinner me heel erg sterk de emoties toen ik ‘Spreker voor de doden’ van Orson Scott Card las. De verrassing en de lol toen ik ‘De zeventien maagden’ en ‘Freitzke’s beurt’ van Jack Vance (en ‘Tschai’ en de ‘Duivelsprinsen’) tot mij nam en begreep wat er gebeurde. De wow factor toen ik besefte dat Isaac Asimov de Robotten reeks en de Foundation aan elkaar aan het schrijven was. Het medeleven toen ik ‘Het zingende schip’ van Ann McCaffrey las. Lachen om de schitterend humorvolle verhalen van Eric Frank Russell, waarbij ik toch wel ‘De kosmische bondgenoot’ moet vermelden. ‘Duin’ (de eerste paar delen dan) van Frank Herbert. Het desolate gevoel bij ‘De weg’ van Cormac McCarthy. De ‘Helliconia’ trilogie van Brian Aldiss. Larry Niven met ‘Ringwereld’. Ursula LeGuin. Vernor Vinge…
En zo zou ik nog wel even door kunnen gaan, maar dat ga ik niet doen. Ik weet niet of het u is opgevallen, maar veel van bovenstaande titels zijn prijswinnaars van bijvoorbeeld de Hugo Award en/of de Nebula Award, of wat voor Award dan ook. Het is dus niet vreemd dat ik van de sokken werd geblazen en velen anderen met mij.
Valt het u niet op dat dit allemaal best wel wat oudere titels zijn? Ah… dat dacht ik al. Als SF liefhebber worden we niet echt heel erg verwend de laatste jaren. Natuurlijk… we hebben de Radch trilogie van Ann Leckie gehad, maar ik moet zeggen dat ik deel een geweldig vond, maar de daarop volgende twee delen maar zozo. Dat heb je meer met tweede en derde delen. Het is net alsof er oorspronkelijk maar een verhaal gepland was, maar dat door het doorslaande succes er nog maar twee delen aangebreid waren, al werden deel 2 en 3 toch ook genomineerd voor de Hugo en de Nebula.
Waar wil ik met het bovenstaande verhaal naartoe? Natuurlijk om te zeggen dat ik in Jemisin een kandidaat vond die me weer eens van de sokken blies. Natuurlijk… ik moet afwachten wat deel twee van De Gebroken Aarde: ‘De poort van Obelisk’ wordt, maar daar ben ik niet heel erg bang voor. Ook voor dit deel heeft Nora K. Jemisin een Hugo Award op zak. En, nog maar pas bekend geworden, heeft ook het derde deel ‘The Stone Sky’ een Hugo én een Nebula Award gewonnen. Ik denk dat het wel iets zegt over de kwaliteit. Nog nooit eerder won een schrijver drie Hugo Awards voor alle delen van een trilogie.
Waar het over gaat? Ha… daar ga ik niet heel erg veel over zeggen. Eigenlijk ga ik er helemaal niets over zeggen, dan wel schrijven. Ik vind dat elke rechtgeaarde SF/Fantasy liefhebber in het Nederlandse taalgebied zich aan zichzelf verplicht is dit te lezen. You’re gonna love it!
Ik wil nog wel wat kwijt over het genre. Ik wil altijd alles maar graag in hokjes duwen. Ik heb tijdens het lezen een hele tijd gedacht dat het Fantasy was. Daar is natuurlijk niets mis mee. Als je de kaart voorin het boek bekijkt, herken je (althans ik niet) niets wat ook maar enigszins op een huidig continent lijkt. Maar allengs dat ik in het boek vorderde kwam het besef dat ik toch een SF roman aan het lezen was. Blijkbaar… nee, ik vertel het niet. Het fijnste is dat je, net als ik, ‘Het Vijfde Seizoen’, frank en vrij oppakt en ervan geniet zonder spoilers van mij. Laat je omverblazen en geniet ervan, zoals ik ook gedaan heb.
Zoals gezegd staat het tweede deel aangekondigd voor april 2019. Dat is nog wel lang. Veel te lang. Maar het is niet anders. We mogen allang blij zijn dat het tweede deel er komt.
Nog een dingetje dat me opviel en dat ik nogal vreemd acht. Als je op een aantal willekeurige Engelse sites kijkt is ‘The Fifth Season’ overal rond de vijfhonderd pagina’s in de Engelstalige uitvoering. De Nederlandse uitgave is maar 414 pagina’s. Ik heb altijd gedacht dat je voor de vertaling van Engels naar Nederlands méér woorden nodig hebt. Hier lijkt het zowat 20 procent minder te zijn. Hoe kan dit? Is er (behoorlijk) wat weggelaten tijdens de vertaling? Hoop maar van niet en dat er een logische verklaring voor is.

Jos Lexmond

Waterscheerling – Rascha Peper

Waterscheerling.jpg

Waterscheerling; Rascha Peper; illustraties Sylvia Weve; uitg. Em. Querido’s Uitgeverij BV, Amsterdam Antwerpen; 2017; hardcover; 78 blz.; € 15,00; omslag en binnenwerk Brigitte Slangen; omslagillustratie Sylvia Weve; Foto auteur Roeland Fosse

Mooie maar overbodige uitgave

De in 2013 overleden schrijfster Rascha Peper (Jenneke Strijland) liet een klein maar respectabel oeuvre van romans, verhalen en columns (NRC Handelsblad) na. De roman Rico’s vleugels haalde de shortlist van de AKO Literatuurprijs en Russisch blauw werd bekroond met de Multatuliprijs. Het in 2017 opnieuw uitbrengen van Waterscheerling, dat als zelfstandige uitgave in 2004 bij L.J. Veen verscheen en in 2014 werd opgenomen in Een Siciliaanse lekkernij (Querido), lijkt echter vooral bedoeld om de tekeningen van de zeer succesvolle, met Zilveren en Gouden Penselen bekroonde Sylvia Weve te presenteren. En dat zijn mooie, zeer passende illustraties. En ook met het verhaal is niets mis; kundig, vlot leesbaar. Het verhaal over Stella, misschien wel een wisselkind, en de waterput achter haar huis met de giftige waterscheerling. Haar verdwijnen en de speurtocht van haar vriend Pirre. “Geïnspireerd door het sprookje van Vrouw Holle en de mythe van Orpheus en Eurydice”, aldus de flaptekst. “Een ontroerend verhaal over de liefde en de dood”, maar bijna alle verhalen gaan over liefde en dood.

Dit fantastische verhaal, een sprookje voor jong en oud, lijkt me niet representatietief voor het werk van Rascha Peper. Liefhebbers van haar werk zullen dit verhaal al kennen, nieuwe lezers worden op het verkeerde been gezet. En voor de liefhebber van fantastische literatuur biedt het verhaal niets nieuws.
Misschien kan deze uitgave betekenis gegeven worden als een soort van stellingname, dat alleen het fantastische het wezenlijke in ons bestaan kan benaderen. Dat is dan inderdaad die liefde en dood waar zo het accent op wordt gelegd, maar voor een auteur als Peper is dat ook het schrijven op zich. En daar gaat dit verhaal ook over. Het is, met de vertraging van de onderwaterwereld, het zwijgen en het communiceren via de typemachine, op de eerste plaats een metafoor voor het schrijverschap.

Goed geschreven, mooi geïllustreerd, maar het is wat mager en er zijn teveel andere boeken die meer aandacht verdienen.

(Paul van Leeuwenkamp)

The Man Who Killed Don Quixote

Regie: Terry Gilliam – Speelduur: 132 minuten – Jaar: 2018

“…without intelligence, there can be no humour.”

― Miguel de Cervantes Saavedra, Don Quixote

Recent hebben wij de laatste film van Terry Gilliam (acteur, schrijver, regisseur van onder andere Monty Python, Jabberwocky, Brazil, Tideland en The Zero Theorem) mogen beleven.

De film is losjes geïnspireerd op de roman ‘El ingenioso hidalgo Don Quixote de la Mancha’ (‘Don Quichot van La Mancha’) van Miguel de Cervantes y Saavedra. Het eerste deel gepubliceerd in 1605 en het tweede deel in 1615. Een nog steeds aan te raden klassieker.

In de iets recentere geschiedenis, in 1989, begon Terry Gilliam aan het project. Het zal zijn persoonlijke gevecht tegen de windmolens zijn geweest. Door de jaren heen werd de productie onder andere opgehouden door een gebrek aan geld, een overstroming, wisselingen van acteurs en de nodige herschrijvingen van het verhaal. Na acht pogingen in 29 jaar ging de film uiteindelijk in première op het Cannes Film Festival in 2018.

Enkele maanden later, op een warme zomeravond, zochten wij de koele bioscoopzaal in het plaatselijke filmhuis op. Vanaf de eerste momenten werden wij meegenomen in een heerlijke film gevuld met avontuur, aanstekelijke humor en  alom aanwezig drama. Er werd op een subtiele en soms iets minder subtiele manier omgegaan met de overgang tussen werkelijkheid en fantasie.

In 2 uur en 12 minuten volgen wij Toby (Adam Driver – onder andere Kylo Ren in Star Wars VII, VIII en IX), een cynische regisseur die gevangen is in de waanwereld van een oude Spaanse schoenmaker die gelooft dat hij Don Quixote (Jonathan Pryce – onder andere High Sparrow in Game of Thrones) is. Hun avontuur wordt gaandeweg meer en meer surrealistisch. Toby wordt daarbij geconfronteerd met de gevolgen van het maken van een film, die hij als idealistische jongeling heeft gemaakt, en waarmee hij een Spaans dorp en haar inwoners permanent heeft veranderd.

Ik heb de film ervaren als een intelligente waardevolle toevoeging aan het fantastische genre en hoop de film binnen 29 jaar nog een flink aantal keren te mogen zien.

Jan Johannes Scholte

Jeff VanderMeer – Borne

Borne.jpg

Jeff VanderMeer – Borne (SF) – 394p.
(Borne – Farrar, Straus and Giroux, New York (2017))
De Bezige Bij, Amsterdam (2018) € 24.99
Vertaling: Luud Dorresteyn
Omslag ontwerp: Moker Ontwerp

Volgens wikipedia is een dystopie het tegenovergestelde van een utopie. In een utopie zou je wel willen leven en in een dystopie niet. Ik denk dat de waarheid een beetje in het midden ligt. De ene dystopie is de andere niet. Normaal gesproken zou ik in geen enkele dystopie willen leven, maar meestal denk ik daar niet echt over na. Normaal gesproken lees je het verhaal dat zich in een toekomst afspeelt die wat verder van je voorstellingsvermogen af ligt en vermaak je je ermee. Dat ligt bij ‘Borne’ wel even ietsje anders. ‘Borne’ zou ik een apocalyptische dystopie willen noemen. Dat is dus nog een graadje erger. In dit boek wordt je geconfronteerd met je eigen angst voor de toekomst. Een toekomst die verre van onmogelijk is. Soms lees je een bericht in de krant of een item op de televisie en dan denk je: Het is al begonnen en als de doos van Pandora eenmaal geopend is, krijg je de geest nooit meer in de fles. Ik haal hier van alles door elkaar, maar ik denk dat strekking duidelijk is. Op een aarde zoals beschreven in ‘Borne’ is eigenlijk met goed fatsoen niet meer te leven. En toch leven er mensen, al dan niet aangepast, door Bio technologie. Er leven ook wezens die niets meer met mensen te maken hebben. Wezens die ontworpen zijn in laboratoria en zich in bepaalde gevallen tegen de mensen of wat dan voor levende wezens ook gekeerd hebben. Mord, een gigantische moordzuchtige beer maakt de ruïnes van de stad, verwoest door oorlog en droogte, onveilig. Mord-proxy’s, nakomelingen van Mord, een stuk kleiner maar net zo moorddadig, doen er nog een schepje bovenop. Magican, ronselt mensen uit de stad om Mord en zijn proxys uit te roeien. Die mensen proberen met man en macht het hoofd boven water te houden en doorzoeken afvalbergen voor kadavers, stront en andere, onnoembare, troep, naar etensresten om zich in leven te kunnen houden. In deze wereld leven Rachel, een jonge vrouw, en Wick, een bioloog en chemicus die zelf leven bouwt. Ze wonen in de Balkonrots aan de noordelijke kant van de stad waar ze uitzicht hebben op een vergiftigde rivier. Ze hebben de Balkonrots omgebouwd tot een vestig waarin ze zich relatief veilig voelen tegen plunderaars, de Magican, Mord en alles wat er nog meer ronddoolt. Ze hebben hun vesting voorzien van valstrikken, valdeuren, kuilen en vloeren en wanden bedekt met glasscherven of erger. Wick maakt eigen voedsel in een badkamer, waarvan je eigenlijk niet wilt weten wat het eigenlijk is. Maar het houdt hen in leven.
In deze wereld plukt Rachel van de huid van Mord (de gigantische beer), een wezentje en noemt het Borne. Het is niet zeker of het een dier of een plant is en Wick wil het omzetten in voedsel. Rachel wil het echter houden. Het diertje oefent een onweerstaanbare aantrekkingskracht op haar uit. Het groeit en ontwikkelt zich, leert spreken en lezen en wordt nieuwsgierig naar de buitenwereld. Rachel is ontroerd door zoiets onschuldigs. Maar niets is wat het lijkt.
Ondanks dat de toestand van de wereld nauwelijks verklaard wordt, kan je je er iets bij voorstellen hoe het zo gekomen is. Je leeft mee met Rachel en haar moederlijke gevoelens voor Borne, worden de jouwe.
Ofschoon ‘The Southern Reach’ trilogie vertaald is, heb ik het nooit gelezen. Ik heb slechts een verhaal van VandeMeer gelezen dat in de Jack Vance eerbetoon ‘De stervende aarde’ was opgenomen.
Ondanks de afschuw, die ik voelde voor de wereld, heb ik genoten van ‘Borne’. Ik werd het verhaal ingezogen en kon het niet meer loslaten voordat het uit was. Een hele dikke aanrader!!!

PS Achterin nog Teem’s Bestiarium met daarin de levende wezens die in Borne’s wereld leven. Het leukste beestje is zonder twijfel het alcoholvoorntje.

Jos Lexmond

Elektrische dromen – Philip K. Dick

Electrische dromen.jpg

Elektrische dromen – Philip K. Dick (SF)
Lebowski Publishers, Amsterdam (2018)
237 pagina’s; prijs 22,50
Oorspr.: Electric Dream, Volume 1 (Gollancz – 2017)
Vertaling: Irving Pardoen & Johannes Jonkers
Omslag: Dog and Pony, Amsterdam

Het kan goed zijn dat ik mijn laatste Philip K. Dick verhaal veertig jaar geleden gelezen heb. Daar kan je twee dingen over zeggen: 1. Jeetje Mina… wat een oude zak, of 2. Wat ontzettend jammer. Het eerste is waar en het tweede ontegenzeggelijk ook. Vandaar dat het een traktatie was deze verhalen weer en ook voor het eerst door de ogen te halen. Weer… omdat er vier van de tien in stonden die al eerder vertaald waren verschenen en voor het eerst, omdat er zes niet eerder in het Nederlands verschenen waren. Dat is heel erg leuk. In eerste instantie dacht ik dat de verhalen geschreven, of liever herschreven en bewerkt, waren door degene die het voorwoord schreven bij elk verhaal. Achteraf bleek dat het de schrijvers waren die Philip K. Dick’s verhalen bewerkten voor een televisieserie met losstaande verhalen. Volgens IMDB is de serie is tweemaal genomineerd voor de Primetime Emmy Awards en nog zes keer voor andere awards, maar als je bij de afleveringen zelf kijkt, zijn ze gewaardeerd tussen 5,9 tot maximaal 8.0 en alles wat daartussen zit. Niet echt heel erg bijzonder dus. Jammer. Ik denk dus niet dat ik ze ga zien. Samen met een vriend doe ik wel aan binge-watching, maar we kijken uitsluitend series die hoger dan 8,5 gewaardeerd zijn, dus Electric Dreams is, vrees ik, te min bevonden. Maar dat geldt dus niet voor de verhalen in deze bundel.
Hoe dan ook… ik dacht dus een tijdlang dat de verhalen niet van Dick waren. Ik had geen vergelijkingsmateriaal. Alle oudere boeken zitten nog steeds in dozen en in welke van de plus minus 80 dozen zich nu ‘De onmogelijke planeet’ bevond? Geen idee. Ook kon ik er door de tekst van de achterflap ook niet echt achterkomen. Uiteindelijk was een van de bewerkers van de verhalen van Dick zo vriendelijk om te vertellen dat zij Jill en Lester in de serie Vera en Silas genoemd had. Het verhaal ‘Menselijk is’ had gewoon Jill en Lester als hoofdrolspelers en toen wist ik het zeker. De verhalen in deze bundel waren gewoon originele Philip K. Dick verhalen. Dank u zeer. Scheelt een heel stuk verder zoeken.
Alle verhalen in deze ‘Electric Dreams’ zijn zonder uitzondering geschreven zo halverwege de jaren vijftig van de vorige eeuw. Je ziet het er niet aan af. Alle verhalen, zonder uitzondering doen fris en fruitig aan en misstaan niets in onze moderne tijd. Ze spelen allemaal wel met de Koude Oorlog in de achtergrond, maar dat vond ik totaal niet storend. Het enige storende was het vele sigaretten roken. Maar ook dat is niet vreemd voor de tijd waarin deze verhalen ontstonden.
Welke verhaal vond ik het beste? Daar hoef ik niet lang over na te denken. Dat was zonder twijfel: ‘Verkooppraatje’. Misschien moet ik eerst even vertellen dat ik een bloedhekel aan reclame heb en ik vind commerciële televisie een ramp. Niet alleen zijn de meeste programma’s voor en door debielen en meer dan zware uitingen van voyeurisme, maar ze worden ook nog eens om de haverklap onderbroken door reclame boodschappen. Verschrikkelijk! Als het aan mij lag sloopte ik die rommel van de TV af. Maar goed (of niet)… in ‘Verkooppraatje’ wordt de reclame business zo ver uitvergroot dat het komisch (en voorspellend!) wordt en ik kon een grijns, van oor tot oor, dan ook niet onderdrukken tijdens het lezen. Maar ook de andere verhalen waren niet te versmaden.
Vreemd trouwens dat er in de Engelstalige uitgave van ‘Electric Dreams’ twee verhalen meer stonden die het op de een of andere manier niet in het Nederlands gered hebben. Vreemd ook dat de tv-serie ook maar uit tien delen (net als in de bundel) bestond.
Hopelijk komt er een tweede deel van deze bundel. De precieze titel in het Engels is: Philip K. Dick’s Electric Dreams: Volume 1. Wie weet. Van mij mag het, want ik heb genoten van de hernieuwde kennismaking met Philip K. Dick.

Jos Lexmond

Neverworld Wake – Marisha Pessl

Neverworld.jpg

Neverworld Wake – Marisha Pessl (YSF)
Oorspr.: Neverworld Wake (Delacorte Press – 2018)
Uitgeverij Q, Amsterdam – Antwerpen (2018)
251 pagina’s; prijs 20,00
Vertaling: Annelies Jorna
Omslag: DPS Design & Prepress Studio

Hebben jullie misschien ‘Groundhog Day’ wel eens gezien? Ik weet het… het is alweer een ouwetje uit 1993, maar het is nog steeds een leuke film. In de hoofdrol Bill Murray die een chagrijnige weerman speelt van een lokaal televisiestation. Hij wordt zeer tegen zijn zin in samen met een producent en een cameraman naar het gehucht Punxsutawney gestuurd om verslag te doen van het verschijnen van een bosmarmot (groundhog). Deze bosmarmot voorspelt door op een zonnige of beschaduwd tijdstip uit zijn hol te kruipen hoelang de winter nog zal duren. De weerman ziet de flauwekul allemaal niet zitten en er volgt een geïrriteerde rapportage. Na het verschijnen van de bosmarmot raakt het televisieteam in een gigantische sneeuwstorm en is gedwongen de nacht in Punxsutawney door te brengen. De volgende dag wordt de weerman wakker met het nummer ‘I got you babe’ op de wekkerradio op Groundhog Day. Vanaf nu is dat vaste prik en hij komt erachter dat hij vast zit in een tijdlus waardoor hij elke dag opnieuw wakker wordt op Groundhog Day. Hij is de enige die weet dat hij in een tijdlus zit. Volgens berekeningen (zie wikipedia) blijft hij Groundhog Day minimaal 8 jaar, 8 maanden en 16 dagen herhalen. Ik zal jullie niet verder vervelen, of de plot verder verklappen en het hierbij houden. Groundhog Day is echt een leuke film en een absolute aanrader.
Goed… wat heeft dit voorgaande allemaal te maken met ‘Neverworld Wake’. Wel… de vijf hoofdpersonen komen ook vast te zitten in een tijdlus en ergens meen ik gelezen te hebben dat ze zeker vijfduizend keer in Neverworld wakker worden. Dat is dus een dikke dertien jaar. Daar kan Bill Murray nog een puntje aan zuigen.
De belangrijkste oofdpersoon in dit verhaal is Beatrice. Vroeger vormde ze met vijf anderen een hechte vriendengroep die populair waren op school. Dat duurde tot een van hen op een mysterieuze manier de dood vond. Alles veranderde daarna. De groep viel na de dood van Jim min of meer uit elkaar en zeker Beatrice had geen behoefte meer aan haar vrienden. Het verhaal begint een tijdje later. Whitley Lansing, een van de vriendinnen uit de groep, nodigt Beatrice uit om haar verjaardag te vieren samen met Kipling St. John, Cannon Beecham en Martha Ziegler, de andere vrienden. Na een korte aarzeling besluit Beatrice te gaan om zo misschien iets meer over de raadselachtige dood van Jim te weten te komen. Uiteindelijk komt ze niets te weten en de groep komt terecht in de kroeg waar allerlei bands optreden en al gauw vliegen de shotjes naar binnen. Na afloop rijden ze goed kachel in de jaguar van Whitlry weer naar huis en botsen, in slecht weer, bijna tegen een takelwagen. Ze schieten van de weg en belanden in een greppel. Doorweekt en ijskoud komen ze terug bij het huis aan. Ze zijn amper binnen en er wordt gebeld. Voor deur staat een oude man en hoewel het regent is hij niet nat. Hij zegt: “Jullie zijn allemaal dood”.
De man, die ze later: ‘De Bewaker’ noemen, vertelt hen dat ze in een tijdlus zitten. Een van hen mag het overleven, maar dat kan alleen als ze als groep consensus bereiken wie dat mag zijn.
Een fascinerend verhaal, alhoewel ik het allemaal wel een beetje lang vond duren. Het einde was een verrassing. Ik zag het niet aankomen, maar of het gezien het verhaal logisch is… dat laat ik in het midden. Maar door dat einde zou je je zelfs af kunnen gaan vragen of het wel als fantastisch bestempeld kan worden. Na een lang beraad met mezelf, heb ik toch maar besloten het bij het fantastische genre op te nemen. Het voordeel van de twijfel zullen we maar zeggen.

Jos Lexmond

Een bijna definitieve lijst van nachtmerries – Krystal Sutherland

Sutherland-Nachtmerries.jpg

Een bijna definitieve lijst van nachtmerries – Krystal Sutherland (YFA)
(A semi definitive list of worst nightmares (G.P. Putnam’s Sons – 2017))
Uitgeverij Young & Awesome, Amsterdam (2018)
270 pagina’s; prijs 18.99
Vertaling: Hanneke van Soest
Omslag: Caren Limpens/Shutterstock/Sloth Astronaut

Waarschijnlijk heeft eenieder van ons wel kleine of grotere angsten, kleine of grotere fobieën. Daar is bijna niet aan te ontkomen. Mijn vrouw, bijvoorbeeld, heeft het niet op spinnen en andere beestjes en ikzelf heb in het verre verleden iets opgedaan dan ik niet weet te benoemen, althans ik heb er geen naam voor. Toen ik een jaar of zeventien a achttien was ging ik met twee vrienden op de brommer (nu waarschijnlijk scooter) op vakantie. Gepakt en gezakt togen we richting zuid en tuften door België, Luxemburg, Noord-Frankrijk en dan via Duitsland weer terug richting huis. We verbleven her en der op campings en waren vrij braaf. Geen gekke dingen dus over het algemeen. Zo verbleven we tijdens een van die veertiendaagse vakanties op een camping in een heuvelland (waarschijnlijk in België of misschien wel Zuid-Limburg). In een van de heuvels was een grot en we klommen eens naar de heuveltop om te proberen zo dicht mogelijk boven de grotopening uit te komen. Waarom? Geen idee. Er was weinig waaghalzerigs aan, maar plotseling kreeg ik het gevoel naar voren, dus in de richting van de afgrond getrokken te worden en kreeg visioenen dat ik naar beneden kukelde. Voor mijn gevoel kon ik me, net op tijd, achterover laten vallen. Sindsdien heb ik het gevoel naar beneden te worden getrokken als ik op hoogte sta, of dat nu dertig centimeter of dertig meter is. U begrijpt dat ik zoveel mogelijk afgronden probeer te vermijden sindsdien. Ik heb geen hoogtevrees, maar weet niet hoe het wel te noemen.
Zo zijn er best nog heel wat meer angsten waar ik, of men in het algemeen, geen weet van heeft. Van de week, bij de Slimste Mens, kwam de angst voor kleine gaatjes, ofwel trypofobie, ter sprake. Daar had ik nog nooit van gehoord en ik kan me er ook niets bij voorstellen. Dat is misschien wel het ergste van fobieën… dat mensen zich er niets bij voorstellen en er lacherig over gaan doen.
De kleine angsten, zoals wat ik heb of wat mijn vrouw heeft, zijn allemaal niet echt dramatisch te noemen. Je leert er mee leven en normaal gesproken denk je er zelfs niet aan, tot je er weer eens mee geconfronteerd wordt.
Voor Esther, de hoofdpersoon in ‘Een bijna definitieve lijst van Nachtmerries’, maken fobieën deel uit van haar dagelijkse leven. Al haar familieleden hebben last van de meest uiteenlopende angsten. Haar moeder kan haar nooit meer ophalen in haar auto omdat ze op het dak van de auto een zwarte kat aantrof met duivelse gouden ogen. Dat was wel zo’n uitgesproken voorteken dat ze daardoor geen auto meer kon rijden. Esthers familie is al eeuwenlang vervloekt en daardoor behept met het spontaan oplopen van angsten en fobieën. Esther zelf weet nog niet wat haar grootste angst is, omdat ze zo mogelijk alles uit de weg gaat: liften, kleine ruimtes, grote drukte, spinnen en nog veel meer. Ze heeft een hele lijst opgesteld. De bijna definitieve lijst van nachtmerries. Bij de bushalte, want haar moeder kan haar dus niet meer ophalen, ontmoet ze een huilende jongen, die een vroeger vriendje, Jonah Smallwood, blijkt te zijn. Hij zegt beroofd te zijn en vraagt Esther geld te leen, maar ondertussen weet hij, met een truc, haar al haar geld afhandig te maken, de armband van haar oma, haar iPhone, een rol fruitella, haar bibliotheekkaart, een exemplaar van The Godfather, haar bijna definitieve lijst van nachtmerries en haar waardigheid. Later in het boek daagt Jonah haar uit om samen met hem haar angsten te lijf te gaan door ze een voor een te ondergaan.
Dit gegeven levert amusante en ook dramatische gebeurtenissen op. Ofschoon ik tegenwoordig een watje ben en bijvoorbeeld bij Spoorloos wel eens volschiet, kunnen boeken me bijna niet emotioneel raken. Ik vind ze amusant, spannend, leuk, lollig, droevig, boeiend en zo, maar emotioneel word ik er meestal niet van. Maar dit boek wist me toch te raken en dat is een behoorlijke pre. Dus… wat mij betreft zeer de moeite waard.

Jos Lexmond

Blackwell – Kevin Valgaeren

Blackwell.jpg

Blackwell; Kevin Valgaeren; uitg. Lannoo nv, Tielt, 2018; 447 blz.; € 19,99; omslagontwerp: Wil Immink Design; Omslagbeeld: Arcangel

In goed Nederlands: “Blackwell”, een “gothic novel”. En niet zomaar een gothic novel, nee, “een duistere, meeslepende”, roept de cover ons toe. “Een legendarisch schip. Een gruwelijk geheim. Een duister verleden.” tromroffelt het op de achterflap verder. Blackwell is de vierde roman van Kevin Valgaeren, die eerder met De Ziener de Schaduwprijs voor het spannendste debuut won en met Seance de shortlist van de Harland Awards Romanprijs bereikte. Valgaeren heeft dus wel wat in zijn mars en ook deze keer laat hij dat zien. Bij de gothic novel denk je aan het werk van Mary Shelly en Edgar Allan Poe, aan Dracula en Jack the Ripper en Jekyl en Hyde, aan een duister, Dickensachtig Londen en half verlaten kastelen in een maanverlichte nacht. Je denkt aan een andere tijd, een tijd waarin dingen langzamer gingen en teksten breder mochten zijn omdat er nog genoeg tijd was om te lezen.
Ja, ik herken het gevoel van de gothic novel en meen de fascinatie voor die tijd te begrijpen, maar toch vraag ik mij af waarom een in Antwerpse Kempen opgegroeide jongen als Kevin Valgaeren gothic novels schrijft en geen gotische romans, waarom hij een Blackwell kiest en geen Zwartwater, waarom hij die duistere, romantische sfeer niet projecteert op Antwerpen en Oostende of Koksijde, maar opnieuw Londen en omgeving als decor kiest. Houdt hij al rekening met een wereldwijd succes en wilde hij voorkomen dat hij de locaties later moest wijzigen in internationaal meer acceptabele, zoals Thomas Olde Heuvelt dat met Hex moest doen? In zijn nawoord geeft Valgaeren een gedegen antwoord op mijn vragen, met als kern: “Blackwell is mijn bescheiden ode aan Stokers klassieker en aan een plek die sinds 1897 onlosmakelijk verbonden is met de gothic novel.” En toch, het is ook de sfeer van het half verlaten Koksijde in december, januari, en zou het niet mooi zijn als daar ook eens iets duisters aan land kruipt?

De flaptekst doet het verhaal recht: “1891. Tijdens de mistige nacht van Pasen slaat een schip tegen de klippen in het vissersdorpje Whitby. Aan boord geen levende ziel. Jericho Blackwell, vooraanstaand lid van de Society for Psychic Investigation and Education, wordt teruggeroepen uit zijn met opium doordrenkte kluizenaarsbestaan om het ongeval te onderzoeken. Samen met de zenuwachtige archivaris John Dawkins ontdekt hij dat er zeker één iemand aan boord was, iemand die al tweehonderd jaar dood had moeten zijn. Wanneer een reeks beestachtige moorden een spoor trekt van Whitby richting Londen, beginnen Blackwel en Dawkins aan een verwoede achtervolging.”
Valgaeren weet het verhaal sfeervol te vertellen, waarbij de compositie effectief spanningsbogen tot stand brengt. Met zijn verwoording lijkt hij iets van de traagheid, van de rust van de oorspronkelijke gotische roman tot stand te willen brengen, en daar slaagt hij ook wel in. Met korte hoofdstukken houdt hij het verhaal in beweging, en door zo mooi mogelijk te verwoorden houdt hij de lezer vast. Maar in dat laatste, zo loffelijke streven zit ook het grootste manco van deze roman, want soms doet de formulering geforceerd, te gezocht aan. Bijvoorbeeld de “vrolijke lentezon die zich genadeloos op het stedelijke landschap stortte, en via de raampjes van de koets binnendrong met de bedoeling zijn vermoeide ogen te folteren.” (blz. 47) Een formulering die lichte wrevel oproept en daarmee afleidt van het verhaal. De meest storende was voor mij “de deerne”, die “met haar malse armen de pan van het vuur haalde, een forse lap varkensvlees in tweeën sneed, en de stukken verdeelde over een gelijk aantal borden.”, een formulering die bij mij het beeld opriep van een softenon slachtoffer met de armen in een stompje, zonder handen; een beeld dat ik iedere keer dat deze deerne ten tonele verschijnt weer voor mij zie. Een gevolg van het zoeken naar meer woorden dan er nodig zijn, want iedere lezer begrijpt wel dat wanneer je een pan van het vuur haalt, je dat niet met je voeten doet. En ook zal ieder lezer begrijpen dat wanneer je vlees in tweeën snijdt en dat over de borden verdeeld, het een “gelijk aantal” borden zal zijn. Maar goed, dat zijn de schoonheidsfoutjes van een jonge auteur, die hij in toekomstig werk hopelijk zal vermijden.
Het verhaal komt tot een afgerond einde, maar wel met een aantal vragen die een vervolg noodzakelijk maken. En ik ben wel nieuwsgierig naar hoe het met Blackwell verder gaat.
(Paul van Leeuwenkamp)