Jack Vance – Grote Planeet

Grote Planeet.jpg

Jack Vance – Grote Planeet (SF) – 172p.
(Big Planet – Startling Stories, Vol. 2712 (1952))
Spatterlight, Amstelveen (2018) € 14,98
Het Verzameld Werk van Jack Vance 4
Vertaling: Warner Flamen
Omslag ontwerp: Howard Kistler
Omslagillustratie: David Russell
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Enigszins in verwarring gebracht door de omschrijving van Spatterlight in de nieuwsbrief, bestelde ik ‘Grote Planeet’ als recensie exemplaar. Ik had me namelijk voorgenomen alleen nieuwe en nog niet vertaalde boeken en verhalen van Vance te recenseren. Voor meer heb ik, helaas, geen tijd.
Ik dacht dus dat dit een versie was met nieuw ingebrachte onderdelen, die niet eerder in vertaling waren verschenen en daar was ik nogal happig op. Op de een of andere manier was me ‘Grote Planeet’ telkens ontschoten als ik een ‘Vance’ zocht om mee op vakantie te nemen, zoals ik al jaren gretig deed. Een nieuwe, en uitgebreide versie van ‘Grote Planeet’ was dus niet te versmaden. Het was aan de ene kant een teleurstelling toen bleek dat het een hertaalde versie van de Meulenhoff uitgave was, maar anderzijds ook weer niet, omdat ik dit boek van Vance sinds de derde druk (verschenen in 1985) niet meer gelezen had. Dat maakte het weer meer dan goed. Overigens zijn er volgens Koen Vijvermans wel degelijk andere versies van ‘Grote Planeet’ maar dan opgenomen in de VIE (Vance Integral Edition). Kijk eens bij Wikipedia voor meer info. Het is (nog) niet de bedoeling dat die ooit uitgegeven gaat worden. Maar je weet maar nooit. Ik hou me sowieso aanbevolen. Hij heeft in ieder geval de info voor deze ‘Grote Planeet’ op de site aangepast.
Daarna werd ik nog een keer verrast. Ik was me er niet van bewust dat ‘Space Opera’ (verschenen bij Scala) aka ‘Spelevaren op Grote Planeet ‘ zich ook op de Grote Planeet afspeelde. Dat ik, als een van de grootste Vance liefhebbers (althans zo beschouw ik me toch), dat niet wist… ik schaam me diep.
Nu… na al deze ontboezemingen zullen we ons eens aan ‘Grote Planeet’ zelf wijden. Dat wordt zachtjesaan tijd.
‘Grote Planeet’ is een enorme bewoonbare planeet, met een omtrek van drie keer die van de Aarde, die zeshonderd jaar geleden ontdekt werd. Ze heeft een vergelijkbare massa en zwaartekracht door het ontbreken van metalen en zware elementen in haar samenstelling. Grote Planeet oefende een grote aantrekkingskracht uit op diegenen die de Aarde voelden knellen. Minderheden, andere culturen en fanaten die zich niet meer thuis voelden op Aarde namen de wijk naar de nieuwe wereld en bouwden en mixten zich onderling en hadden nu, zeshonderd jaar later, geheel nieuwe samenlevingen opgebouwd. Al die zeshonderd jaar heeft de Aarde de boel op Grote Planeet op zijn beloop gelaten. Alleen een kleine Aardenclave vertegenwoordigde de Aarde.
Een van de kleine rijkjes: Beaujolais, heeft een legermacht samengesteld en is begonnen om aangrenzende rijkjes aan zich te onderwerpen. De Bajarnum van Beaujolais heeft zich op de slavenhandel gestort om wapenaankopen van buiten de planeet te kunnen doen. Claude Glystra wordt met een team van specialisten naar Grote Planeet gestuurd en heeft een carte blanche om de Bajarnum aan te pakken. Het ruimteschip waarin Glystra en zijn companen reizen maakt een noodlanding, waarna Glystra en zijn mannen naar Aardenclave moeten zien te komen. Maar Aardenclave ligt 40.000 kilometer vanaf de plaats waar het ruimteschip is neergestort. Snel vervoer is er nauwelijks en het wordt een reis zonder weerga. De groep van Glystra wordt kleiner en kleiner en het is langs niet zeker of hij de Aardenclave wel zal bereiken en of Bajarnum wel te stoppen is.
‘Grote Planeet’ was dolle pret en het was veel te lang geleden dat ik het las. Het was ook duidelijk te zien dat ‘Grote Planeet’ een proeftuin (of een wieg) was, waaruit later Tschai, Durdane, de Alastor boeken en vele vele andere verhalen ontstaan zijn. De trend was gezet. Ik kan nu eigenlijk niet wachten om ‘Spelevaren op Grote Planeet’ nog eens te doen.

Jos Lexmond

What happened to Monday – HSF (2018/X)

Regie: Tommy Wirkola – Speelduur: 123 minuten – Jaar: 2017

In deze dystopische film speelt Noomi Rapace de rol van een eeneiige zevenling. In het jaar 2073 is overbevolking zo’n groot probleem geworden dat in Groot-Brittannië een eenkindbeleid is ingevoerd. Iedereen die meer dan één kind gekregen heeft, of gaat krijgen, krijgt te maken met het Child Allocation Bureau. Het officiële verhaal van de overheid is dat de kinderen daar ingevroren worden zodat ze in de toekomst, als alle problemen zijn opgelost, weer ontdooid kunnen worden. Wanneer Karen Settman sterft tijdens de geboorte van haar eeneiige zevenling besluit opa Settman de meisjes te behoeden voor het invriezen. Hij laat ze in het geheim opgroeien in zijn zolderappartement en geeft elk van de meisjes een andere naam naar de dag van de week. De meisjes mogen vervolgens alleen naar buiten op de dag van de week waar zij naar vernoemd zijn. Binnen in het appartement mogen zij hun eigen identiteit ontwikkelen, buiten vormen zij met zijn zevenen samen één vrouw, Karen Settman (genoemd naar hun moeder). Het verhaal van de film begint echt als Monday op maandag aan het einde van de dag niet meer thuiskomt. Wat is er met haar gebeurd en wat betekent dit voor de overgebleven zes zussen?

Natuurlijk is dit niet de eerste film die met deze thematiek speelt. Een van de eerste sciencefictionklassiekers die ik gezien heb is Soylent Green. Ook in deze film komt een dystopisch toekomstbeeld naar voren waarbij overbevolking een belangrijke rol speelt. Waar Soylent Green uitgebreid aandacht besteedt aan wereldbouw, is dit in deze film niet het geval. Er worden een hoop losse ideeën geïntroduceerd waar vervolgens weinig tot niks mee gedaan wordt. Een voorbeeld hiervan is het idee dat er veel meer meerlingen geboren worden doordat er genetisch gemanipuleerd voedsel gegeten wordt. Dit voedsel is toegelaten omdat anders niet meer iedereen te eten heeft. Dit maakt het eenkindbeleid dus nog erger omdat niet alleen broertjes en zusjes ingevroren worden, maar ouders ook moeten kiezen uit de baby’s van hun pasgeboren meerling. Met dit hele, hartverscheurende, idee wordt verder niks gedaan. Het overbevolkte Londen is een aantal keer mooi in beeld, maar is niets meer dan achtergronddecor. Het merendeel van de film speelt zich af in het appartement of in kantoorgebouwen. Deze zien er nog steeds uit alsof het 2017 is. Ook qua kledingstijl lijkt er in de toekomst weinig veranderd, hoewel het natuurlijk zo kan zijn dat het verleden weer hip geworden is.

Mijn belangrijkste kritiek op deze film is echter de flinterdunne plot. Acties van de karakters lijken niet echt doordacht en de motivatie voor de acties komt slecht uit de verf. Hierdoor blijft de conclusie van de film onbevredigend. Er wordt een groot probleem geschetst rond overbevolking waar uit alle macht wat aan gedaan moet worden. Tegen het einde van de film lijkt vergeten te zijn hoe groot dit probleem is. Dit is zo’n film waarbij het idee beter klinkt dan de uitvoering uiteindelijk is. Ik adviseer daarom om deze links te laten liggen en gewoon Soylent Green nog een keer te kijken. 

Deze recensie, door Marlies Scholte Hoeksema, is eerder verschenen in het proefnummer van HSF (2018/X).

Star Trek Discovery – HSF (2018/X)

To boldly go where 5 series and 13 movies have gone before – Marlies Scholte Hoeksema

Op 24 september 2017 was het dan na jaren wachten eindelijk zover: de eerste twee afleveringen van de zesde Star Trek-serie gingen in première op CBS. Een dag later konden wij in Nederland via Netflix ook meegenieten.

‘The Vulcan Hello’ en ‘Battle of the Binary Stars’ brengen ons een nieuwe versie van een bekend universum. De afleveringen introduceren een nieuwe bemanning, een nieuwe captain die het einde van de tweede aflevering niet haalt en het hoofdkarakter Michael Burnham. Vernieuwend is dat de hoofdrol niet bij de captain ligt maar bij de first officer, die aan het einde van de tweede aflevering niet alsnog een promotie krijgt maar in de gevangenis eindigt. De serie bestaat uit 15 afleveringen. Dat is minder dan wij gewend zijn van eerdere Star Trek-series. Het seizoen is gesplitst in twee delen met de negende aflevering, ‘Into the Forest I Go’ als effectieve cliffhanger. Inmiddels zijn alle afleveringen van het eerste seizoen beschikbaar via Netflix.

Het verhaal van de serie speelt vlak voor The Original Series. Dat betekent voor de echte fan even slikken. Spock blijkt bijvoorbeeld opeens een menselijke zus te hebben waar we het bestaan nu pas van ontdekken. Voor de nieuwe kijkers zal dat allemaal weinig uitmaken. De serie is geweldig op het gebied van cinematografie en special effects. De stijl is een mengeling van een zwaar opgepoetste versie van The Original Series, de nieuwe J.J. Abrams-stijl films en Star Wars. Dat werkt soms goed. Het nieuwe schip ziet er zeer gelikt uit. Soms werkt het helemaal niet, bijvoorbeeld bij het, naar mijn mening, verschrikkelijke uiterlijk van de nieuwe Klingons.

De belangrijkste kritiek is de onevenwichtige, en elkaar tegensprekende, verhaallijnen. Er zijn tijdens de productie van de serie veel problemen geweest en dat is helaas te merken. Pas in de tweede helft van de serie lijkt iedereen echt op elkaar ingespeeld te raken. Over de verhaallijn zelf zal ik verder niks meer zeggen voor diegenen die nog moeten kijken. Wel is het jammer dat, ondanks het feit dat deze serie vol acties met echte consequenties zit (iets waar Star Trek nooit zo van hield), dat geen echte impact op de karakters, en de kijkers, lijkt te hebben. Gelukkig komt er een tweede seizoen waarin dit goed gemaakt kan worden.

Concluderend: een aardige poging om Star Trek nieuw leven in te blazen. Net als eerdere Star Trek-series is het meer Science Fantasy dan Science Fiction en de verhaallijnen moeten consequenter worden. Als je nog niet gekeken hebt is er in ieder geval één reden om het wel te doen: het karakter Saru. Weer eens een echte alien. Alleen jammer dat het een nieuw ras is waar we nog niet eerder van gehoord hadden. Misschien ontdekken we volgend seizoen waarom dat is. 

Eerder verschenen in het proefnummer van HSF (2018/X).

Gravwell – bordspel – HSF (2018/X)

Escape from the 9th dimension

Gravwell is een bordspel waarin je met je ruimteschip moet zien te ontsnappen aan een zwart gat. Het heeft een bijzonder leuk thema, mooie aankleding en een zeer origineel spelprincipe. Een spel voor twee tot vier spelers, waar je afhankelijk van geluk en ervaring, ongeveer een half uur mee bezig bent.

Er worden zes rondes gespeeld. Elke ronde bestaat uit een verdelingsbeurt voor brandstofkaarten, gevolgd door zes actiebeurten waarin deze kaarten opgebruikt worden. Bij elke actiebeurt selecteren de spelers een van de brandstofkaarten van deze ronde. Het aantal kaarten per speler en ronde hangt af van het aantal spelers, maar er wordt altijd een brandstofkaart per actiebeurt gelijktijdig gekozen en uitgespeeld door alle spelers.

Er zijn drie soorten brandstofkaarten: aantrekkaarten waarbij je alle andere schepen naar je toe laat bewegen, afweerkaarten met het tegenovergestelde effect en de in ruime hoeveelheid voorhanden standaard brandstofkaarten waarmee je alleen jezelf beïnvloedt en laat aantrekken door het dichtstbijzijnde schip (van een andere speler of een van de twee scheepswrakken).

Dit kan dus behoorlijk slecht uitpakken als je tegenstanders iets anders kiezen dan waar je op gerekend had. Gelukkig heeft elk speler een noodknopkaart, voor het geval je liever blijft staan. Dit mag uiteraard maar een keer per ronde en dus per zes actiebeurten.

Je moet daarom wel goed bedenken of het echt zo erg is of dat het met de kaarten die je hebt, op de langere termijn, toch nog goed kan uitpakken. Je hebt met Gravwell namelijk nooit echt verloren of gewonnen tot het spel afgelopen is (als iemand de warpgate invliegt of als de rondes op zijn). Je kan zomaar meer dan twintig stappen vooruit gaan in een ronde, of juist weer bij het zwarte gat belanden terwijl je al bijna bij de warpgate was. Het is dus net welke kaarten je tegenstanders spelen en hoe deze combineren met de kaart die je gekozen hebt. Elke actiebeurt weer.

Bij het verdelen van de brandstofkaarten aan het begin van elke ronde wordt er om de beurt gekozen uit stapels met een open kaart en met een gedekte kaart. De helft van je kaarten is dus bekend bij de andere spelers, als ze tenminste opletten. Net als het onthouden van de gepakte open kaarten is het inschatten van de acties van je tegenstanders dus een belangrijk spelelement. Afhankelijk van het gezelschap kan een beetje bluffen het spel nog onvoorspelbaarder maken. Je kan je tegenstanders proberen in te schatten, hun strategie bestuderen, of je kan telkens weer een gok wagen. Dat is een van de leuke aspecten van dit spel: je mag het gewoon op je eigen manier spelen. Als je het principe boeiend vindt is het een leuk spel, hoe je het ook speelt.

Het is een verraderlijk simpel te leren spel met een erg complexe kansdynamiek waar ik persoonlijk niet genoeg van krijg. En ja, ruimteschepen zijn natuurlijk altijd een pluspunt.

Gravwell is in 2014 uitgebracht door Renegade Games Studio (tweede editie).

Deze recensie, door Alice Jouanno, is eerder verschenen in het proefnummer van HSF (2018/X).

Sobecks antwoord – HSF (2018/X)

De puzzel van Horizon Zero Dawn – Eddie A. van Dijk

Een wereld kan een mysterie zijn: een puzzel om op te lossen voor zowel de personages in die wereld als voor de lezer, kijker of speler. Deze manier van wereldopbouw is niet zonder risico. Als het uiteindelijke antwoord onbevredigend is, kun je rekenen op een negatieve reactie van je publiek en hoe langer je het antwoord uitstelt, hoe groter dat risico wordt. Als het antwoord te voorspelbaar is, word je hele wereld te voorspelbaar en wellicht zelfs een cliché. Maar als het werkt dan kan dat moment van besef juist uitzonderlijk krachtig zijn. Zo’n moment beleefde ik begin 2017 tijdens het spelen van Horizon Zero Dawn, een computerspel ontwikkeld door het Amsterdamse Guerrilla Games en gepubliceerd door Sony Interactive Entertainment.

Het moment dat de puzzelstukjes op hun plaats vielen en ik het antwoord op het mysterie zag, vond plaats op ongeveer een derde van het spel. Daarbij kwam ook het besef hoe zorgvuldig de hints gepresenteerd werden in bijna alle aspecten van de wereld. En ook dat het spel mij had weten te overtuigen om de voorgeschotelde wereld serieus te nemen. Om er over na te blijven denken, zelfs als ik de controller had neergelegd. Het was, al met al, een prachtig staaltje wereldbouw. Niet slecht voor een spel over een jonge vrouw die met pijl en boog jaagt op robotdinosaurussen.

Horizon Zero Dawn is gebaseerd op een beeld dat in eerste instantie onzinnig lijkt: een post-apocalyptische wereld waarin pre-industriële volkeren leven naast, en jagen op, robotdinosaurussen. De kracht van het spel, vanuit een wereldbouwperspectief, is dat het dit beeld weet te plaatsen in relatief harde SF. Het is geen diamantharde SF door de concessies die voor het medium computerspel gedaan moeten worden, maar het gaat een stuk meer die richting op dan het basisconcept doet vermoeden.

Iedere post-apocalyptische wereld heeft drie vragen aan de basis liggen. Hoe is de oude wereld vergaan? Hoe heeft de mensheid het overleefd? Hoe nu verder? In veel gevallen worden de eerste twee vragen vrijwel direct beantwoord. Het gaat juist om die derde vraag. Horizon Zero Dawn draait dit om. Het vinden van de antwoorden op die eerste twee vragen vormt de drijvende kracht van het plot.

De eerste hint die gegeven wordt, is dat het uiteindelijke antwoord te maken heeft met de mensen. In het eerste gedeelte van het spel komen de robotdinosaurussen al wel voorbij, maar spelen ze eigenlijk geen belangrijke rol. We ontmoeten de hoofdpersoon van het spel, Aloy, als baby. We nemen voor het eerst echt controle over haar als zij op zesjarige leeftijd in een ondergrondse ruïne van de oude wereld terecht komt. Daar krijgen we de eerste hints over de oude wereld. De mensen in deze bunker hebben zelfmoord gepleegd. Waarom? Dat is een vraag die expliciet door Aloy zelf gesteld wordt en het spel daarmee dus impliciet aan de speler stelt.

In de daarop volgende scenes leren we samen met Aloy hoe we moeten jagen op robotdinosaurussen. We zien hier hoe een groep grazende robotpaarden door robotraptors worden beschermd. Er wordt bij de eerste echte introductie van de robots dus al verwezen naar een belangrijk gegeven: de robots hebben een eigen ecosysteem. Naarmate we de wereld verder verkennen, nu met Aloy als jonge vrouw, zien we dit systeem in werking. De robots worden vervaardigd in volledig geautomatiseerde, en voor mensen afgesloten, fabrieken. Ze vergaren grondstoffen, bewaken elkaar, recyclen kapotte soortgenoten. Dit alles wordt gecoördineerd door Tallneck robots met hun schotelhoofden. Er zijn niet alleen robotdinosaurussen maar ook robots gebaseerd op katachtigen, paarden, herten en meer. Het organische ontwerp van de robots komt keer op keer terug. Maar er zijn ook andere robots, de Corruptors, de gigantische Metal-Devils en de Deathbringers met een militaristische, hoekige esthetiek.

Het duurt niet lang voordat wij samen met Aloy leren dat deze tweede categorie robots de wereld heeft vernietigd. Tijdens het verkennen van het hoofdkwartier van Faro Automated Solutions leren wij dat dit oorlogsdrones waren. Een zwerm Farodrones was volledig autonoom, met mobiele fabrieken, en de mogelijkheid om, in noodgevallen, organisch materiaal om te zetten in brandstof. Het zal niemand verassen dat dit wel fout moest gaan. Een bug in een softwareupdate resulteerde in een oncontroleerbare zwerm. Als de zwerm niet tegengehouden werd zou de volledige biosfeer op aarde binnen amper twee jaar vernietigd zijn. We hebben hier dus te maken met een macro-variant op het ‘grey goo’ scenario. Ted Faro, de directeur van Faro Automated Solutions, probeert het in eerste instantie verborgen te houden terwijl hij zoekt naar een oplossing. Uiteindelijk vraagt hij voormalig werkneemster Elisabet Sobeck om naar een antwoord te zoeken. Sobeck komt met een antwoord dat Faro in eerste instantie niet kan accepteren. We hebben dus een antwoord op de eerste vraag: hoe is de wereld ten einde gekomen? Maar de speler wordt ook weer gewezen op die tweede vraag: hoe heeft de mensheid het overleefd? Wat was Sobecks antwoord?

De volgende ruïne die Aloy doorzoekt is de zogenaamde Grave Hoard, een basis in de verdediging tegen de ‘Faro Plague’, zoals de zwerm oorlogsdrones genoemd wordt. Hier leren we dat het doel van Operation Enduring Victory is om tijd te winnen zodat de wetenschappers van Project Zero Dawn hun werk kunnen afmaken. Dit project zou een einde maken aan de zwerm. Maar we leren ook dat er veel informatiemanipulatie gaande was rondom deze militaire operatie en dat de situatie alleen maar hopelozer werd.

Op het moment dat Aloy vanaf de Grave Hoard via de tentakels van een Metal Devil afdaalde naar de vallei, zag ik het antwoord. Er waren natuurlijk meer hints geweest zoals de dieren in deze wereld: vossen, konijnen, everzwijnen en allerhande kleinere zoogdieren, vogels en insecten, maar geen grote herbivoren of roofdieren (afgezien van mensen). Ook komen dezelfde dieren voor in verschillende klimaatzones. Dit zou het gevolg kunnen zijn van de beperkingen van een computerspel, maar het gebrek aan herten en wolven, die anders te pas en te onpas in computerspellen voorkomen, maakt dat onwaarschijnlijk.

Voor mij waren de metalen bloemen het cruciale puzzelstukje. Het verzamelen van deze bloemen, elk voorzien van een driehoek van bloesems en een fragment poëzie, is een optionele opdracht die je kan volbrengen tijdens het verkennen van de wereld. In feite is zo’n bloem de eerste robot die je ziet nadat je Aloy kan besturen. Deze bloemen zijn duidelijk bedoeld om flora te verspreiden. Maar hoe past dat in het geheel? Er was maar een mogelijkheid. Het antwoord dat Elisabet Sobeck had gevonden op de vraag hoe de mensheid de Faro Plague zou overleven is heel simpel. Het antwoord is: niet.

Er is niet ingezet op het verslaan van de Faro Plague. Project Zero Dawn was niet een wonderwapen dat de dronezwerm zou vernietigingen. Het is een project om iets te doen met wat er overblijft nadat de Faro Plague alle schade die het kan doen heeft gedaan: een levenloze planeet waarop we zeker weten dat er leven mogelijk is. Project Zero Dawn is een geautomatiseerd terraforming project en de robotdinosaurussen maken daar onderdeel van uit.

Als dit het enige was dat Horizon Zero Dawn goed deed dan zou ik niet, ruim een jaar na het uitkomen van het spel, erover willen schrijven. Het idee van een wereld met pre-industriële volkeren en robotdinosaurussen als uiting van terraforming na de complete vernietiging van de aardse biosfeer vormt de basis van de verdere wereldbouw. Zowel de oude wereld (onze nabije toekomst), de niet nieuwe wereld, als de Faro Plague en Project Zero Dawn worden in detail uitgewerkt. Project Zero Dawn, de werking van het terraforming-proces, en het lot van de mens in die laatste maanden voor de apocalypse wordt met zo nu en dan schrijnende fragmenten geschetst. De nieuwe wereld is beeldschoon vormgegeven met veel aandacht voor de materiële cultuur van de verschillende volkeren. Er wordt ook uitgelegd waarom deze volkeren geen toegang hebben tot de kennis van de oude wereld. Dit alles in combinatie met de vermakelijke spelervaring maakt Horizon Zero Dawn tot een van mijn favoriete computerspellen van de afgelopen jaren en een van de meest fascinerende SF-werelden die ik in tijden ben tegengekomen. Ik hoop deze inspirerende SF-wereld dan ook nog vaker te kunnen bezoeken.

Gelukkig ben ik niet de enige die onder de indruk is van dit spel. Horizon Zero Dawn is op het moment van schrijven ruim zeven miljoen keer over de toonbank gegaan. Daarnaast heeft het meerdere prijzen gewonnen waaronder het Gouden Kalf voor Beste Interactive 2017 en de Writers Guild of America Award voor Outstanding Achievement in Writing for Videogames.

Eerder verschenen in het proefnummer van HSF (2018/X).

Als de sterren zingen – Tonke Dragt

Dragt.jpg

Als de sterren zingen – Tonke Dragt (JDIV)
Uitgeverij Leopold, Amsterdam (2017)
419 pagina’s; prijs 29,99
Omslag: Nanja Toebak
Omslagillustratie & Illustraties: Tonke Dragt

Je gunt ieder mens een overzichtstentoonstelling. Niet echt aan het begin van zijn of haar leven natuurlijk, want dan is er nog niet zoveel tentoon te stellen. Maar eigenlijk meer pas dan, als het begin ver genoeg weg is en het einde ook.
Onlangs was ik aanwezig op de begrafenis van een neef. We kenden elkaar niet goed en hadden ieder ons eigen leven. Op de begrafenis waren allerlei sprekers, waaronder zelfs een wethouder, die mijn neef veelvuldig de hemel in prezen. Dat kwam dus goed uit, maar hij had er zelf niet heel erg veel meer aan. Daarom was het beter geweest dat dit bij leven en welzijn van mijn neef gedaan zou zijn. Wij, aanwezige familie en anderen, leerden wel onze neef beter kennen, maar ook dat was beter geweest als hij er nog geweest was. Hij had als vrijwilliger veel betekent in het speeltuinwezen van Leiden en zou node gemist gaan worden.
Gewone mensen, zoals u en ik, houden normaal gesproken geen overzichtstentoonstelling. Kunstenaars wel. In die wereld komt het nogal eens voor. Bij schrijvers is het ook al niet te doen gebruikelijk, maar ‘Als de sterren zingen’ kan gerust als overzichtstentoonstelling voor Tonke Dragt gezien worden. Het boek staat werkelijk bol met verhalen en waanzinnig mooie illustraties van de Grand Old Lady van de Jeugdliteratuur en is duidelijk bedoelt voor kinderen van 0 tot 99, waar ik mezelf ook onder reken. Zei ik laatst in de recensie van ‘De Herderskroon’ van Terry Pratchett: Terry Pratchett… wie is er niet groot mee geworden, dan klopte dat natuurlijk niet helemaal. Toen het eerste deel in 1991 verscheen, was ik al 27. Tijdens het genieten van mijn eerste verhaal van Tonke Dragt (vraag me niet welke, maar het zou best eens: ‘Verhalen van de tweelingbroers’ of ‘De brief van de koning’ geweest kunnen zijn), zal ik denkelijk rond de negen of tien jaar oud zijn geweest. Dus als je me vraagt waar ik echt mee opgegroeid ben, dan moet dat welhaast met Tonke Dragt geweest zijn.
Toen ik dus de aankondiging onder ogen kreeg dat ‘Als de sterren zingen’ zou verschijnen, was ik er als de kippen bij om een recensie exemplaar te bestellen. Deze kans liet ik me niet ontgaan. Ik was verrast en dankbaar dat ik het boek toegestuurd kreeg en ik moet eerlijk zeggen dat ik het op een kalme manier tot me genomen heb. Gewoon een verhaal per keer. Als je er doorheen raust is het een vorm van afraffelen om het maar gehad te hebben en dat is zonde.
Het is inderdaad een bloemlezing geworden met verhalen die ik al eerder las, met verhalen die nooit eerder gepubliceerd waren en sommige, althans voor mij dan, onbekende nieuwe (en soms verrassende vervolgen op eerde gelezen verhalen) verhalen in de verschillende categorieën waarin deze overzichtsbundel opgedeeld is. Ze beslaan een periode die het gehele schrijvers- en illustrator leven van Tonke Dragt omspant. Soms worden de verhalen verlucht met stemmige en bij tijd en wijle kleurrijke illustraties van Tonke Dragt en soms vertelt ze ontstaansgeschiedenis van een verhaal op warme gele pagina’s en die zijn minstens even leuk als de verhalen zelf.
Natuurlijk hebben niet alle verhalen een fantastische inslag, maar er is er geen bij die ik liever overgeslagen had. Als je mij vraagt welk verhaal uit deze bundel ik het mooiste vond, dan heb ik daar een harde dobber aan en eigenlijk geen mening over. Maar als ik gedwongen worden om het te zeggen, dan zou ik ‘Het spookmes’ en ‘De robot van de rommelmarkt’ en zijn, losstaande vervolg daarop, (dat ik niet kende) ‘Waar wouden zijn…’ kiezen, want slechts een verhaal uit deze prachtige bundel duiden als de beste… dat is onmogelijk.

Jos Lexmond

De Herderskroon – Terry en Lynn Pratchett

Herderskroon.jpg

De Herderskroon – Terry en Lynn Pratchett (FA)
Schijfwereld 41 (en slot)
Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam (2018)
318 pagina’s, € 19,99
Oorspr.: The Shepherd’s Crown – Transworld Publishers (2015)
Vertaling: Venugopalan Ittekot (IWACC)
Omslag: Venugopalan Ittekot (IWACC)/Paul Kidby/Brad Wakefield
Illustraties: Paul Kidby

Terry Pratchett en de Schijfwereld. De twee zijn welhaast synoniem. Als je Schijfwereld zeg je Pratchett en zeg je Pratchett dan kan je haast niets anders zeggen dan Schijfwereld. Weliswaar heeft Terry Pratchett ook nog andere dingen geschreven waaronder de vijf delen in ‘The Long Earth’ reeks, samen met Stephen Baxter en het indrukwekkende ‘Nation’ (vetaald als:’Volk’), maar hij heeft zijn leven vooral gevuld met de Schijfwereld en zijn (of haar?) aanpalende projecten.
De Schijfwereld… wie is er niet groot mee geworden? Nou… ik wel, in ieder geval. Toen hier in 1991 het eerste deel, ‘De Kleur van Toverij’ verscheen, was ik flabbergasted, om het maar eens in Schijfwereldse termen uit te drukken. En, niet onbelangrijk, ik raakte ook meteen verknocht aan de vreemde wereld bewoond door zijn nog vreemdere kostgangers. De Schijfwereld, een platte schijf gedragen door vier olifanten die op de rug van een gigantische schildpad A’Tuin staan, welke door de lege ruimte onderweg is naar, volgens de overleveringen, een vrouwtjesschildpad. Je moet er niet aan denken wat er gebeurd als ze elkaar zouden ontmoeten! Minimaal een aantal zware schijfbevingen, denk ik zo. De wereld is niet alleen bewoond door gewone mensen, maar ook door heksen, tovenaars, trollen, dwergen, helden en vele andere mythologische wezens. De Schijfwereld heeft vaste terugkerende hoofdrolspelers, die te pas en te onpas opduiken. Mijn persoonlijke favorieten zijn absoluut Opoe Wedersmeer en ook Douwe Flinx, van de stadswacht van Ankh-Meurbork, staat hoog op mijn favorieten lijstje. Maar eigenlijk zijn ze me allemaal dierbaar.
U merkt wel dat ik de Nederlandse namen van mijn helden gebruik. Alhoewel ik nooit iets van de Schijfwereld reeks in het Engels heb gelezen, vond ik dat Venugopalan Ittekot, het pseudoniem van Ruurd Groot, (die samen met Eduard Visser de SF reeks bij Meulenhoff had opgezet, de zogenaamde Witte Meulenhoffjes, en samen voor het deeltje ‘Duvels en Oranje moeren’ (als Grovis, M=SF 13) verantwoordelijk waren) een briljante vertaler was van de flauwe kul van Pratchett en de gebruikte namen waren mijns inziens perfect. Ik begrijp dat er nog wel eens discussie over de vertaling was. Met name, dat er door de vertaling grappen verdwenen, maar ik geloof ook dat het zomaar nieuwe grappen opleverde. Maar mijns inziens waren de vertalingen briljant en dat was zelfs bij Pratchett bekend. Hoe het ook zei… ik heb van dat gedoe nooit iets van gemerkt en elke keer weer opnieuw van elk deel genoten.
Nu dus het 41ste en het laatste deel van de Schijfwereld. Met enige weemoed (zeg maar gerust: met grote weemoed) heb ik dit laatste deel tot me genomen. Hoe groot de invloed van Lyn Pratchett (Terry leed al sinds 2007 aan de ziekte van Alzheimer) op het geheel is… ik weet het niet, maar het las toch echt wel als een echte Terry Pratchett, die naar ik zo maar voor me zie, de dood en begrafenis van Opoe Wedersmeer beschreef zoals hij de zijne (in 2015) als wishfull thinking zou beschrijven. Zo zou hij zelf willen sterven en begraven worden. Ik voelde die ondertoon door heel het boek. En ook de hoop die eruit sprak dat het allemaal wel goed zou komen met degene die zijn erfgoed zou gaan beheren: Tiffanie Verweerd. Zou dat misschien Lyn Pratchett kunnen zijn? Ik vertel verder weinig over het verhaal van ‘De Herderskroon’, alleen dat Tiffanie Verweerd alle moeite moet doen om, samen met de Fiegels, boosaardige elfen die de Schijfwereld dreigen binnen te vallen, tegen te houden. Ik laat jullie zelf dit laatste boek van de Schijfwereld in alle rust genieten. Dat heb ik in ieder geval wel gedaan.
In de hoop dat er ooit iemand komt die de Schijfwereld en zijn bewoners weer tot leven kan wekken, vrees ik met grote vreze dat dit nooit zal gebeuren. Misschien maar goed ook, want anders blijf je het altijd met de grote meester zelf vergelijken. Maar ik zal het ‘Kreemes’ missen. Zoveel is zeker.

Jos Lexmond

De aarde blijft altijd bestaan – George R. Stewart

Stewart

De aarde blijft altijd bestaan – George R. Stewart (SF)
L.J. Veen Klassiek, Amsterdam/Antwerpen (2018)
464 pagina’s; prijs 29,99
Oorspr: The Earth Abides (Random House – 1949)
Omslag: Marinka Reuten
Omslagbeeld: iStock

Als ik niet bij de Utrechtse sciencefiction leesclub, To the Dom & Beyond, had gezeten had ik dit boek nooit gelezen. Als ik het boek niet persé uit had willen hebben voor de bijeenkomst was ik waarschijnlijk tijdens het begin al afgehaakt. Wat zou dat zonde geweest zijn.

“De aarde blijft altijd bestaan” is een post-apocalyptische roman uit 1949. Het verhaal draait om Isherwood “Ish” Williams, een jonge man die een van de weinige overlevenden is van een wereldwijde pandemie. Hij reist door de lege Verenigde Staten en probeert een nieuwe samenleving op te bouwen. Het verhaal van Ish wordt onderbroken door intermezzo’s die het verhaal vertellen van de wereld, hoe deze verandert in de kleine details en de grote lijnen, in de eerste jaren na de ramp en de eeuwen daarna.

“De aarde blijft altijd bestaan” is een kalm boek. Het verhaal kabbelt rustig richting het einde. Stewart kiest er bewust voor om de echt dramatische scenes “off-screen” te laten afspelen. Ish maakt bijvoorbeeld de dood van het overgrote deel van de mensheid niet direct mee. Hij komt na een periode waarin hij op zichzelf was in de wildernis terug in de bewoonde wereld om te ontdekken dat deze grotendeels verlaten is. In de eerste dagen van de pandemie werden de lijken netjes begraven, eerst in individuele graven, daarna in massagraven en de overlevenden trokken steeds meer weg naar gebieden rond ziekenhuizen. Ish komt nooit in die in knekelhuizen veranderde ziekenhuizen. Die trend wordt het hele boek voortgezet. Dit is geen boek van actie en geweld. Het gaat niet over het conflict tussen de overlevenden of het conflict tussen mens en natuur. Het gaat om Ish die probeert nog iets van de beschaving te redden. Het gaat ook om een leven van een man, van zijn studententijd tot zijn oude dag in uitzonderlijke omstandigheden. In eerste instantie had ik moeite om mee te leven met Ish. Hij heeft een nogal afstandelijke kijk op wereld en is zo nu en dan arrogant en denigrerend in zijn houding tegenover anderen. Ik ben blij dat ik me daar over heen gezet heb. Tegen het einde leefde ik zo met Ish mee dat ik een traantje moest wegvegen bij het lezen van de laatste scene.

Je ziet veel van de zaden voor latere post-apocalyptische verhalen geplant worden in dit boek. Maar waar het mij nog het meest aan doet denken, apart genoeg, is de magisch-realistische film The Red Turtle van regisseur Michael Dudok de Wit. Beide hebben die kalmte waarmee het verhaal vertelt wordt. Beide gaan over het leven van een man in uitzonderlijke en in het begin eenzame omstandigheden. Beide gaan over een onwaarschijnlijke liefde, het vader worden, het ouder worden, het afscheid nemen.

Het is en blijft een boek uit 1949 en daar wordt je zo nu en dan aan herinnert door de manier waarop Ish tegen zijn Afro-Amerikaanse en vrouwelijke medemens aankijkt. Maar dit mag je er niet van weerhouden om het boek te lezen. Dit boek, de enige sciencefictionroman die Stewart geschreven heeft, heeft grote indruk op mij gemaakt. Als ik ooit in San Francisco ben en de Golden Gate Bridge zie zal ik dan denken aan Ish, zijn hamer en die ene verlaten auto? Ik hoop van wel.

Eddie A. van Dijk

Ontwakende goden – Sylvain Neuvel

Ontwakende Goden.jpg

Ontwakende goden – Sylvain Neuvel (SF)
Themis Files 2
Karakter Uitgevers, Uithoorn (2017)
345 pagina’s; prijs 17,99
Oorspr.: Waking Gods (Del Rey – 2017)
Vertaling: Gert van Santen
Omslag: Lee Gibbons/Studio Jan de Boer
Omslagbeeld: Gruizza/Getty Images & Shutterstock

Daar was ie dan, het tweede deel van de Themis Files. Zoals u zich misschien nog wel kunt herinneren uit de recensie van ‘Slapende Reuzen’, was ik in eerste instantie niet zo heel erg te spreken over de manier van schrijven van Sylvain Neuvel. Ik vond het verhaal verteld in interviews, nieuwsberichten en verslagen, nogal rommelig en wilde eigenlijk liever dat het verhaal meer op een traditionele manier verteld werd. Eigenlijk had ik het boek al weg willen leggen, maar toch doorgezet en was allengs enthousiaster en enthousiaster geworden over de manier waarop het verhaal verteld werd. Op het einde was ik compleet om en zat eigenlijk te springen om deel twee. Hoe je inzicht kan veranderen. Het was even wennen, maar dan… geweldig.
Met heel wat meer enthousiasme als toen ik deel een begon, pakte ik het tweede deel aan. Meer van dezelfde schrijfstijl. Een verhaal logisch vertelt vanuit verslagen, dagboeken, interviews, transcripties van gesprekken met allerlei figuren. Het leest heerlijk soepel weg en je heb er haast geen erg in dat het verhaal op die manier verteld wordt. Heerlijk.
Het verhaal zelf gaat min of meer door waar we ‘Slapende Reuzen’ verlaten hebben.
Rose Franklin, Hoofd wetenschappelijke divisie van het Earth Defence Corps, heeft na het zoeken en vinden van alle onderdelen, de buitenaardse robot, Themis, in elkaar gezet en heeft daarna Themis overgedragen aan de Verenigde Naties waarna de EDC is opgericht. De robot werd het belangrijkste wapen. De gedachte was dat als er één buitenaardse robot was, dat er meer zouden zijn. Onder leiding van Rose Franklin zijn Kara Resnick en Vincent Couture druk doende de besturing van Themis onder de knie te krijgen en uit te zoeken wat voor functies de robot heeft en hoe de bewapening, als dat het is, werkt.
Op dat moment verschijnt uit het niets een metalen figuur van twintig verdiepingen hoog, middenin Londen. Er zijn op dat moment geen slachtoffers gevallen. In tegenstelling tot Themis, is het een mannelijke figuur. Als hij uit dezelfde bron afkomstig is als Themis zouden er wezens aan boord moeten zijn die het besturen. De robot wordt Kronos genoemd. Mensen geven onverklaarbare zaken blijkbaar een aardse naam, zodat ze minder bedreigend worden. Al gauw is Kronos omringd met tanks en duizenden soldaten die proberen zo snel mogelijk honderdduizend Londenaren te evacueren. De troepenopbouw gaat onverminderd door, als de robot plots zijn hoofd omdraait. Voor het eerst sinds zijn verschijnen, een week geleden, beweegt hij. Hij wijst naar Regent’s Park en uit zijn hand schiet een witte straal licht die steeds feller wordt. Het licht speelt rond over Londen en als het uitdooft, zijn tien Londense wijken verdwenen alsof ze nooit bestaan hebben. Kale grond, meer niet. Geen vuur, geen puin, niets. Later verschijnt een nieuwe robot in Londen en later nog meer, op verschillende plekken op de aarde. Het lijkt erop of de mensheid op het punt staat uitgeroeid te worden.
De spanning tijdens het lezen nam steeds meer toe. Het wordt blijkbaar een race om erachter te komen door welke actie, of het laten daarvan, de aarde en zijn bewoners behoed zouden worden om uitgeroeid te worden.
Wat mij betreft meer dan aan te bevelen. Na even checken op Fantastic Fiction, bleek dat Neuvel met een derde boek bezig was. Dus toch een trilogie! ‘Only Human’ luidt de Engelstalige titel en het zou in mei moeten verschijnen. Nu maar hopen dat de Nederlandse vertaling niet al te lang op zich laat wachten.

Jos Lexmond

De uitnodiging – Timo Parvela & Bjorn Sortland

Kepler62.jpg

De uitnodiging – Timo Parvela & Bjorn Sortland (JSF)
Kepler 62, deel 1
Clavis Uitgeverij, Hasselt – Amsterdam – New York (2017)
119 pagina’s; prijs 19.95
Oorspr.: Kepler62 – Kirja 1: Kutsu (Werner Söderström Ltd., Helsinki – 2015)
Vertaling: Sophie Kuiper
Omslag & Illustraties: Pati Pitkänen

SF uit Finland. Dat is nog eens wat nieuws. Er zullen vast wel Finse SF (of Fantasy of Horror) schrijvers zijn, maar ik ken ze niet. Veel hulp aan mijn Fantastische database heb ik ook niet in deze. Ofschoon er inmiddels en op dit moment 10.999 Fantastische schrijvers in opgenomen zijn, moet ik, enigszins beschaamd en verlegen grijnzend, vaststellen dat ik geen selectie op het land, waaruit een auteur afkomstig is, kan maken. Nooit eerder nodig gehad, dus ook nooit eerder aan gedacht. Iets voor de toekomst zullen we maar zeggen.
Dus… zoals gezegd: Geen idee of er meer Finse SF schrijvers zijn. Het is ook niet echt belangrijk natuurlijk, maar het was leuk geweest om er iets over te kunnen vertellen. Ik heb dus ook geen idee of SF in Finland leeft. Natuurlijk de Worldcon is afgelopen jaar in Helsinki, Finland geweest en misschien dat dat een flinke boost gegeven heeft.
Hoe dan ook… Kepler 62 is een feit en Kepler 62 is een van de zonnestelsel dat wel heel erg interessant is. Het ligt op een afstand van 1200 lichtjaar van de aarde in het sterrenbeeld Lyra. De zon Kepler 62 is een K2 dwerg is ongeveer tweederde van onze zon en heeft vijf planeten om zich heen waarvan Kepler 62e en Kepler 62f in de bewoonbare zone liggen. Heel erg interessant dus en uiteindelijk een doel om op termijn eens te gaan bezoeken en bekijken. Als we zo ver zijn, of ooit zover komen, natuurlijk.
‘De uitnodiging’, het eerste deel van Kepler 62, gaat hierover. De tijd is behoorlijk ver in de toekomst. Wanneer precies? Geen idee, maar ik schat zo’n honderd jaar na nu. De aarde is overbevolkt. De natuurlijke hulpbronnen drogen op en er moet iets gebeuren. Ontdekkingsreizen naar andere werelden en nieuwe planeten is een optie, maar hoe kom je aan de beste bemanningsleden? Wel… je introduceert een nieuw spel. Kepler 62 geheten, wat een hype wordt. Iedereen speelt het en zo ook de broers Ari en Joni Virta. Ze spelen en spelen en spelen zonder ophouden tot ze het welhaast onbereikbare level 99 bereiken. Ze zijn doodmoe en halen opeens het einde van het spel dat geen spel meer is maar een uitnodiging, een selectieprocedure voor de reis naar Kepler 62.
Ik ben laaiend enthousiast over dit boek. Het is superaantrekkelijk voor kinderen die gamen, en wie doet dat nu niet tegenwoordig (nouja, ik niet!). Het staat bol van de mooie kleurrijke illustraties. Dus alles hieraan schreeuwt om gelezen te worden. Prima dus om een nieuwe generatie SF lezers te generen. Ik ben er blij mee. Er is maar een dingetje en dat is de prijs. Het zal best allemaal niet goedkoop te produceren te zijn. De kwaliteit van het papier is ontegenzeglijk geweldig. Mooie cover en zo, maar als alles aan die boek schreeuwt: Koop me! Lees Me!, maar dan zal de prijs veel ouders tegenhouden. € 19,95 is toch veel geld voor een boekje als dit, met maar 119 pagina’s en maar weinig tekst (ik had het zo uit).
Deel 2, ‘De lancering’ is blijkbaar ook al uit, maar die heb ik nog niet gezien. Laat toch maar komen, zou ik zeggen.

Jos Lexmond