Waterscheerling – Rascha Peper

Waterscheerling.jpg

Waterscheerling; Rascha Peper; illustraties Sylvia Weve; uitg. Em. Querido’s Uitgeverij BV, Amsterdam Antwerpen; 2017; hardcover; 78 blz.; € 15,00; omslag en binnenwerk Brigitte Slangen; omslagillustratie Sylvia Weve; Foto auteur Roeland Fosse

Mooie maar overbodige uitgave

De in 2013 overleden schrijfster Rascha Peper (Jenneke Strijland) liet een klein maar respectabel oeuvre van romans, verhalen en columns (NRC Handelsblad) na. De roman Rico’s vleugels haalde de shortlist van de AKO Literatuurprijs en Russisch blauw werd bekroond met de Multatuliprijs. Het in 2017 opnieuw uitbrengen van Waterscheerling, dat als zelfstandige uitgave in 2004 bij L.J. Veen verscheen en in 2014 werd opgenomen in Een Siciliaanse lekkernij (Querido), lijkt echter vooral bedoeld om de tekeningen van de zeer succesvolle, met Zilveren en Gouden Penselen bekroonde Sylvia Weve te presenteren. En dat zijn mooie, zeer passende illustraties. En ook met het verhaal is niets mis; kundig, vlot leesbaar. Het verhaal over Stella, misschien wel een wisselkind, en de waterput achter haar huis met de giftige waterscheerling. Haar verdwijnen en de speurtocht van haar vriend Pirre. “Geïnspireerd door het sprookje van Vrouw Holle en de mythe van Orpheus en Eurydice”, aldus de flaptekst. “Een ontroerend verhaal over de liefde en de dood”, maar bijna alle verhalen gaan over liefde en dood.

Dit fantastische verhaal, een sprookje voor jong en oud, lijkt me niet representatietief voor het werk van Rascha Peper. Liefhebbers van haar werk zullen dit verhaal al kennen, nieuwe lezers worden op het verkeerde been gezet. En voor de liefhebber van fantastische literatuur biedt het verhaal niets nieuws.
Misschien kan deze uitgave betekenis gegeven worden als een soort van stellingname, dat alleen het fantastische het wezenlijke in ons bestaan kan benaderen. Dat is dan inderdaad die liefde en dood waar zo het accent op wordt gelegd, maar voor een auteur als Peper is dat ook het schrijven op zich. En daar gaat dit verhaal ook over. Het is, met de vertraging van de onderwaterwereld, het zwijgen en het communiceren via de typemachine, op de eerste plaats een metafoor voor het schrijverschap.

Goed geschreven, mooi geïllustreerd, maar het is wat mager en er zijn teveel andere boeken die meer aandacht verdienen.

(Paul van Leeuwenkamp)

Jeff VanderMeer – Borne

Borne.jpg

Jeff VanderMeer – Borne (SF) – 394p.
(Borne – Farrar, Straus and Giroux, New York (2017))
De Bezige Bij, Amsterdam (2018) € 24.99
Vertaling: Luud Dorresteyn
Omslag ontwerp: Moker Ontwerp

Volgens wikipedia is een dystopie het tegenovergestelde van een utopie. In een utopie zou je wel willen leven en in een dystopie niet. Ik denk dat de waarheid een beetje in het midden ligt. De ene dystopie is de andere niet. Normaal gesproken zou ik in geen enkele dystopie willen leven, maar meestal denk ik daar niet echt over na. Normaal gesproken lees je het verhaal dat zich in een toekomst afspeelt die wat verder van je voorstellingsvermogen af ligt en vermaak je je ermee. Dat ligt bij ‘Borne’ wel even ietsje anders. ‘Borne’ zou ik een apocalyptische dystopie willen noemen. Dat is dus nog een graadje erger. In dit boek wordt je geconfronteerd met je eigen angst voor de toekomst. Een toekomst die verre van onmogelijk is. Soms lees je een bericht in de krant of een item op de televisie en dan denk je: Het is al begonnen en als de doos van Pandora eenmaal geopend is, krijg je de geest nooit meer in de fles. Ik haal hier van alles door elkaar, maar ik denk dat strekking duidelijk is. Op een aarde zoals beschreven in ‘Borne’ is eigenlijk met goed fatsoen niet meer te leven. En toch leven er mensen, al dan niet aangepast, door Bio technologie. Er leven ook wezens die niets meer met mensen te maken hebben. Wezens die ontworpen zijn in laboratoria en zich in bepaalde gevallen tegen de mensen of wat dan voor levende wezens ook gekeerd hebben. Mord, een gigantische moordzuchtige beer maakt de ruïnes van de stad, verwoest door oorlog en droogte, onveilig. Mord-proxy’s, nakomelingen van Mord, een stuk kleiner maar net zo moorddadig, doen er nog een schepje bovenop. Magican, ronselt mensen uit de stad om Mord en zijn proxys uit te roeien. Die mensen proberen met man en macht het hoofd boven water te houden en doorzoeken afvalbergen voor kadavers, stront en andere, onnoembare, troep, naar etensresten om zich in leven te kunnen houden. In deze wereld leven Rachel, een jonge vrouw, en Wick, een bioloog en chemicus die zelf leven bouwt. Ze wonen in de Balkonrots aan de noordelijke kant van de stad waar ze uitzicht hebben op een vergiftigde rivier. Ze hebben de Balkonrots omgebouwd tot een vestig waarin ze zich relatief veilig voelen tegen plunderaars, de Magican, Mord en alles wat er nog meer ronddoolt. Ze hebben hun vesting voorzien van valstrikken, valdeuren, kuilen en vloeren en wanden bedekt met glasscherven of erger. Wick maakt eigen voedsel in een badkamer, waarvan je eigenlijk niet wilt weten wat het eigenlijk is. Maar het houdt hen in leven.
In deze wereld plukt Rachel van de huid van Mord (de gigantische beer), een wezentje en noemt het Borne. Het is niet zeker of het een dier of een plant is en Wick wil het omzetten in voedsel. Rachel wil het echter houden. Het diertje oefent een onweerstaanbare aantrekkingskracht op haar uit. Het groeit en ontwikkelt zich, leert spreken en lezen en wordt nieuwsgierig naar de buitenwereld. Rachel is ontroerd door zoiets onschuldigs. Maar niets is wat het lijkt.
Ondanks dat de toestand van de wereld nauwelijks verklaard wordt, kan je je er iets bij voorstellen hoe het zo gekomen is. Je leeft mee met Rachel en haar moederlijke gevoelens voor Borne, worden de jouwe.
Ofschoon ‘The Southern Reach’ trilogie vertaald is, heb ik het nooit gelezen. Ik heb slechts een verhaal van VandeMeer gelezen dat in de Jack Vance eerbetoon ‘De stervende aarde’ was opgenomen.
Ondanks de afschuw, die ik voelde voor de wereld, heb ik genoten van ‘Borne’. Ik werd het verhaal ingezogen en kon het niet meer loslaten voordat het uit was. Een hele dikke aanrader!!!

PS Achterin nog Teem’s Bestiarium met daarin de levende wezens die in Borne’s wereld leven. Het leukste beestje is zonder twijfel het alcoholvoorntje.

Jos Lexmond

Elektrische dromen – Philip K. Dick

Electrische dromen.jpg

Elektrische dromen – Philip K. Dick (SF)
Lebowski Publishers, Amsterdam (2018)
237 pagina’s; prijs 22,50
Oorspr.: Electric Dream, Volume 1 (Gollancz – 2017)
Vertaling: Irving Pardoen & Johannes Jonkers
Omslag: Dog and Pony, Amsterdam

Het kan goed zijn dat ik mijn laatste Philip K. Dick verhaal veertig jaar geleden gelezen heb. Daar kan je twee dingen over zeggen: 1. Jeetje Mina… wat een oude zak, of 2. Wat ontzettend jammer. Het eerste is waar en het tweede ontegenzeggelijk ook. Vandaar dat het een traktatie was deze verhalen weer en ook voor het eerst door de ogen te halen. Weer… omdat er vier van de tien in stonden die al eerder vertaald waren verschenen en voor het eerst, omdat er zes niet eerder in het Nederlands verschenen waren. Dat is heel erg leuk. In eerste instantie dacht ik dat de verhalen geschreven, of liever herschreven en bewerkt, waren door degene die het voorwoord schreven bij elk verhaal. Achteraf bleek dat het de schrijvers waren die Philip K. Dick’s verhalen bewerkten voor een televisieserie met losstaande verhalen. Volgens IMDB is de serie is tweemaal genomineerd voor de Primetime Emmy Awards en nog zes keer voor andere awards, maar als je bij de afleveringen zelf kijkt, zijn ze gewaardeerd tussen 5,9 tot maximaal 8.0 en alles wat daartussen zit. Niet echt heel erg bijzonder dus. Jammer. Ik denk dus niet dat ik ze ga zien. Samen met een vriend doe ik wel aan binge-watching, maar we kijken uitsluitend series die hoger dan 8,5 gewaardeerd zijn, dus Electric Dreams is, vrees ik, te min bevonden. Maar dat geldt dus niet voor de verhalen in deze bundel.
Hoe dan ook… ik dacht dus een tijdlang dat de verhalen niet van Dick waren. Ik had geen vergelijkingsmateriaal. Alle oudere boeken zitten nog steeds in dozen en in welke van de plus minus 80 dozen zich nu ‘De onmogelijke planeet’ bevond? Geen idee. Ook kon ik er door de tekst van de achterflap ook niet echt achterkomen. Uiteindelijk was een van de bewerkers van de verhalen van Dick zo vriendelijk om te vertellen dat zij Jill en Lester in de serie Vera en Silas genoemd had. Het verhaal ‘Menselijk is’ had gewoon Jill en Lester als hoofdrolspelers en toen wist ik het zeker. De verhalen in deze bundel waren gewoon originele Philip K. Dick verhalen. Dank u zeer. Scheelt een heel stuk verder zoeken.
Alle verhalen in deze ‘Electric Dreams’ zijn zonder uitzondering geschreven zo halverwege de jaren vijftig van de vorige eeuw. Je ziet het er niet aan af. Alle verhalen, zonder uitzondering doen fris en fruitig aan en misstaan niets in onze moderne tijd. Ze spelen allemaal wel met de Koude Oorlog in de achtergrond, maar dat vond ik totaal niet storend. Het enige storende was het vele sigaretten roken. Maar ook dat is niet vreemd voor de tijd waarin deze verhalen ontstonden.
Welke verhaal vond ik het beste? Daar hoef ik niet lang over na te denken. Dat was zonder twijfel: ‘Verkooppraatje’. Misschien moet ik eerst even vertellen dat ik een bloedhekel aan reclame heb en ik vind commerciële televisie een ramp. Niet alleen zijn de meeste programma’s voor en door debielen en meer dan zware uitingen van voyeurisme, maar ze worden ook nog eens om de haverklap onderbroken door reclame boodschappen. Verschrikkelijk! Als het aan mij lag sloopte ik die rommel van de TV af. Maar goed (of niet)… in ‘Verkooppraatje’ wordt de reclame business zo ver uitvergroot dat het komisch (en voorspellend!) wordt en ik kon een grijns, van oor tot oor, dan ook niet onderdrukken tijdens het lezen. Maar ook de andere verhalen waren niet te versmaden.
Vreemd trouwens dat er in de Engelstalige uitgave van ‘Electric Dreams’ twee verhalen meer stonden die het op de een of andere manier niet in het Nederlands gered hebben. Vreemd ook dat de tv-serie ook maar uit tien delen (net als in de bundel) bestond.
Hopelijk komt er een tweede deel van deze bundel. De precieze titel in het Engels is: Philip K. Dick’s Electric Dreams: Volume 1. Wie weet. Van mij mag het, want ik heb genoten van de hernieuwde kennismaking met Philip K. Dick.

Jos Lexmond

Neverworld Wake – Marisha Pessl

Neverworld.jpg

Neverworld Wake – Marisha Pessl (YSF)
Oorspr.: Neverworld Wake (Delacorte Press – 2018)
Uitgeverij Q, Amsterdam – Antwerpen (2018)
251 pagina’s; prijs 20,00
Vertaling: Annelies Jorna
Omslag: DPS Design & Prepress Studio

Hebben jullie misschien ‘Groundhog Day’ wel eens gezien? Ik weet het… het is alweer een ouwetje uit 1993, maar het is nog steeds een leuke film. In de hoofdrol Bill Murray die een chagrijnige weerman speelt van een lokaal televisiestation. Hij wordt zeer tegen zijn zin in samen met een producent en een cameraman naar het gehucht Punxsutawney gestuurd om verslag te doen van het verschijnen van een bosmarmot (groundhog). Deze bosmarmot voorspelt door op een zonnige of beschaduwd tijdstip uit zijn hol te kruipen hoelang de winter nog zal duren. De weerman ziet de flauwekul allemaal niet zitten en er volgt een geïrriteerde rapportage. Na het verschijnen van de bosmarmot raakt het televisieteam in een gigantische sneeuwstorm en is gedwongen de nacht in Punxsutawney door te brengen. De volgende dag wordt de weerman wakker met het nummer ‘I got you babe’ op de wekkerradio op Groundhog Day. Vanaf nu is dat vaste prik en hij komt erachter dat hij vast zit in een tijdlus waardoor hij elke dag opnieuw wakker wordt op Groundhog Day. Hij is de enige die weet dat hij in een tijdlus zit. Volgens berekeningen (zie wikipedia) blijft hij Groundhog Day minimaal 8 jaar, 8 maanden en 16 dagen herhalen. Ik zal jullie niet verder vervelen, of de plot verder verklappen en het hierbij houden. Groundhog Day is echt een leuke film en een absolute aanrader.
Goed… wat heeft dit voorgaande allemaal te maken met ‘Neverworld Wake’. Wel… de vijf hoofdpersonen komen ook vast te zitten in een tijdlus en ergens meen ik gelezen te hebben dat ze zeker vijfduizend keer in Neverworld wakker worden. Dat is dus een dikke dertien jaar. Daar kan Bill Murray nog een puntje aan zuigen.
De belangrijkste oofdpersoon in dit verhaal is Beatrice. Vroeger vormde ze met vijf anderen een hechte vriendengroep die populair waren op school. Dat duurde tot een van hen op een mysterieuze manier de dood vond. Alles veranderde daarna. De groep viel na de dood van Jim min of meer uit elkaar en zeker Beatrice had geen behoefte meer aan haar vrienden. Het verhaal begint een tijdje later. Whitley Lansing, een van de vriendinnen uit de groep, nodigt Beatrice uit om haar verjaardag te vieren samen met Kipling St. John, Cannon Beecham en Martha Ziegler, de andere vrienden. Na een korte aarzeling besluit Beatrice te gaan om zo misschien iets meer over de raadselachtige dood van Jim te weten te komen. Uiteindelijk komt ze niets te weten en de groep komt terecht in de kroeg waar allerlei bands optreden en al gauw vliegen de shotjes naar binnen. Na afloop rijden ze goed kachel in de jaguar van Whitlry weer naar huis en botsen, in slecht weer, bijna tegen een takelwagen. Ze schieten van de weg en belanden in een greppel. Doorweekt en ijskoud komen ze terug bij het huis aan. Ze zijn amper binnen en er wordt gebeld. Voor deur staat een oude man en hoewel het regent is hij niet nat. Hij zegt: “Jullie zijn allemaal dood”.
De man, die ze later: ‘De Bewaker’ noemen, vertelt hen dat ze in een tijdlus zitten. Een van hen mag het overleven, maar dat kan alleen als ze als groep consensus bereiken wie dat mag zijn.
Een fascinerend verhaal, alhoewel ik het allemaal wel een beetje lang vond duren. Het einde was een verrassing. Ik zag het niet aankomen, maar of het gezien het verhaal logisch is… dat laat ik in het midden. Maar door dat einde zou je je zelfs af kunnen gaan vragen of het wel als fantastisch bestempeld kan worden. Na een lang beraad met mezelf, heb ik toch maar besloten het bij het fantastische genre op te nemen. Het voordeel van de twijfel zullen we maar zeggen.

Jos Lexmond

Een bijna definitieve lijst van nachtmerries – Krystal Sutherland

Sutherland-Nachtmerries.jpg

Een bijna definitieve lijst van nachtmerries – Krystal Sutherland (YFA)
(A semi definitive list of worst nightmares (G.P. Putnam’s Sons – 2017))
Uitgeverij Young & Awesome, Amsterdam (2018)
270 pagina’s; prijs 18.99
Vertaling: Hanneke van Soest
Omslag: Caren Limpens/Shutterstock/Sloth Astronaut

Waarschijnlijk heeft eenieder van ons wel kleine of grotere angsten, kleine of grotere fobieën. Daar is bijna niet aan te ontkomen. Mijn vrouw, bijvoorbeeld, heeft het niet op spinnen en andere beestjes en ikzelf heb in het verre verleden iets opgedaan dan ik niet weet te benoemen, althans ik heb er geen naam voor. Toen ik een jaar of zeventien a achttien was ging ik met twee vrienden op de brommer (nu waarschijnlijk scooter) op vakantie. Gepakt en gezakt togen we richting zuid en tuften door België, Luxemburg, Noord-Frankrijk en dan via Duitsland weer terug richting huis. We verbleven her en der op campings en waren vrij braaf. Geen gekke dingen dus over het algemeen. Zo verbleven we tijdens een van die veertiendaagse vakanties op een camping in een heuvelland (waarschijnlijk in België of misschien wel Zuid-Limburg). In een van de heuvels was een grot en we klommen eens naar de heuveltop om te proberen zo dicht mogelijk boven de grotopening uit te komen. Waarom? Geen idee. Er was weinig waaghalzerigs aan, maar plotseling kreeg ik het gevoel naar voren, dus in de richting van de afgrond getrokken te worden en kreeg visioenen dat ik naar beneden kukelde. Voor mijn gevoel kon ik me, net op tijd, achterover laten vallen. Sindsdien heb ik het gevoel naar beneden te worden getrokken als ik op hoogte sta, of dat nu dertig centimeter of dertig meter is. U begrijpt dat ik zoveel mogelijk afgronden probeer te vermijden sindsdien. Ik heb geen hoogtevrees, maar weet niet hoe het wel te noemen.
Zo zijn er best nog heel wat meer angsten waar ik, of men in het algemeen, geen weet van heeft. Van de week, bij de Slimste Mens, kwam de angst voor kleine gaatjes, ofwel trypofobie, ter sprake. Daar had ik nog nooit van gehoord en ik kan me er ook niets bij voorstellen. Dat is misschien wel het ergste van fobieën… dat mensen zich er niets bij voorstellen en er lacherig over gaan doen.
De kleine angsten, zoals wat ik heb of wat mijn vrouw heeft, zijn allemaal niet echt dramatisch te noemen. Je leert er mee leven en normaal gesproken denk je er zelfs niet aan, tot je er weer eens mee geconfronteerd wordt.
Voor Esther, de hoofdpersoon in ‘Een bijna definitieve lijst van Nachtmerries’, maken fobieën deel uit van haar dagelijkse leven. Al haar familieleden hebben last van de meest uiteenlopende angsten. Haar moeder kan haar nooit meer ophalen in haar auto omdat ze op het dak van de auto een zwarte kat aantrof met duivelse gouden ogen. Dat was wel zo’n uitgesproken voorteken dat ze daardoor geen auto meer kon rijden. Esthers familie is al eeuwenlang vervloekt en daardoor behept met het spontaan oplopen van angsten en fobieën. Esther zelf weet nog niet wat haar grootste angst is, omdat ze zo mogelijk alles uit de weg gaat: liften, kleine ruimtes, grote drukte, spinnen en nog veel meer. Ze heeft een hele lijst opgesteld. De bijna definitieve lijst van nachtmerries. Bij de bushalte, want haar moeder kan haar dus niet meer ophalen, ontmoet ze een huilende jongen, die een vroeger vriendje, Jonah Smallwood, blijkt te zijn. Hij zegt beroofd te zijn en vraagt Esther geld te leen, maar ondertussen weet hij, met een truc, haar al haar geld afhandig te maken, de armband van haar oma, haar iPhone, een rol fruitella, haar bibliotheekkaart, een exemplaar van The Godfather, haar bijna definitieve lijst van nachtmerries en haar waardigheid. Later in het boek daagt Jonah haar uit om samen met hem haar angsten te lijf te gaan door ze een voor een te ondergaan.
Dit gegeven levert amusante en ook dramatische gebeurtenissen op. Ofschoon ik tegenwoordig een watje ben en bijvoorbeeld bij Spoorloos wel eens volschiet, kunnen boeken me bijna niet emotioneel raken. Ik vind ze amusant, spannend, leuk, lollig, droevig, boeiend en zo, maar emotioneel word ik er meestal niet van. Maar dit boek wist me toch te raken en dat is een behoorlijke pre. Dus… wat mij betreft zeer de moeite waard.

Jos Lexmond

Blackwell – Kevin Valgaeren

Blackwell.jpg

Blackwell; Kevin Valgaeren; uitg. Lannoo nv, Tielt, 2018; 447 blz.; € 19,99; omslagontwerp: Wil Immink Design; Omslagbeeld: Arcangel

In goed Nederlands: “Blackwell”, een “gothic novel”. En niet zomaar een gothic novel, nee, “een duistere, meeslepende”, roept de cover ons toe. “Een legendarisch schip. Een gruwelijk geheim. Een duister verleden.” tromroffelt het op de achterflap verder. Blackwell is de vierde roman van Kevin Valgaeren, die eerder met De Ziener de Schaduwprijs voor het spannendste debuut won en met Seance de shortlist van de Harland Awards Romanprijs bereikte. Valgaeren heeft dus wel wat in zijn mars en ook deze keer laat hij dat zien. Bij de gothic novel denk je aan het werk van Mary Shelly en Edgar Allan Poe, aan Dracula en Jack the Ripper en Jekyl en Hyde, aan een duister, Dickensachtig Londen en half verlaten kastelen in een maanverlichte nacht. Je denkt aan een andere tijd, een tijd waarin dingen langzamer gingen en teksten breder mochten zijn omdat er nog genoeg tijd was om te lezen.
Ja, ik herken het gevoel van de gothic novel en meen de fascinatie voor die tijd te begrijpen, maar toch vraag ik mij af waarom een in Antwerpse Kempen opgegroeide jongen als Kevin Valgaeren gothic novels schrijft en geen gotische romans, waarom hij een Blackwell kiest en geen Zwartwater, waarom hij die duistere, romantische sfeer niet projecteert op Antwerpen en Oostende of Koksijde, maar opnieuw Londen en omgeving als decor kiest. Houdt hij al rekening met een wereldwijd succes en wilde hij voorkomen dat hij de locaties later moest wijzigen in internationaal meer acceptabele, zoals Thomas Olde Heuvelt dat met Hex moest doen? In zijn nawoord geeft Valgaeren een gedegen antwoord op mijn vragen, met als kern: “Blackwell is mijn bescheiden ode aan Stokers klassieker en aan een plek die sinds 1897 onlosmakelijk verbonden is met de gothic novel.” En toch, het is ook de sfeer van het half verlaten Koksijde in december, januari, en zou het niet mooi zijn als daar ook eens iets duisters aan land kruipt?

De flaptekst doet het verhaal recht: “1891. Tijdens de mistige nacht van Pasen slaat een schip tegen de klippen in het vissersdorpje Whitby. Aan boord geen levende ziel. Jericho Blackwell, vooraanstaand lid van de Society for Psychic Investigation and Education, wordt teruggeroepen uit zijn met opium doordrenkte kluizenaarsbestaan om het ongeval te onderzoeken. Samen met de zenuwachtige archivaris John Dawkins ontdekt hij dat er zeker één iemand aan boord was, iemand die al tweehonderd jaar dood had moeten zijn. Wanneer een reeks beestachtige moorden een spoor trekt van Whitby richting Londen, beginnen Blackwel en Dawkins aan een verwoede achtervolging.”
Valgaeren weet het verhaal sfeervol te vertellen, waarbij de compositie effectief spanningsbogen tot stand brengt. Met zijn verwoording lijkt hij iets van de traagheid, van de rust van de oorspronkelijke gotische roman tot stand te willen brengen, en daar slaagt hij ook wel in. Met korte hoofdstukken houdt hij het verhaal in beweging, en door zo mooi mogelijk te verwoorden houdt hij de lezer vast. Maar in dat laatste, zo loffelijke streven zit ook het grootste manco van deze roman, want soms doet de formulering geforceerd, te gezocht aan. Bijvoorbeeld de “vrolijke lentezon die zich genadeloos op het stedelijke landschap stortte, en via de raampjes van de koets binnendrong met de bedoeling zijn vermoeide ogen te folteren.” (blz. 47) Een formulering die lichte wrevel oproept en daarmee afleidt van het verhaal. De meest storende was voor mij “de deerne”, die “met haar malse armen de pan van het vuur haalde, een forse lap varkensvlees in tweeën sneed, en de stukken verdeelde over een gelijk aantal borden.”, een formulering die bij mij het beeld opriep van een softenon slachtoffer met de armen in een stompje, zonder handen; een beeld dat ik iedere keer dat deze deerne ten tonele verschijnt weer voor mij zie. Een gevolg van het zoeken naar meer woorden dan er nodig zijn, want iedere lezer begrijpt wel dat wanneer je een pan van het vuur haalt, je dat niet met je voeten doet. En ook zal ieder lezer begrijpen dat wanneer je vlees in tweeën snijdt en dat over de borden verdeeld, het een “gelijk aantal” borden zal zijn. Maar goed, dat zijn de schoonheidsfoutjes van een jonge auteur, die hij in toekomstig werk hopelijk zal vermijden.
Het verhaal komt tot een afgerond einde, maar wel met een aantal vragen die een vervolg noodzakelijk maken. En ik ben wel nieuwsgierig naar hoe het met Blackwell verder gaat.
(Paul van Leeuwenkamp)

Achterblijvers

Achterblijvers.jpg

Achterblijvers (DIV)
Godijn Publishing, (2018)
311 pagina’s; prijs 14,95
Omslag: Jen Minkman/Depositphotos

Achterblijvers . U vraagt zich misschien af waar bovenstaande lege ruimte vandaan komt. Tikfoutje misschien? Nee hoor… ik was gewoon even stil van bewondering en verwondering. Wat een talent hebben we hier in het Nederlandse taalgebied. Het zijn de vijfentwintig beste verhalen uit de verhalenwedstrijd die eerder dit jaar door Godijn Publishing, die steeds meer aan de weg aan het timmeren is op fantastisch gebied, werd georganiseerd. Er werd gejureerd door Elly Godijn, Johan Klein Haneveld en Esmeralda van Belle (mij onbekend maar debuteert in september van dit jaar met een YA roman). De verhalen moesten in het thema Achterblijven vallen, moest SF of Fantasy zijn en mochten tussen de 2.500 en 3.000 woorden groot zijn. Ze komen dus allen op een comfortabele 12 a 13 pagina’s uit. Een of twee verhalen per avond naast andere recensie boeken, leest ontzettend prettig en afwisselend. Heel veel onbekende schrijvers (voor mij dan) en verrassend veel SF ertussen. Zeventien van de zesentwintig verhalen heb ik in het genre SF ingedeeld. De rest, negen stuks dus, is in de Fantasy hoek geplaatst. Dus het aandeel SF is zowat twee keer zo groot als het aandeel Fantasy. Dat is wel eens anders geweest. De trend neigde de laatste jaren steeds meer naar Fantasy (naar mijn besheiden mening), dus ik was aangenaam verrast en krijg weer hoop voor de toekomst.
En dan de kwaliteit van de verhalen… die is heel erg hoog. Origineel, leuke invalshoeken en prachtige plots. Het moet voor de jury a hell of a job geweest zijn een winnaar te kiezen en hiermee kom ik meteen op een van de grootste makke van deze bundel. Er staat niet in wie er nu gewonnen heeft. Het kan natuurlijk zijn dat ze alle vijfentwintig op de eerste plaats geëindigd zijn, omdat kiezen welhaast onmogelijke was. Of won het eerste verhaal de eerste prijs, de tweede de tweede enzovoort. Of begonnen we met het verhaal dat op de vijfentwintigste plaats eindigde? Dat zou weer logisch zijn omdat dan de bundel eindigde met het bonusverhaal (kom ik straks nog op terug). Hoe dan ook… nergens (ook niet op het internet (althans… ik kon het niet vinden)) is terug te vinden wie de winnaar is of hoe de rangorde geworden was. De prijsuitreiking was op Keltfest dat gehouden werd op 26 en 27 mei, dus het zou bekend moeten zijn. Sorry, maar dat vind ik lichtelijk irritant. Alleen de shortlist was te vinden, maarja dat wisten we al, want die verhalen zijn in ‘Achterblijvers’ opgenomen. Zou ik zelf een winnaar uit kunnen kiezen? Haast onmogelijk zou ik zeggen. Ofschoon ik Ineke van Stempvoort haar verhaal wel heel erg leuk vind, of Mark Groenen, of Garvin Pouw, of… .Teveel om op te noemen. Ik kan ook niet alle verhalen bespreken. Ook dat is ondoenlijk. Hieronder zet ik wel alle verhalen voorzien van een superlatief mijnerzijds dat mijn gemoedstoestand uitdrukte na lezing van het bijbehorende verhaal. Misschien zijn de superlatieven niet allen even sterk, maar hebben wel allemaal met een positieve inslag.
Akkerman, Annette – Het vertrek (triest), Beek, Jan van – Kan ik praten, vraagt Engelbert (Wyndhamians), Beelen, Niels van – De tombebewaker (ok), Bruinekreeft, Mark – Wat tijd voor jezelf (grappig), Colijn, Niels – De oogst (apart), Colijn, Niels – Zone Geel (logica), Dex, Perry – Achterblijfsels (verrassend), Gorp, Wouter van – De raaf, de vrouw, het mozaïek (rustig), Groenen, Mark – Galts (origineel), Jansen, Mike – Terminus (prima), Kaptein, Peter, Downsyndroom (intrigerend), Kaptein, Peter – Point Blanc – Ground Zero (schokkend), Klerk, Jorrit de – De oppasser (goed), Meij, Jop van der – Avontuur en liefde (weemoedig), Meijers, Jan – Je kunt niet alles hardop zeggen (geweldig), Munckhof, Hay v.d. – Naya (mooi), Pouw, Garvin – Sivia de meernimf (liefdevol), Reus, Tim – Aan het einde van de muur (fascinerend), Reus, Tim – De stilte van een schilderij (onwapenend), Soomeren, Karen van – Eén van twee (terug naar de natuur), Sprundel, Cathinca van – Valora’s kracht (compassievol), Stempvoort, Ineke van – Haarfijn uitgelegd (prachtig), Temmerman, Romi de – Nøkken (fijn), Umbgrove, Laura – De achterblijver (natuurlijk), Weernink, Miranda – Een kostbare waarneming (ziltpunk) en het bonusverhaal van Haneveld, Johan Klein – De tuinman (leuk).
Dit gezegd hebbende… ontzettend leuke bundel en eigenlijk ben ik best ook nog wel geïnteresseerd in de verhalen die het net niet gehaald hebben. Als het niveau van de eerste vijfentwintig dermate hoog was, dan steekt de rest vast ook nog wel boven de middelmaat uit. Nog een dingetje moet me van het hart. Bonusverhalen horen op het eind te staan, maar mijn idee. De bonuskorting bij onze grootgrutter krijg je ook niet als je de winkel binnenkomt, maar pas als je gaat afrekenen. Maar goed, dan is mijn persoonlijke mening. Verder… alle lof en wat mij betreft voor herhaling vatbaar. Dus gewoon een jaarlijks gebeuren van maken.

Jos Lexmond

Het robotmeisje – Marina Defauw

Robotmeisje.jpg

Het robotmeisje – Marina Defauw (YSF)
Vervolg op: Panfluit met gouden noten
Uitgeverij Kramat BVBA, Westerlo
132 pagina’s; prijs 13,95
Omslag: ARTrouvé/MaryDes

Toen ik ‘Het robotmeisje’ bestelde wist ik niet dat het het vervolg op ‘Panfluit met gouden noten’ was. Als ik dat wel geweten had, dan had ik dat zeker niet gedaan want, ondanks dat er op de achterkant vermeld staat dat het als een afzonderlijk boek gelezen kan worden, mis je toch behoorlijk wat achtergrond informatie tijdens het lezen. Natuurlijk… het is als een standalone te lezen, maar het zou toch handig geweest zijn als er vooraf wat meer informatie gegeven zou zijn.
Zojuist kwam ik een recensie tegen op Pluizer.be, waaruit ik een zinnetje zal citeren: ‘Panfluit met gouden noten’ is een absurd verhaal wat niet erg aangenaam leest. Einde citaat.
Gelukkig ga ik nooit op zoek naar andere recensies voordat ik een boek lees, omdat ik redelijk gemakkelijk te beïnvloeden ben en dan meteen al met een vooroordeel zit zelfs voordat ik met een boek begonnen ben. Dus dat opzoeken deed ik nadat ik het boek gelezen had en vreemd genoeg had ik dezelfde indruk als Tinne Geuens, de recensent bij Pluizer. Ik vond het inderdaad een vrij warrig verhaal. Natuurlijk was dat deels te wijten aan het niet lezen van het eerste deel waarin we kennis gemaakt hadden met de buitenaardse Andolome die een vrij intieme band met de veertienjarige Timo had opgebouwd en toen moest vertrekken omdat Andolome alleen maar naar de aarde kan komen bij het begin van een nieuwe zonnecyclus en bij het einde ervan moet vertrekken.
Andolome, die bij Timo en zijn ouders inwoonde, is na zijn vertrek vervangen door Astrid die nu tijdelijk bij hen woont. Ze heeft familiare problemen waar verder niet of nauwelijks op wordt ingegaan. Als Astrid op een gegeven moment gewond raakt en stalen staven uit haar knie steken waarna ze op miraculeuze wijze ‘geneest’, blijkt dat Astrid een robot is. Ze maakt deel uit van een speciaal project en was geprogrammeerd om als assistentierobot ingezet te worden in de sociale sector. Maar ze blundert nogal. Er zitten gigantische hiaten in haar besturingssysteem.
Het spijt me te moeten zeggen dat ik het een beetje tegen vond vallen. Ik heb al meer van Marina Defauw gelezen, zoals bijvoorbeeld haar verhalen uit de jaarlijkse Junior Monsterboeken. Die bevielen me een stuk beter.
Nog een paar opmerkingen. Het verhaal wordt gepresenteerd als Young Adult, maar ik zou het toch zelf bij de oudere jeugd onder willen brengen. Ook nog eens omdat zowel ‘Panfluit met gouden noten’ en ‘Het robotmeisje’ maar dunne boekjes van respectievelijk 117 en 131 pagina’s zijn. Het zou beter geweest zijn als deze in een band verschenen zouden zijn. Nu betaal je dus € 26,90 voor 248 pagina’s. Nog afgezien van de kwaliteit van het verhaal, zou ik zeggen dat dit behoorlijk aan de prijs is.

Jos Lexmond

Sleutel van het universum – Vrede van Gaul III; Ton den Dekker

Sleutel.jpg

Sleutel van het universum – Vrede van Gaul III; Ton den Dekker; uitg. createmybook.com; derde druk, 2017; 398 blz.; € ?; omslag: Bruce Rolff

En toch lees je verder

Voor het derde deel van de Vrede van Gaul, Sleutel van het universum, geldt hetzelfde als voor de twee delen die er aan vooraf gaan: het is leesbaar, er zijn steeds weer ontwikkelingen die de aandacht vast houden en die je laten doorlezen, en toch is te traag om echt indruk te maken. Jack aka Detlev heeft het leiderschap van de familie Ayton op zich genomen en zorgt, samen met supermensen om hem heen, dat de droom van opa Loyds droom weer een stap dichterbij komt. Zijn belangrijkste tegenstrevers zijn de sluwe schoolgenoot die hem in het vorige deel bijna het leven kostte, en een briljante edoch onsympathiek familielid die men verloren waande. Want niet alleen opa was geniaal. Uiteindelijk is dat familielid onontbeerlijk voor het realiseren van de Droom. Opnieuw zijn er sciencefiction-vindingen met de uitstraling van fantasy – het bewustzijn is de sleutel tot alles. Het brengt Jack naar verschillende plekken op de wereld en ook naar andere planeten; het brengt hem zelfs naar het verleden, naar het Rotterdam uit onze tijd, waar de ondergang van onze wereld en dus ook het begin van de wereld van Ton den Dekker begint.
Ook dit derde deel eindigt met: “Het verhaal gaat verder, maar niet vandaag.” En ja, Ton den Dekker kondigt op zijn site al het vierde deel aan, Operatie Nieuwe Aarde, verwacht in september 2018. Ga ik dat vierde deel lezen? Ik weet het nog niet. Deze reeks, die je misschien het beste kunt aanduiden als religieuze science fantasy, laat me met gemengde gevoelens achter.
(Paul van Leeuwenkamp)

Jack is mijn naam – Vrede van Gaul II; Ton den Dekker

JACK.jpg

Jack is mijn naam – Vrede van Gaul II; Ton den Dekker; eerder verschenen onder de titel Het Lied van de Roos; uitg. createmybook.com; derde druk, 2017; 401 blz.; € 20,95; omslag: Bruce Rolff

Met gemengde gevoelens

Het tweede deel van de Vrede van Gaul, Jack is mijn naam, begint met een effectief “Wat vooraf ging”. Er zit bijna altijd tijd tussen het lezen van verschillende delen van een reeks, zelfs wanneer de boeken al geschreven en beschikbaar zijn, en een geheugensteuntje is dan welkom. Het blijkt moeilijk om het niet te lang en toch voldoende informatief te maken. Ton den Dekker doet dat goed.
Daarna gaat het verhaal verder, een aantal jaren na het einde van het eerste deel, Aytons Erfenis. De jeugdige Detlev was onder de naam Jack Karlson ondergedoken als Laikaanse marinier. Nu is het tijd dat hij die rol achter zich laat en als hoofd van de familie Ayton verder bouwt aan de droom van opa; alle planeten waar dat mogelijk is met menselijk leven vullen. Om zijn tegenstanders, de misdaadorganisatie het Consortium, de jacht op hem als langlever op te laten geven, moet een kloon van hem zodanig om het leven komen, dat ze denken dat hij dood is. Door zijn oude schoolgenoot Nyquist gaat dat allemaal wat anders dan gepland. Het brengt Jack op de rand van leven en dood, maar uiteraard komt het uiteindelijk allemaal goed: Jack neemt het leiderschap van de familie op zich en trouwt met zijn geliefde April. Gedurende het verhaal is er veel aandacht voor de ceremonies die de familie Ayton voor zichzelf in leven heeft geroepen; vergaderingen in Schotse kledij met een computerstem als voorzitter.
Ton den Dekker schrijft leesbaar en hij weet het verhaal in beweging te houden. Er is steeds wel een nieuwsgierigheid wekkende ontwikkeling; de talloze personages – van de biologische AI’s en de bezielde ruimteschepen tot de mensen als Jack en April – komen redelijk tot leven; en ook nu duiken er weer technologische nieuwigheden op, met name de Legio, al heeft veel van die technologie iets te weinig wetenschappelijke fundering. Het is sciencefiction, maar in de kern zit veel fantasy.
Desondanks is het verhaal ook traag, mist het intensiteit. Waarschijnlijk door de té uitgebreide beschrijving van kleine details, de wat te uitgebreide dialogen en door de vaak wat te uitleggerige uitweidingen. Had Ton den Dekker zijn predikantenverleden iets meer terzijde moeten schuiven? Daardoor vroeg ik mij na zo’n honderd bladzijden af of ik mijn tijd niet beter kon besteden aan een van de andere boeken op mijn stapel nog te lezen. Toch hield het verhaal me vast, bleef het mijn nieuwsgierigheid wekken en werd het na dat dipje toch weer aardig en leesbaar. Dat komt waarschijnlijk omdat het allemaal sympathiek is; de mensen, de droom, de toekomst die Den Dekker ons voorschoteld.
En daarom ga ik, ondanks de gemengde gevoelens, toch ook het derde deel lezen.
(Paul van Leeuwenkamp)