De verdwenen magiër – Piers Torday

De-verdwenen-magiër.jpg

De verdwenen magiër – Piers Torday (JFA)
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam (2019)
282 pagina’s; prijs 17,99
Oorspr.: The lost Magican – (Hodder and Stoughton, Londen – 2018)
Vertaling: Aimée Warmerdam
Omslag: Suzanne Bakkum/Ben Mantle

Piers Torday stond al langer op mijn lijstje van schrijvers die ik beslist nog eens wilde lezen. Hij is een Britse schrijver die momenteel in Londen woont en zijn carrière begon in het theater met life comedy op het het Edinburgh Festival. Daarna maakte hij de overstap naar de televisiewereld. Hij komt uit een schrijversfamilie: zijn grootvader was journalist en zijn vader is een gerenommeerd auteur in Engeland. Hij debuteerde in 2013 met ‘The Last Wild’ (vertaald: ‘De laatste wilde dieren’), wat later een trilogie zou worden en won er meteen de Guardian Children’s Fiction Prize in 2014 mee. Zijn latere boeken had ik al opgemerkt in de bibliotheek en daardoor ontstond mijn nieuwsgierigheid naar Torday. Met ‘De verdwenen magiër’ kreeg ik de eerste kans om eens een boek van hem te lezen en te recenseren en het resultaat daarvan heb je nu onder ogen.

Het lezen van ‘De verdwenen magiër’ riep bij mij heel sterk het gevoel op een boek van C.S. Lewis te lezen. Je weet wel van de ‘Narnia’ reeks, waarvan ik zelf in mijn jeugd ook meermalen ontzettend van genoten heb. Bij het dankwoord dat Piers Torday achterin het boek schreef, bleek dat ik gelijk had en dat ‘De leeuw, de heks en de kleerkast’ (het eerste deel van De Kronieken van Narnia) zijn absolute lievelingsboek was. Het was dus niet zo gek van mij te denken dat ‘De verdwenen magiër’ een eerbetoon was aan een van de grootste klassiekers uit de kinderliteratuur en een poging van Torday om vanuit een modern oogpunt een soortgelijk verhaal te bedenken. Naar mijn bescheiden mening is hij daar uitstekend in geslaagd. Het ademt C.S. Lewis in al zijn poriën. Iets wat ik alleen maar kan toejuichen.

Waar gaat ‘De verdwenen magiër’ over. Het is het verhaal van vier kinderen: Simon, Patricia, Evelyn en Larry. Na de oorlog sturen hun ouders de kinderen Londen uit, omdat hun huis bij een bombardement beschadigd is en ze een nieuw huis moeten zoeken. Vader zet hen op een overvolle trein die richting Salisbury in Wiltshire, in de buurt van Stonehenge, boemelt. Ze krijgen onderdak bij professor Diana Kelly (een vriendin van hun moeder) in Barfield Hall, een statig herenhuis waarvan er wel meer in die buurt zijn, maar de kinderen vinden het oud en chic. Ze mogen overal komen, alleen de bovenverdieping is verboden terrein. Maar als je kinderen iets verbied, dan komt daar meestal niets van terecht. Larry waagt zich tot op de bovenste verdieping waar hij een deur ziet waar, hij weet het zeker, eerst geen deur was. Het is een hele oude deur. Als hij de deur opent komt hij in een gigantische bibliotheek. Als hij van de aanwijsbordjes TOEN, EENS en NOOIT toch maar TOEN kiest komt hij in een gedeelte van de bibliotheek waar heel veel verhalen en boeken staan die hij al kent, zoals: ‘Alleen op de wereld’, ‘De wind in de wilgen’ en dergelijke. Er staan er honderden, maar eentje trekt hem als een magneet: ‘De schatkist uit sprookjesland’. Larry weet haast zeker dat hij dit zou mogen lezen. Sprookjes waren tenslotte voor iedereen. Hij gaat er maar eens goed voor zitten, maar komt nooit aan het eerste sprookje toe. Al bij het omslaan van de eerste pagina, voelt hij iets in zijn pols prikken. “Eén beweging, beste Lezer, en dit is het laatste boek dat je ooit aangeraakt hebt.” Een klein mannetje, niet veel groter dan zijn duim, houd met het ene handje de rug van het boek vast en in de andere hand heeft hij een zwaard waarmee hij in Larry’s pols prikt.

Leuk tot zo ver? Dan verder zelf maar lezen en genieten. Want genieten is het. Echt, ik zei het al, de sfeer van Narnia zit er helemaal in. Voor nu is dit een standalone, maar ik hoop dat er nog eens door Piers Torday geschreven wordt over EENS en NOOIT, want die intrigeren me mateloos en wie weet wat voor moois daar nog verborgen ligt.

Jos Lexmond

Spoorloos en andere verhalen – Frank Roger

Spoorloos.jpg

Spoorloos en andere verhalen – Frank Roger (DIV)
De Sciptomanen vzw/Schrijverspunt (2020)
254 pagina’s; prijs 18,00
Omslag: Johnny Bekaert –graphic things
ISBN 978-94-6266-406-7

Stiekem, welhaast op kousenvoeten, is Frank Roger over de gehele wereld beroemd geworden met zijn verhalen. Verhalen die dermate simpel van idee zijn, dat je je wel eens afvraagt, waarom daar nooit iemand anders opgekomen is. Aan de andere kant zijn ze zo subliem uitgewerkt zoals alleen Frank Roger dat kan en daarmee maakt hij ze zeer herkenbaar. Ik denk dat als ik een verhaal van zijn hand zou lezen waar geen naam onder zou staan, ik ze uit duizenden (nou ja… honderden, of in ieder geval tientallen) zou herkennen als de zijne. Frank Roger publiceert al sinds het midden van de jaren zeventig verhalen in Nederlandstalige tijdschriften, fanzines en bloemlezingen. Als ik even in FANDATA mag spieken, dan tel ik daar 252 titels (buiten de verhalen in deze bundel) in alle mogelijke Fantastieke genre’s en dan zullen we er her en der nogal wat missen denk ik zo. We hebben vast wel obscure en minder obscure tijdschriften gemist hebben, die we hopelijk nog eens tegen zullen komen. Ik zag laatst de mededeling dat zijn verhaal ‘Leegloop’ in Weirdo’s 128 verschenen was. Ik wist niet dat dit blad nog steeds bestond. De laatste Weirdo’s die we in Fandata opgenomen hebben is nr. 75 uit 2006. Dat wil dus zeggen dat we er al een dikke vijftig (!) gemist hebben. God weet hoeveel verhalen van Frank Roger dat zijn. Maar goed… om maar eens wat andere, vroege voorbeelden te noemen … in 1975 verscheen ‘Het examen’ in SF Magazine 43 en ‘Booby Trap’ in de Maxi Hoho 222 in 1976 en ga zo maar door. De rij is welhaast eindeloos. Zijn werk wordt ook gretig opgepakt in het buitenland. Op de achterflap van ‘Spoorloos’ staat te lezen dat hij reeds in veertig talen vertaald is en dat is beslist geen sinecure. Met een grote regelmaat verschijnen mededelingen op facebook dat er weer een verhaal is gepubliceerd in een Chinees, Koreaans, Russisch of Fins (of wat voor taal dan ook) tijdschrift. Dat moet een hele rare gewaarwording zijn. Dat je naam onder een verhaal staat dat in het cyrillisch of in het Chinees gedrukt is. Je kunt er zelf geen letter van lezen (neem ik aan tenminste) en je moet er maar op vertrouwen dat de vertaling enigszins overeenkomt met wat je zelf in het Nederlands hebt geschreven en dat de bedoeling van het verhaal overkomt. Nou ja… hoe dan ook: leuk, leuk, LEUK!!!
Wat Frank Roger eigenlijk nog maar weinig heeft gedaan tot nu toe is het uitgeven van zijn verhalen in bundels. Er zijn er bij mijn weten slecht drie. Waaronder ‘De trein naar nergens en andere verhalen’ verschenen in 2005 bij de Free Musketeers. ‘Een glimp van goud’ met slechts 4 verhalen en ‘De zeven smaken van de vooruitgang’ beiden bij het Zinkend Schip ook in 2005. Maar het kan goed dat we er daar ook van gemist hebben. Genoemde bundels zullen niet erg uitbundig aangeschaft zijn neem ik aan. Ik begrijp eigenlijk niet dat een reguliere uitgeverij nooit eens initiatieven heeft ontwikkeld om Frank Roger uit te geven. Hij timmerde toch voldoende aan de weg, zou je zeggen.
Maar goed… nu is er ‘Spoorloos en andere verhalen’ een behoorlijk lijvige bundel met dertig van zijn verhalen, waarvan er een negental eerder en elders (ongetwijfeld in een fanzine oid) verschenen. De verhalen zijn in alle genres zoals SF, Fantasy en er is er zelfs een waarbij in niet weet in welk genre die in te delen zou zijn. ‘Kritische massa’, Fantasy of Horror? Er zijn er zelfs een paar bij die volgens mij geen genre verhalen zijn, maar daarover is waarschijnlijk te discussiëren. De meeste zijn vermakelijk, ingenieus en soms irritant omdat ze plotsklaps uit en afgelopen zijn, terwijl dat heel erg logisch is, maar ik er nog niet klaar mee was. Ik had er nog wel een tijdje mee door kunnen gaan. Wat het beste verhaal is? Geen idee! Als ik toch een keuze uit het rijke aanbod zou moeten maken, dan zou ik denk ik voor ‘Bibliopolis’ gaan. Omdat boeken tijdloos zijn. Of misschien ‘Vol pension’ omdat je daar droevig je fantasie kunt beleven. Of misschien wel: ‘De vallende ster’, effectief in zijn geweldige simpelheid. Of… nee, ik kan geen keuze maken. Hoe dan ook heb ik me een hele tijd geweldig vermaakt met ‘Spoorloos’. Kom snel met een nieuwe bundel uit je geweldige oeuvre, Frank. Ik zit er helemaal klaar voor.

Jos Lexmond

Jack Vance – Nachtlamp

Nachtlamp.jpg

Jack Vance – Nachtlamp (SF) – 464p.
Spatterlight, Amstelveen (2019) € 19,99
Het Verzameld Werk van Jack Vance 58
(Night Lamp – (Underwood Books, Grass Valley (1996))
Vertaling: Annemarie van Ewyck
Omslagontwerp: Howard Kistler
Omslagillustratie: Jos Bergeron
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Staccato vallen de boeken en verhalenbundels van Jack Vance van uitgeverij Spatterlight, de een na de ander op de mat. Voor mijn gevoel veel vaker dan het boek in de maand (de frequentie waarin de boeken bij Spatterlight verschijnen), maar dat ligt meer aan mij dan aan Spatterlight. Hoewel, de laatst verschenen boeken zijn wel erg dikke pillen, die de stapel ‘Nog te lezen’ nog veel hoger maken. Nou was die stapel al veel te hoog, en ook dat ligt aan mij. Want als ik recensieboeken aan het bestellen ben via mijn eigen ‘Te verwachten’ lijstje heb ik de neiging er veel te veel te bestellen. Want die is mooi (denk ik dan), en die, en die, oh en die moet eigenlijk ook. Meer in ieder geval dan ik logischerwijs aankan. Gelukkig krijg ik niet alle boeken die ik aanvraag, maar toch is de stapel af en toe dramatisch hoog enmoet ik als een dolle aan het lezen slaan. Maar gelukkig ben ik een groot leesliefhebber en komt alles meestal wel weer op zijn pootjes terecht. In ieder geval tot de volgende bestelling en dan zijn de ogen toch weer groter dan de beschikbare tijd. Ik moet me toch eens leren beheersen. Maar goed… als ik dan toch ergens een overdosis van moet krijgen, dan toch maar van boeken en dan vooral van de verhalen van Jack Vance.

Het is waarschijnlijk inmiddels een publiek geheim dat ik een groot bewonderaar (misschien mag je zelfs wel stellen dat ik hem adoreer) van Jack Vance ben. Ik bewonder zijn schrijfstijl (altijd met een lichte, of wat zwaardere, ondertoon van humor, maar het meest kan ik toch zijn wereldbouw bewonderen. Waar hij die geweldige ideeën voor de prachtige werelden, waarin prachtige en minder prachtige wezens wonen, met soms wel heel aparte gedragingen en gewoonten, vandaan haalt is me een raadsel. Maar dat ik daar altijd van genoten heb, en nog steeds, moge duidelijk zijn.

Genoeg over mij. ‘Nachtlamp’ dus. Jack Vance schreef het verhaal in 1995 toen hij reeds volledig blind was, zo las ik in de maandelijkse nieuwsbrief van Spatterlight bij de aankondiging van het verschijnen van ‘Nachtlamp’. Dat is dus helemaal een staaltje van zijn kunnen ten top. Je moet het allemaal toch maar in je hoofd houden. Misschien is dit fantastische avontuur precies daardoor ook zo gedetailleerd en kleurrijk geworden? Wie zal het zeggen… Het feit is dat de zoektocht van de jonge Jaro Fath naar zijn afkomst voor Vance een gelegenheid was om weer eens alle registers open te trekken en ons in een schrijfstijl die duidelijk voortvloeit uit die van ‘De Kronieken van Cadwal’ te trakteren op een wilde rit door zijn verbeelding.

Op expeditie naar het semibeschaafde Camberwell redden Hilyer en Anthea Fath, een stel antropologen die er onderzoek verrichten naar de muziek van de onwelriekende Vongo-zigeuners, een kind dat door een groepje boerenpummels bijna wordt doodgeknuppeld. De jongen is hysterisch en duidelijk getraumatiseerd. In het lokale ziekenhuis wordt zijn primaire geheugen gewist zodat hij zich niets meer herinnert. Behalve dat hij Jaro heet en de gedachte aan een sinistere , in het zwart geklede man, buiten in het maanlicht. De kinderloze Fath’s adopteren Jaro en nemen hem mee naar hun thuiswereld waar hij in betrekkelijk rust kan opgroeien tot een knappe en intelligente jongeman. Na verloop van tijd ging Jaro een neiging to ingekeerdheid ontwikkelen die zijn ouders bezorgd maakten. Ze waren bang dat de gebeurtenissen uit het verleden weer op zouden spelen. Ze hadden hem nooit verteld wat er zich destijds op Camberwell had afgespeeld. Een aantal oude herinneringen hadden zich herstelt en plaagden hem. Uiteindelijk besluit Jaro dat jij ruimtevaarder wil worden en uit wil gaan zoeken wat er precies met hem aan de hand is.

Prachtig verteld avontuur waar ik destijds al meer dan van genoten had. Sinds 1996 had ik het niet meer gelezen en dus was dit welhaast een nieuwe Vance voor me. Geweldig!!!

Welnu… weer een aan de kant. Snel door met ‘Chateau d’If en andere verhalen’. Weer een hele dikke pil, maar met schitterende verhalen als bijvoorbeeld: ‘Kruistocht naar Alambar’ en het titelverhaal. Weer Genieten, inderdaad… met een hoofdletter G.

Jos Lexmond

Vampier app – Nico De Braeckeleer

Vampier-app.jpg

Vampier app – Nico De Braeckeleer (JHO)
Kramat Junior (2020)
144 pagina’s; prijs 13,95
Omslag: MaryDes Designs

Op de achterkant van het boek staat te lezen dat het alweer het vijftiende griezelboek is van Nico De Braeckeleer, én het vijfde vampierboek in de Vampierreeks van Kramat. De andere titels zijn: ‘VampierVirus’, ‘Vampierwolf’, ‘Vampier Eiland’ en ‘Vampier Game’. Ik moet eerlijk bekennen dat ik de andere vier niet gelezen heb, maar dat is geen probleem want elke van de boeken is los te lezen en te genieten, dus ook de volgorde waarin de boeken te lezen maakt niets uit.

Waar gaat het over? Dylan en Amy zijn goede vrienden. Amy helpt Dylan, als het verhaal opent, met het begraven van Bidoof, zijn overleden hamster. Dylan is erg bedroefd en Amy troost hem zo goed en zo kwaad als ze kan. Ze heeft zelfs donuts bij zich na de begrafenis van de hamster. Na elke begrafenis hoort toch een soort van koffietafel? Dylan kan daar zelf al weer een beetje om lachen. Amy heeft een nieuwe app op haar telefoon die ze heel erg gaaf vind. Je moet je duim op het scherm leggen en dan komt er een vampier tevoorschijn die je in je duim bijt. Niet letterlijk natuurlijk. Dylan denkt in eerste instantie dat de trilfunctie van de telefoon in werking gesteld wordt. Volgens Amy kan je nog veel meer coole dingen met de app doen, zoals een selfie nemen, waarna de foto veranderd in een vampier. Maar ook allerlei vampierspelletjes spelen, bloedpunten verzamelen elke keer als je de vampier laat bijten om er de vetste dingen mee te kunnen doen, en nog heel erg veel meer. Dylan is een beetje bang van de vampierapp, de beet van de vampier joeg hem de stuipen op het lijf. Het kon echt niet zo zijn dat de trilfunctie van het apparaat het rare gevoel teweegbracht. Het was alsof de vampier op het scherm echt zijn scherpe hoektanden in zijn duim plantte en een deel van zijn ziel had opgezogen. Het klonk wat overdreven als hij er nog eens over nadacht en het voor zichzelf nog eens beschreef. Dylan besloot, toen hij in bed lag en alles nog eens overdacht, dat hij de vampierapp nooit meer zou activeren. Er was iets mis mee, alleen wist hij nog niet wat het was en kon hij het ook niet onder worden brengen. Als buiten Dylan ook Amy ontdekt hoe gevaarlijk de vampierapp wel niet is, dan is het al te laat en volgen de griezelige gebeurtenissen al heel erg snel op. Is het gevaar nog wel te stoppen?

Het maakt niet uit wat Nico de Braeckeleer schrijft, of het nu eco SF is voor de oudere jeugd, of horror voor wat jongere kinderen, of zelfs de kinderspookverhalen van het spookje Boe, de verhalen zijn allen even boeiend. Zelfs voor mij! Het verhaal is zeer origineel te noemen. Het gegeven is absoluut van deze tijd en zal hopelijk onder jeugd van rond de dertien gretig aftrek vinden. Waarschijnlijk helpt het zo mee het lezen bij de jeugd te bevorderen. Ik weet in ieder geval zeker dat mijn kleinzoon, die gek is van De Griezelbus reeks van Paul van Loon, Nico’s ‘Vampierapp’ ook geweldig zal vinden.

Jos Lexmond

Engelenlust – K.R. Valgaeren

Engelenlust.jpg

Engelenlust – K.R. Valgaeren
Uitgeverij Houtekiet, Antwerpen (2019)
240 pagina’s; prijs 21,99
Omslag: Wil Immink Design/Kamil Vojnar/Trevillion Images

Om meteen maar met de deur in huis te vallen… ‘Engelenlust’ is geen Fantastiek. Maar is dat erg? Nee hoor, absoluut niet. Al hoewel ik wel verwachtte dat het een Horror roman zou zijn en het daarom ook besteld had als recensie exemplaar, is het dat niet. Maar griezelig, afschuwelijk en afschrikwekkend is het dan wel weer, maar vooral is het een zeer boeiend verhaal. Ik denk dat ik in raadselen praat, maar lees nog even door, dan wordt het wel duidelijk. Het boek heeft als ondertitel: Memoires van een necrofiel. Maar eigenlijk kan je het meer als een briefroman betitelen. Een lange brief aan iemand die RavenGirl heet en waarin de hoofdpersoon, die naar mijn herinnering, ongenaamd blijft, langzaam maar zeker uit de doeken doet hoe zijn leven verlopen is. Hoe hij van kind in een gewoon en liefdevol gezin opgroeide, terwijl hij op school gepest werd. Hoe hij door de juffrouw van zijn klas op een wel heel erg aparte manier getroost werd, zijn solitaire studietijd en zijn nachtelijke avonturen in het mortuarium. Een baan die hem overigens op het lijf geschreven is. Hoe en waarom zijn leven verliep zoals het liep en hij geworden was tot wie hij was.

Het verhaal is zoals gezegd, akelig en afschuwelijk, maar als je daardoor heenkijkt lees je over het leven van iemand die behept is met een zeldzame afwijking en daardoor eenzaam, maar voor zichzelf, niet alleen is. Je leest hoe hij met de tegenslagen in het leven omgaat en langzaam maar zeker kom je achter zijn drijfveren en zijn moed om het leven dat hij leeft te leven. Daar krijg je dan steeds meer bewondering voor en dat is dan ook waardoor je gebonden raakt aan het verhaal en dat je dus niet meer los wilt laten, hoe gruwelijk, smerig en walgelijk het dan ook bij tijd en wijle is. Op de een of andere manier lees je er omheen en focus je jezelf op de tragische figuur die hij in werkelijkheid is, met maar een doel en één doel alleen in zijn leven.

‘Engelenlust’ was mijn leesdebuut van Kevin Valgaeren en al hoewel het verhaal dus echt geen fantastiek is, is het me meer dan goed bevallen. Eigenlijk kan ik wel zeggen dat vanaf het moment dat ik het vast had, het daarna nog maar met heel erg veel moeite weg kon leggen. Het is dat je af en toe ook nog eens een keertje naar bed moet, maar het liefst had ik het in één ruk uitgelezen. Dat komt niet al te veel voor en dat soort boeken moet men koesteren. Ik wil er verder niet al teveel over vertellen. Schaf het aan en laat het verhaal zichzelf vertellen. Kijk vanaf de zijlijn toe wat er gebeurd en laat je verbazen. Je zult er absoluut geen spijt van krijgen! Voor mezelf ben ik toch wel heel erg benieuwd naar een volgende roman van Kevin Valgaeren. Kijken of die me weer zo erg kan boeien, maar het zal heel erg lastig zijn om over ‘Engelenlust’ heen te komen.

Jos Lexmond

Purgatorium – Johan Vandevelde

Purgatorium.jpg

Purgatorium – Johan Vandevelde (YFU)
Wolfsangel 2
Van Halewyck, Kalmthout (2019)
379 pagina’s; prijs 20,00
Omslag: Onbekend

Sommige boeken van SF schrijvers zouden zo maar echt kunnen gaan gebeuren. Je ziet de landen in Europa zo maar weer afstevenen op een ultra rechtse dictatuur. Overal zijn de voortekenen te zien en eerlijk gezegd word ik daar een beetje eng van. Hier in Nederland zijn er natuurlijk ook aanwijzingen dat er iets op dat vlak te gebeuren staat. Het lijkt erop dat die engerd van een Baudet steeds meer stemmen haalt en ze dreigen samen met het CDA en VVD in het provinciebestuur van Noord-Brabant plaats te nemen. Daar gaan de milieuplannen. Hop zo maar het raam uit als die coalitie doorgaat. Ze zijn niet alleen ultra rechts, maar ook klimaatontkenners. Ik weet eigenlijk niet wat er erger is.
Maar goed… na even mijn politieke onmacht tentoongesteld te hebben, nu dan maar onverdeelde aandacht voor ‘Purgatorium’ het tweede deel in de Wolfsangel reeks. Het eerste deel: ‘Apollo’ verscheen al in 2017 en ik was al bang dat een tweede deel niet meer zou komen. Maar zie, ruim twee jaar later, is het vervolg dan toch daar.

Om de boel nog even op te frissen… Jarne was met zijn vriend Nathan en zijn schoolklas op wintersport toen het nieuws hen als een donderslag bij heldere hemel trof. De verboden Partij voor Natie en Orde heeft de macht gegrepen en de Koninklijke familie is naar Frankrijk gevlucht. Frank Devenne is de leider van de PNO, hij is een oud-generaal die nog heel erg veel invloed in het leger had en datzelfde leger kon mobiliseren voor zijn zaak. Racisme, fascisme en nazisme zijn weer terug in België. Getooid met vaandels met daarop het teken van de wolfsangel, een rune teken dat ook al door de Duitse SS gebruikt werd, begint de onderdrukking. Leerlingen op scholen krijgen nieuwe, door het regime, goedgekeurde schoolboeken, alle jongeren onder de achttien worden verplicht een schooluniform te dragen. Ze krijgen een onderhuidse chip en moeten elke morgen de vlag groeten. Het regime keert zich tegen alles en iedereen die niet ‘normaal’ is. Intellectuelen, kunstenaars, schrijvers, moslims, homo’s, mensen met een andere huidskleur worden op een hoop gegooid en als ontaard beschouwd. Jarne’s ouders, een lesbisch stel, krijgen het steeds moeilijker. Hun huwelijk wordt ongeldig verklaard en ontbonden. Meteen ontstaan er ook verzetsbewegingen tegen dit regime en Jarne, zowel als Nathan, sluiten zich bij hen aan. Ze worden lid van de Egel brigade, het Brussels ondergrondse verzet dat opgericht is door Apollo, een zestienjarige dochter van een politieman. Op een gegeven dag krijgt de Egel brigade er lucht van dat Kanselier Devenne samen met de volledige top van de PNO een etentje heeft in een Brussels restaurant en ze plannen een aanslag. De aanslag blijkt een val te zijn. Jarne is er het slachtoffer van. Hij heeft de dood van twee agenten (vossen) op zijn geweten. Hij wordt overgebracht naar het Purgatorium, een zwaar bewaakte Penitentiaire Instelling voor Minderjarigen. Martelingen, zowel lichamelijk als geestelijk, zijn er aan de orde van de dag en vooral onderzoeksrechter Somers is een specialist, die koste wat het kost het adres waar de Egel brigade zich ophoudt uit Jarne te peuren. In het Purgatorium wordt Jarne in een cel opgesloten bij een aantal andere gevangenen en vindt bij hen vriendschap en steun. Intussen probeert Nathan, zijn vriend van Griekse afkomst, het verzet te bewegen een reddingsactie voor Jarne op touw te zetten.

Een zeer spannend verhaal, bedoelt voor Young Adults, hield mij zelfs op het puntje van mijn stoel. Gelukkig was er een ‘Wat voorafging’ om de twee jaar te overbruggen. Dat was onontbeerlijk. Hopelijk duurt het weer geen twee jaar voordat we van deel drie kunnen gaan genieten. Een ding is tijdens de spanning echter wel in het oog te houden. Dit zou zo maar kunnen gebeuren. Wees alert!

Jos Lexmond

Theo Barkel & Johan Klein Haneveld – De Quantumdetectives

Quantum.jpg

Theo Barkel & Johan Klein Haneveld – De Quantumdetectives (SF)
Uitgeverij Macc, Rijen (2019)
211 pagina’s; prijs 18.95
Omslag: Bar Productions

Toen ik voor de eerste keer hoorde, of liever: las, over de plannen voor een samenwerkingsverband tussen Theo Barkel en Johan Klein Haneveld, dacht ik in eerste instantie verrast: ‘Hé… wat apart!’, maar in latere instantie: ‘Ha… waarom ook niet. Leuk!’ Waarom zouden de twee schrijvers niet eens samenwerken. Beiden hebben hun sporen meer dan verdiend op het fantastische schrijfgebied. Theo wat meer in de horror en (jeugd) fantasy en Johan meer op SF gebied, hoewel hij zich ook op andere genres al heeft doen gelden. Dus als beide auteurs op een verjaardagsfeestje van een collega auteur naast elkaar zitten (ik vraag me dan meteen af: bij wie dan) en het klikt, dan is zo’n co-auteurschap zo geboren. Volgens het naschrift van beide heren achter in het boek, duurde het nog wel een jaar voordat de samenwerking echt to stand kwam en ‘De Quantumdetectives’ het licht zag. Het resultaat mag er meer dan wezen. Wat mij betreft smaakt zoiets naar meer en ik zou er dan ook hoegenaamd geen bezwaar tegen hebben als er in de toekomst nog eens samengewerkt zou gaan worden en dit geen eenmalige zaak blijft. Misschien zit er nog wel een vervolg in, of in ieder geval een nieuw verhaal met dezelfde hoofdrolspelers. Je weet maar nooit!

Waar gaat het over? We leven in het najaar van 2035. Bouwlieden ontdekken tijdens restauratiewerkzaamheden een lijk opgeborgen in een loden kist, ingemetseld in een muur van een tientallen jaren oud flatgebouw. In eerste instantie denkt de politie aan maffia praktijken, maar onderzoek door een patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut wijst uit dat er iets heel erg vreemds aan de hand is met het lijk. Tegelijkertijd vinden er op dat moment storingen plaats in het Instituut, de nieuwe koude fusie centrale van Delft en andere kerncentrales over de gehele wereld. Het is aan rechercheur Nadine Sanders een verklaring voor de raadsels te vinden en vooral: wie is het lijk in de loden kist en waarom was het ingemetseld?

De wereld waarin het verhaal van ‘De Quantumdetectives’ zich afspeelt, is een stuk verder gevorderd qua techniek dan de onze. Rechercheur Nadine Sanders heeft bijvoorbeeld Diana, een ingebouwde AI assistente in haar hoofd, waarmee ze een hele hoop computerwerk en verbindingen kan doen. Eigenlijk kan je wel zeggen dat deze AI assistente de mobiele telefoon heeft vervangen. De wereld heeft ook flinke dosis ziltpunk in zich. De kustlijn van Nederland is min of meer onbewoonbaar aan het worden en mensen trekken massaal naar het oosten van het land. Op het land groeien alleen zilte groenten. Ik mag best wel zeggen dat de wereld van ‘De Quantumdetectives’ rammelvast in elkaar zit. Ik heb geen fouten of foutjes kunnen ontdekken. Prima gedaan dus. Een en ander neemt niet weg dat ik wel iets te zeuren heb. Het stelt niet veel voor, maar het viel me wel op. Er komen namelijk een aantal verwijzingen naar boeken, tv-series en films uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw in voor. Ik vraag me dus af of iemand in 2035 daar nog wel weet van heeft. Om een voorbeeld te geven. Op een gegeven moment is er sprake van het boek ‘A Canticle for Leibowitz’ van Walter Miller Jr.. Het boek verscheen in het Nederlands in vertaling (Een loflied voor Leibowitz) in 1976 als Born SF 66. Als je naar de Engelse titel kijkt, dan is die verschenen in 1959 en gebaseerd op een kort verhaal dat in 1955 voor het eerste verscheen. Ik denk dat hier en nu in 2020 er al haast niemand meer iets vanaf weet, laat staan nog 15 jaar verder in de toekomst. Het is net alsof je het nu over: ‘De neef van Lavarède’ van Paul d’Ivoi uit 1965 hebt. Die kent waarschijnlijk ook niemand meer. Ook Mulder en Scully, Stephen Lawhead en ‘Men in Black’, zal iemand die, tegen die tijd, nog kennen?
Het is natuurlijk wat spijkers op laag water zoeken, maar misschien waren toch wat voorbeelden van recentere datum, bijvoorbeeld uit 2018 of 2019 wat geloofwaardiger geweest. Het neemt in ieder geval niet weg dat ‘De Quantumdetectives’ geweldig leesvoer was om een aantal uurtjes prima mee door te komen.

Jos Lexmond

Cargo

Cargo.jpg

Cargo
Johan Deseyn; Kramat BVBA; 2019; 511 blz.; € 22,00; omslag en vormgeving MaryDes Designs

De Vlaming Johan Deseyn publiceert al bijna vijfentwintig jaar horror. Na de verhalen in tijdschriften als Cerberus en de SF Gids van Eddy Bertin, verscheen in 1996 zijn eerste boek bij Flanders Publishing, de verhalenbundel Helleweefsel. Die uitgeverij had geen lang leven, maar Deseyn schreef onverdroten verder en publiceerde sindsdien al meer dan vijftien boeken, voornamelijk lijvige horror-romans in de traditie van Stephen King. Hij was zo’n beetje de enige vertegenwoordiger van dat genre, voor een deel van die periode wellicht vergezeld door Jack Lance en Koos Verkaik, die beiden ook de aanduiding Nederlandse Stephen King kregen, maar die naar mijn idee toch minder in de schijnwerpers traden. Deseyn haalde nominaties en long lists voor De Diamanten Kogel (in 2003 voor Westhaven), de Gouden Strop (in 2006 voor Anderwereld) en de Hercule Poirot Prijs (in 2007 voor Yellowmoon). Eens werd hij, in de tijd dat er nauwelijks Nederlandstalige horror verscheen, door De Limburger tot “prins van de horror” gekroond.

Het was onvermijdelijk dat na Helleweefsel er geregeld een van zijn romans bij mij terechtkwam en ik besprak eerder Thanathor (2003) en Chaos (2008) voor VLABIN en Holland SF. Nadat vijf romans (Daemonium in 2010, Labyrint in 2012, Necromancer in 2014, Dolmen in 2016, Deal? in 2017) aan mij voorbij gingen– er is zo ontzettend veel te lezen! – is er nu dus Cargo. En het toont dat een Deseyn nog altijd een Deseyn is: een psychohorror waarin vanuit breed geschetste personages de wereld wordt bedreigd door het Kwaad met hoofdletter, een ongenuanceerd fundamenteel Kwaad, wreed, nog altijd tot uitdrukking gebracht op de “Hellraiser-manier” die al in zijn eerste verhalen aanwezig was. De strijd met dat Kwaad wordt Amerikaans weergegeven. In Cargo is het op de eerste plaats Susan T. Brennigan, werkzaam op de ontvangst van een groot ziekenhuis in Allensburg, en later inspecteur Robert Santhonian. Susan heeft een bijna dood-ervaring, de bekende gang met het licht aan het einde, maar ze kiest er voor terug naar het leven te gaan, en daarbij, zoals de flaptekst ons vertelt, reist “iets kwaadaardigs [] ongewild met haar mee, graaft in haar herinneringen en voedt zich met verdrongen haatgevoelens. Pech voor degenen die haar ooit enige vorm van pijn hebben bezorgd. Daar stopt het echter niet bij…” Ze heeft een “lading”, een “cargo” gekregen. Wat die cargo allemaal uitspookt, dat kun u beter zelf lezen.

Bij alle boeken die ik van Deseyn las, kwam ik onvermijdelijk bij twee vragen, die als punten van kritiek kunnen worden gelezen, zo ook bij Cargo. Tegelijkertijd zijn het twee punten die zo structureel bij de romans van Deseyn horen, dat ik misschien wel teleurgesteld was geweest wanneer ze er deze keer niet waren. Johan Deseyn blijft consequent zichzelf en heeft daarmee een eigen groep lezers aan zich gebonden, en de kritiek van een Hollander zal niet van het grootste belang zijn. En toch ga ik ze hier herhalen.
Op de eerste plaats is er de zo ontzettend Amerikaanse setting. Waarom Allensburg, ergens in de buurt van Seattle, met een Neccan River, een Lake Audubon, Ullander Estate, Lyle, Todd… Waarom niet iets in België, bij Antwerpen of Brussel of Zottegem, met een Frank of een Rogier ergens in de Ardennen of de Kempen? Ik blijf er van overtuigd dat de eigen directe omgeving net iets meer intensiteit, iets meer overtuiging aan een verhaal geeft. En ik blijf ook van mening dat een schrijver iets moet toevoegen aan die eigen omgeving.
Op de tweede plaats is er het Nederlands. Er wordt wel gesproken over Vlaams als een eigen taal, maar ik weet eigenlijk niet wat ik mij daarbij moet voorstellen. Ik heb twee beelden van het Vlaams dat je kunt lezen: een bijna perfect ABN met van die mooie woorden waarvan de Van Dale aangeeft dat ze zuid Nederlands zijn, en een Nederlands waarin steeds verkeerde woorden worden gebruikt. Het Vlaams van Deseyn hoort tot de laatste categorie, het Vlaams waarover de Vlaamse televisie zelf ooit eens een educatief programma had. Om mij tot de eerste drie pagina’s te beperken: “de collega’s die hun werkzaamheden aan de onthaaldesk uitvoerden.”, “een rechtopstaand verhoog”, “door zich stilzwijgend om te draaien”, “ik kom waarschijnlijk in aanmerking voor de vervanging”, “de onregelmatig schokkende bewegingen van haar rechterarm, waar Ayman aan vasthing”, “recht tegenover de ingangsdeur”, “een uitprint”. Daarna kwam ik nog veel betere voorbeelden tegen, maar ik heb ze niet genoteerd en vind ze niet zo snel terug. En dat zegt ook iets over de schrijverskracht van Deseyn: hij laat je dóórlezen.
En natuurlijk is er ook de Hellraiser-toon. Bijvoorbeeld: “Hij zag zelfs zijn twee ballen en totaal ontvelde penis hangen, als kleine ornamenten tegen de muur [] Daarrond waren andere ingewanden verspreid.” Dit is een Deseyn-invulling van het begrip horror die bij mij niet werkt, maar gelukkig staat dit aspect in vergelijking met zijn eerste werk niet meer op de voorgrond.
Hoe dan ook, Deseyn was, zeker nadat Eddy Bertin zich beperkte tot jeugdboeken, een paar decennia de belangrijkste Nederlandstalige horror-auteur, maar de laatste jaren heeft hij concurrentie gekregen. Tom Thys en Anthonie Holslag beperken zich vooralsnog tot verhalen, maar Thomas Olde Heuvelt levert al romans die dikker en griezeliger en beter geschreven zijn dan die van Deseyn.

Ten slotte moet uitgeverij Kramat BVBA expliciet worden genoemd. Een uitgever misschien een beetje aan de zijlijn staat van het fantastische, maar die al vele jaren heel netjes verzorgde boeken uitgeeft in die genres. Naast de horror van Johan Deseyn is er werk van auteurs als Nico De Braeckeleer, Guido Eekhaut, Thirza Meta, Mel Hartman, Karel Smolders, Tais Teng, Peter Schaap en Kevin Valgaeren. En Kramat zal altijd de uitgever zijn van het laatste werk van John Vermeulen, waaronder enkele sciencefictionromans.

Paul van Leeuwenkamp

Zilverbloed – Mariëtte Aerts

Zilverbloed.jpg

Zilverbloed – Mariëtte Aerts (YFA)
De Kronieken van de Zeven Eilanden 5 (en slot)
De Vier Windstreken , Rijswijk (2019)
436 pagina’s; prijs 17,95
Omslag & kaart: JeRoen Murré

Aan alle goede dingen komt een end. De Fransen (Edmond Haraucourt om specifiek te zijn) weten het mooi te zeggen in hun gezegde: Partir c’est mourir un peu. Een waarheid als een koe, maar daarom niet minder treurig. Het is natuurlijk niet zo dat ik een beetje sterf bij het afscheid van deze reeks, maar jammer vind ik het wel. Meer dan eens heb ik gezegd dat deze reeks een internationale allure heeft en helemaal niet zou misstaan in het Engelse taalgebied. Maar tot nu toe heb ik niets van pogingen tot vertalen gehoord en ik denk dan ook niet dat het er ooit van komt. Dat is jammer. Voor de Engelstaligen dan uiteraard. Wat me opviel is dat je de boeken van Mariëlle Aerts nooit tweedehands tegenkomt. Zeker de delen van ‘Het Huis Elfae’ en ‘De Kronieken van de Zeven Eilanden’ ben ik nooit ergens tegengekomen. En dat wil wat zeggen. Ik struin geregeld Kringloopcentra, tweedehands boekwinkeltjes, boeken- en vlooienmarkten in de buurt af en heb nog nooit iets gezien van voornoemde reeksen. Ik denk dat mensen ze vasthouden om er later nog eens van te genieten. Geef ze eens ongelijk. Dat doe ik zelf ook.
Ook een groot voordeel is dat er subtiel nog eens de belangrijkste gebeurtenissen van het vorige deel summier behandeld worden zodat je ongemerkt weer in het verhaal komt. Heel erg prettig vind ik dat. Ik hoef mijn geheugen niet te pijnigen met bedenken wat er ook al weer tot nu toe gebeurde.

In de zes jaar waarin Mariëlle Aerts het verhaal van Raben Teller en Calli Zoutbaardsdochter vertelde, zijn die twee uitgegroeid tot jong volwassenen die hun verantwoordelijkheden hebben én nemen. Ofschoon ze hun jeugdige streken nooit verloren zijn (Calli is en blijft tenslotte de dochter van de piraat Zuran Zoutbaard) gaan ze alle goedwillende personen voor in de laatste strijd tegen het kwaad. En dat die er komt moge duidelijk zijn. Nog een maal trekt Mariëtte Aerts alle registers open voor een apocalyptisch einde. Dwingers, Stormzingers, Vogelheksen, Pernen, mengwezens ontworpen door de krankzinnige monnik Himmondar, De Drie Geleerden uit de parallelle wereld Orbis, zeerovers, elben, draken, De Zwarte Horde en meer, veel meer vreemde wezens uit alle eerdere delen, maken hun opwachting voor de grote finale. Maar ondanks al deze monsters, tovenaars en heksen wordt het verhaal nergens ongeloofwaardig of te gek voor woorden. Alle details vallen prachtig op hun plaats en nergens heb ik kunnen ontdekken dat Mariëtte steekjes heeft laten vallen. Knap gedaan om een dergelijk omvangrijke wereld te laten werken. In bijna tweeduizend pagina’s ontwierp ze een complete wereld tot en met de namen van de maanden van het jaar en de dagen van de maand aan toe. In één woord: Prachtig!

Hoe een en ander afloopt… dat moet je zelf maar lezen en als je nog nooit een boek uit de serie gelezen hebt… geen probleem. Het is nooit te laat om er aan te beginnen. ‘De heersers van Kir’ is het eerste. Ook wil ik nog wat zeggen over de omslagtekeningen en kaarten van JeRoen Murré. De eersten zijn heel erg mooi en de laatste heb ik meermalen gebruikt om te kijken waar het verhaal zich afspeelde. Welhaast onmisbaar mag ik wel zeggen. Wel… ik zal de wereld van ‘De Kronieken van de Zeven Eilanden’ missen, maar de avonturen van Raben en Calli houden hier en nu niet op natuurlijk. Misschien komt Mariëlle er nog eens aan toe die ook op te schrijven. Daar hopen we dan maar op. Want als er iets ophoudt, dan is er ook weer ruimte voor wat nieuws en wie weet is dat nieuws ook weer heel erg mooi. Wie zal het zeggen. In gespannen afwachting…

Jos Lexmond

Rob Hart – Cloud. Boeiende thema’s teleurstellend uitgewerkt?

Cloud.jpg

Cloud; Rob Hart; Karakter Uitgevers B.V.; 2019; oorspronkelijke titel The Warehouse; 421blz.; € 21,99; vertaling: Henk Moerdijk; opmaak binnenwerk: Michiel Niesen, ZetProducties; omslagontwerp: Select interface; omslagbeeld: Getty Images

Boeiende thema’s teleurstellend uitgewerkt?

Cloud Inc. (of gewoon “Cloud”, zoals het op de titelpagina wordt getiteld, of “The Warehouse”, zoals het tussen haakjes ook nog heet) laat afwisselend drie personages aan het woord: via zijn blog is er Gibson Wells, die het bedrijf Cloud Inc. heeft opgericht en groot gemaakt, een beetje als Steve Jobbs maar ook weer anders; en daar tegenover zijn er Paxton en Zinnia, werknemers van het bedrijf. Het verhaal begint wanneer Gibson Wells – met een vermogen van 304,9 miljard dollar de op drie na rijkste man ter wereld – via een blog bekend maakt dat hij ongeneeslijk ziek is en nog maar een beperkte tijd te leven heeft. Dat is ook het moment dat Paxton en Zinnia zich aanmelden om in dienst te treden bij Cloud en beide met succes de testen doorstaan. Paxton wordt aangenomen als beveiliger, Zinnia als productiemedewerker.

Cloud is de allesomvattende totale webshop, met een aantal magazijnen van waaruit de bestellingen met drones in een mum van tijd worden geleverd. Die magazijnen zijn steden op zichzelf; een soort van campussen waar de productiemedewerkers vanuit management-oogpunt optimaal op hun werk worden gericht. Optimaal houdt in: zo winstgevend mogelijk. Dus met zo weinig mogelijk kosten (kleine woonruimtes, minimale gezondheidszorg etc.) en al het verdiende geld besteden aan het bedrijf. Want de producten van deze webshop zijn voornamelijk van Cloud zelf, zoals Albert Heijn in alle productsoorten zijn eigen ‘huismerk’ heeft. En omdat al die productiemedewerkers zo kostenefficiënt bij elkaar wonen, zijn er allerlei andere disciplines nodig, van facilitaire dienst, beveiliging, research & development tot chauffeurs en koks. Een complexe, bijna geheel van de buitenwereld afgesloten gemeenschap als resultaat van een allesbepalende marktwerking. Want Gibson Wells, die van mening is dat hij de wereld alleen maar goeds heeft gebracht, heeft zeker drie presidenten van zijn gelijk weten te overtuigen.
De hedendaagse American Way of Life verder doorgevoerd, ofwel de Amerikaanse bedrijfsvoering die ook in Nederland steeds breder ingang vindt, waarin uiteindelijk alles voor de aandeelhouder is, waarin we geen “personeelszaken” meer hebben maar “HRM”, humans are resources management. Alleen het voordeel van een klein groepje rijken, voor de rest is niets belangrijk, ook niet het milieu, de samenleving of wat dan ook.

Rob Hart toont ons deze wereld via zijn drie personages, vooral via Paxton en Zinnia, die een relatie met elkaar krijgen en aan het eind met Gibson Wells geconfronteerd worden. In een vlot leesbare stijl vertelt hij hoe deze wereld in elkaar zit, hoe die zijn werknemers opzuigt.
Paxton had na zijn loopbaan als gevangenisbewaarder een eigen bedrijf, dat door Cloud kapot werd gemaakt via de allesbepalende marktwerking maar vooral door het voordeel van meer geld. Hij beschouwt zich als een uitvinder en denkt vanuit een stabiele situatie van een inkomen weer nieuwe uitvindingen te kunnen bedenken. En hij hoopt bij gelegenheid Gibson Wells eens te kunnen vragen waarom die zijn bedrijf kapot heeft gemaakt, waarom Cloud zo nodig dat dingetje wat hij had bedacht ook moest gaan maken en daarbij de patenten
Van Zinnia is vanaf het begin duidelijk dat ze daar met een opdracht is; spionage of sabotage, maar van wie die opdracht komt en wat ze precies moet doen, wordt niet duidelijk. De achtergrond van Zinnia blijft onbenoemd; wie is ze, waar komt ze vandaan, heeft ze familie, relaties? Het blijft allemaal buiten beschouwing, net zoals bij Paxton het verleden eigenlijk ook nauwelijks wordt uitgediept.
De personages krijgen niet echt diepte, ze blijven wat vaag. Hart richt zich vooral op hun doen en laten, en dat doet hij op een dusdanige wijze dat je accepteert dat je ze eigenlijk alleen van de buitenkant ziet, net zoals je collega’s, buren, clubgenoten toch vooral van de buitenkant leert kennen.

De spanningsbogen in het verhaal zijn duidelijk. Zinnia die iets wil uitspoken krijgt een relatie met beveiliger Paxton. Ze bewegen in een wereld waarin iedereen voortdurend in de gaten wordt gehouden en gestuurd via verplicht te dragen polsbanden, zoals Google Maps via onze smartphones ook voortdurend weet waar wij zijn, maar er is toch ook een gat in die beveiliging, want er is een drug en er is een vermoeden dat sommigen de controle van de polsband kunnen ontwijken. En je weet dat er een confrontatie gaat komen met de grote rijke eigenaar. Er is ook een verschroeiend buiten, waar het niet goed leven is en dat dan ook vooral wordt genegeerd, de focus nog meer op de afgesloten wereld van Cloud richtend. En dan komt het verhaal door de acties van Zinnia in een stroomversnelling, ontdekt ze nog een aantal geheimen en eindigt het met een anticlimax, met een einde dat wat mij betreft te vaag blijft. Alleen de deprimerende situatie waarin Paxton terecht komt vind ik heel sterk beschreven.

De achterflap meldt dat Publishers Weekly het “een intelligente Orwelliaanse roman” noemde en concludeerde dat de wereld die Hart schetst het “waarschuwende verhaal memorabel en sterk” maakt. Het verhaal dringt de vergelijking met dystopisch werk als van Orwell en Huxley ook nadrukkelijk op door het expliciet te hebben over de verkoop van deze boeken. De aannames en conclusies daarover zal ik niet verklappen, want ze weerspiegelen de clue van de hele roman. En ja, de beoordeling van Publishers Weekly is terecht. Cloud Inc is een intelligente Orwelliaanse roman. En het verhaal is waarschuwend en memorabel. En het is vaardig geschreven en het leest vlot. De teloorgang van het milieu bijna geheel buitten het verhaal te houden, en het toch zo duidelijk aanwezig te laten zijn, dat vind ik sterk. De afwikkeling van de grote dystopische romans en het in het verlengde daarvan plaatsen van de situatie waarin Paxton uiteindelijk terecht komt, ook dat vind ik sterk.
En toch…
Het mist intensiteit. Sommige dingen blijven teveel in de lucht hangen, zoals de verzetsbewegingen buiten en binnen de Cloud-gemeenschap. De ontdekkingen van Zinnia wanneer ze op weg gaat om haar sabotagedaden te plegen, komen iets teveel uit de lucht vallen en dragen niet echt bij aan het thema van het verhaal. Misschien is het gewoon iets te Amerikaans, maar dan wel van een Amerikaan met het hart op de juiste plaats en een schrijfvaardige hand.

Paul van Leeuwenkamp