Cli-Fi, Solarpunk, en Ziltpunk: klimaatverandering in speculatieve fictie – HSF 2024/3

Klimaatverandering is altijd al een onderdeel geweest van het SF-genre. Want een van de mogelijke manieren om SF te definiëren is als fictie over de volgens natuurwetten verwachte consequenties van veranderingen (technologische of maatschappelijke) en de manier waarop individuen dan wel beschavingen daarop reageren. Soms zijn die consequenties lokaal maar nog vaker gaat het om wereldwijde veranderingen. Zo leidt onze op fossiele brandstof gebaseerde economie volgens de wetenschap tot klimaatverandering en daarmee gepaard gaande ecologische rampen zoals droogte, extreem weer, hittegolven, verzuring van de oceanen en ga zo maar door.

Schrijvers speculeerden al in de beginjaren van ons geliefde genre over wereldwijde veranderingen in het klimaat. Zo schreef Arthur Conan Doyle in 1913 ‘The Poison Belt’, waarin professor Challenger ontdekt dat de Aarde in een wolk giftig gas terecht zal komen waardoor iedereen dreigt te stikken. En in 1838 al kwam Edgar Allan Poe met het korte verhaal ‘The Conversation of Eiros and Charmion’ over een komeet die de Aarde nadert waardoor het zuurstuf in de atmosfeer toeneemt, tot alles uiteindelijk verbrandt.
In de zogenaamde ‘gouden eeuw’ van de SF lieten auteurs regelmatig nieuwe ijstijden optreden als gevolg van komeetinslagen en kernoorlogen. Dit waren rampenverhalen, met een focus op heldhaftige overlevenden. Denk aan ‘A Pail of Air’ van Fritz Leiber waarin de lucht bevroren is geraakt. Nog vaker ging het om verhalen die commentaar leverden op de vernietigingskracht van atoomwapens, zoals ‘On the Beach’ van Nevil Chute.
De focus van de SF verlegde zich in de jaren ’60 van ‘outer space’ naar ‘inner space’. Auteurs realiseerden zich dat mensen ingrijpend worden beïnvloed door hun omgeving. Verandert hun omgeving, dan verandert dus ook de psychologie van de mens. Een schrijver als J.G. Ballard dacht hier over na. Kwam hij 1962 nog met ‘The Wind From Nowhere’ (een klassiek rampenverhaal), dat volgde hij op met zijn trilogie bestaande uit ‘The Drowned World’, ‘The Burning world’ en ‘The Crystal World’. In alle drie verandert de Aarde ingrijpend, respectievelijk door het broeikaseffect, door het niet meer verdampen van water en door een kristallisatieproces. Alle drie de verhalen gaan over karakters die door hun nieuwe omgeving dwalen en een gevoel van vervreemding ervaren.
De wetenschap kwam steeds meer te weten over de invloed van de mens op het milieu en de zorg ontstond dat we door onder andere kap van regenwoud, leeg vissen van de oceanen en milieuvervuiling onze eigen omgeving onleefbaar zouden maken. Deze zorg kwam duidelijk tot uiting in het rapport ‘The Limits To Growth’ van de Club van Rome uit 1972. SF-schrijvers gingen ook aandacht vragen voor het milieu. Zo waren er boeken over overbevolking – veel mensen kennen de term ‘soylent green’ uit de gelijknamige film, die was gebaseerd op ‘Make Room! Make Room!’ van Harrry Harrison. Isaac Asimov kwam in de jaren ’70 met zijn meesterlijke ‘The Gods Themselves’. Hij schrijft dat er door vervuiling grote rampen zijn gebeurd, waarna mensen nieuwe energiebronnen zijn gaan zoeken. Wetenschappers ontdekken dat de nieuwe energiebron schadelijke gevolgen heeft voor het universum. Niemand wil ze geloven en hun onderzoek wordt door de industrie onderdrukt terwijl het grote geld de reputatie van de wetenschappers besmeurt. Wat dat betreft had Asimov een voorspellende gave.

De opkomst van Cli-Fi
Verhalen waarin door broeikasgassen veroorzaakte opwarming van de atmosfeer voorkwam, verschenen nog iets later. Een voorbeeld uit 1993 is ‘The Parable of the Sower’ van Octavia Butler. Verder schrijft Kim Stanley Robinson in zijn Mars-trilogie ook over een steeds minder leefbare Aarde, terwijl het klimaat op Mars juist voor bewoning van de mens wordt gereedgemaakt. De publieke aandacht voor klimaatverandering nam toe na de vertoning van de film ‘An Inconvenient Truth’ in 2006. Het principe van klimaatverandering werd in deze film helder uiteengezet. Hierna dook het onderwerp op in steeds meer boeken en verhalen. De term ‘Cli-Fi’ werd in 2007 of 2008 voor het eerst gebruikt door journalist Dan Bloom, als aanduiding voor zijn novelle ‘Polar City Red’. In april 2013 publiceerden Christian Science Monitor en NPR over de nieuwe literaire beweging van romans en films over door de mens veroorzaakte klimaatverandering: Cli-Fi. Dan Bloom bedoelde Cli-Fi niet per sé als een nieuw subgenre van de sciencefiction. Het gaat ook om literaire romans die zich afspelen op plekken waar de gevolgen van klimaatverandering nu of in de zeer nabije toekomst al merkbaar zijn. Ik denk hierbij aan de roman ‘Clade’ van James Bradley over een familie die probeert bij elkaar te blijven in een wereld vol overstromingen en uitsterven van diersoorten. Maar ook ‘Waterjager’ van Chris Polanen is een voorbeeld.
Natuurlijk is er ook veel SF die onder de paraplu van de Cli-Fi valt. Denk maar aan de boeken van Kim Stanley Robinson, zoals zijn ‘Science in the Capitol’-trilogie, ‘New York 2140’ en de moderne klassieker ‘The Ministry for the Future’ (iedereen met ook maar een beetje interesse in dit onderwerp moet dit gelezen hebben). Of wat dacht je van ‘Termination Shock’ van Neal Stephenson, waarin ook Nederland aan bod komt en ‘The Windup Girl’ van Paolo Bacigalupi, waarin fossiele brandstoffen opraken en ook voedseltekorten ontstaan?
Klimaatverandering komt trouwens ook aan de orde in verhalen die niet specifiek over het onderwerp gaan. Auteur Annalee Newitz zei in een interview: “Elk verhaal over de toekomst dat zich minstens een eeuw na nu afspeelt, moet een dramatisch beeld schetsen van klimaatverandering. Elke goede wereldbouw van een toekomstige wereld zal op de een of andere manier moeten worstelen met klimaatverandering en de gevolgen ervan.” Een auteur die dit doet is Stephen Baxter. Zo zijn er in de wereld van ‘Proxima’ en ‘Ultima’ klimaatrechtszaken geweest tegen degenen die de rampen veroorzaakten. En in het ‘World Engines’-tweeluik is Groot-Brittannië veranderd in een eilandenrijk en leven er veel minder mensen op de toekomstige aarde.

Solarpunk
Overigens laat SF over klimaatverandering niet alleen de negatieve gevolgen zien van klimaatverandering. SF-schrijvers verzinnen ook methodes om klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken en de gevolgen ervan te verminderen en manieren waarop hun personages op een menswaardige manier kunnen leven op een opgewarmde wereld. Doemscenario’s kunnen namelijk leiden tot apathie. Voordat mensen zich gaan inzetten voor verandering, is het noodzakelijk dat ze geloven dat hun handelen nog positief effect kan hebben. Dit inzicht leidde tot het ontstaan van een nieuw subgenre, dat van de ‘solarpunk’. Deze term werd in 2008 voor het eerst gebruikt. Net als steampunk ligt de focus op een specifieke technologie, maar in dit geval is dat niet stoomkracht maar groene energie. Voorbeelden zijn de novelles van Becky Chambers, ‘A Psalm for the Wild-Built’ en ‘A Prayer for the Crown-Shy’, maar ook ‘A Half-Built Garden’ van Ruthanna Emrys over een gemeenschap die leeft in een door klimaatverandering aangetaste wereld en bouwt aan een evenwichtigere samenleving door middel van netwerktechnologie en ‘The Lost Cause’ van Cory Doctorow vallen onder deze aanduiding en natuurlijk de Braziliaanse SF-bundel met de titel ‘Solarpunk’.

In ons taalgebied
De Nederlandse auteurs Jaap Boekestein en Tais Teng kwamen in 2017 met hun eigen subgenre, ‘ziltpunk’, waarvan hun bundel ‘Orkaanhoeders en Dijkenfluisteraars’ nog steeds de belangrijkste vertegenwoordiger is. De onrealistische technologie in deze verhalen geeft volgens critici een te optimistisch beeld van de toekomst – ‘je zou bijna hopen dat deze werelden realiteit worden’ – maar wellicht is er ook in de cli-fi plek voor een vorm van escapisme.
Gelukkig zijn er ook andere Nederlandse en Vlaamse auteurs die over klimaatverandering schrijven. Ik herinner me bijvoorbeeld de Thule-boeken van Thea Beckman over een groen Groenland en ‘Niemand houdt me tegen’ van Evert Hartman waarin in 2136 half Nederland onder water staat. Meer recente voorbeelden zijn de ‘Slaves’-serie van Miriam Borgermans, de ‘Leegland’-trilogie van Marjan Brouwers en ‘Koepel Goes’ van Charles van Wettum, waarin in Zeeland een koepel wordt gebouwd waarin door de stijgende zeespiegel uit hun huis verjaagde inwoners eenin plek moeten vinden.
Deze drie auteurs deden alle drie mee met de tweede door mij samengestelde klimaatbundel ‘Welkom in de broeikaswereld’, die uitkwam in 2023. Klimaatverandering zal de komende decennia alleen maar meer invloed krijgen in ons leven. SF-schrijvers die met beide benen in de maatschappij staan, kunnen er daarom niet omheen. Daarom staat voor 2026 een nieuwe bundel gepland, met als voorlopige titel: ‘Opstand tegen de ondergang’. Ik hoop echter dat in de tussentijd andere schrijvers zich niet onbetuigd zullen laten.

Dit artikel, door Johan Klein Haneveld, is eerder verschenen in HSF (2024/3).

https://johankleinhaneveld.blogspot.com/

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *