Klaverblad: Interview met Floris Kleijne – HSF (2021/1)

Over Klaverblad, het boekendebuut van Floris Kleijne, zijn redactieleden Marlies en Alice erg te spreken. Het is iets heel anders dan de verhalen die we van Floris gewend zijn. Een goed moment om -helaas op afstand- Floris aan de tand te voelen over deze stap naar de thrillerwereld.

Klaverblad is je debuut als thrillerauteur. Wij kennen jou in onze wereld natuurlijk vooral als schrijver van speculatieve fictie. Waarom heb je gekozen voor thriller als genre voor je eerste roman? En denk je dat het makkelijker is om gepubliceerd te worden als schrijver van thrillers dan als schrijver van speculatieve fictie?
Eigenlijk ben ik altijd behoorlijk genre-promiscue geweest. Als je mijn vroegste verhalen naast elkaar legt, zie je alles: van SF en fantasy via horror naar spanning en zelfs mierzoete romantiek. Ik heb mezelf nooit willen vastpinnen op een genre, maar altijd het verhaal geschreven dat eruit wilde.
Sinds 2002-2003 schrijf ik wel primair speculatieve verhalen, deels zeker omdat ik dat echt leuke, interessante genres vind, maar deels ook omdat de eerste bescheiden successen (zoals mijn eerste prijs in de Writers of the Future Contest) zich in de speculatieve genres afspeelden. Maar het allereerste verhaal dat ik verkocht, Deep Red, is pure suspense, zonder enig speculatief element.
Dus toen ik vijf, wat zeg ik, inmiddels zes jaar geleden de keuze maakte om me serieus te wijden aan een boek, had ik de keuze uit een half dozijn verschillende ideeën in uiteenlopende genres (en zelfs verschillende talen). Epische fantasy, harde SF, een mainstream-verhaal in hedendaags Nederland, een weerwolf-whodunnit, een Michael Crichton-achtig verhaal over een pandemie… en dus dit idee. Alle ideeën waren me om verschillende redenen even dierbaar, alle vond ik even interessant om te gaan uitwerken.
De reden waarom ik uiteindelijk voor Klaverblad heb gekozen is meteen het antwoord op je vervolgvraag. Als ik hier serieus werk van wilde maken, zo redeneerde ik, wilde ik de randvoorwaarden zo laagdrempelig mogelijk maken. Klaverblad was nadrukkelijk een Nederlandstalig idee, wat betekende dat agenten en uitgevers veel makkelijker toegankelijk waren, domweg omdat ze zich in hetzelfde land bevinden. En thrillers worden veel meer uitgegeven en gelezen, zodat ik mijn eigen kansen volgens mij sterk vergrootte door voor dat genre te gaan.
Maar het begon er wel mee dat Zorah en haar verhaal me minstens zo na aan het hart lagen als de andere opties die ik heb overwogen.

Klaverblad kan gezien worden als een corporate thriller waarin ik als lezer invloeden van Charles den Tex meen te zien. In hoeverre heb jij je door zijn werk laten inspireren? En zijn er nog andere auteurs waar we invloeden van terug zouden kunnen vinden in je boek?
Goed gezien! Ik ben liefhebber van het werk van Charles den Tex en dat heeft me inderdaad geholpen om tot Klaverblad te komen. Niet eens zozeer inspiratie in letterlijke zin, maar meer nog dat zijn boeken me hebben laten zien dat een verhaal met sterke wortels in de bedrijfswereld en de technologie levensvatbaar en succesvol kan zijn. Eerder geruststelling en aanmoediging dus dan inspiratie.
Verder durf ik niet te zeggen of er van mijn favoriete thrillerauteurs invloeden terug te vinden zijn. Dat mag de lezer beoordelen. Maar ik kan wel een paar auteurs noemen die ik erg graag lees, en ook bewonder.
Om te beginnen het thrillerwerk van Iain Banks, die mét middelste initiaal M. zoveel briljante SF heeft geschreven. Ik ben dol op de manier waarop hij de menselijkheid van zijn hoofdpersonen toont terwijl hij tegelijk op meesterlijke wijze zijn complexe plots weeft.
Elizabeth George is de koningin van de literaire, psychologische thriller, en ik bewonder haar om hoe ze de tijd neemt om plot, omgeving en personages liefdevol uit te werken.
En deze opsomming is veel te kort, maar zeker incompleet zonder de naam Nicci French. The Memory Game blijft een van mijn favoriete thrillers ooit, en de manier waarop ze in de Frieda Klein-reeks in acht boeken een heel ecosysteem van karakters opvoeren, daar kan ik alleen maar vol bewondering -en een beetje afgunst- naar kijken.

De wereld waar Klaverblad is die van het grote bedrijfsleven met daarbij horende grote opdrachten met soms schimmige contracten. Je geeft in het nawoord aan dat onder andere de Klimopzaak een voorbeeld is van hoe zoiets in de echte wereld gaat. Veel lezers zullen geen idee hebben van de omvang van dit soort kwesties, is educatie daarover ook een deel van de motivatie om dit boek te schrijven?
Laat ik daar maar meteen onomwonden ‘Nee’ op zeggen. Een verhaal dat de expliciete intentie heeft om te onderwijzen, loopt volgens mij al gauw het risico om didactisch en pedant te gaan klinken. Wel geloof ik dat het voor iedereen zowel waardevol als boeiend kan zijn om kennis te nemen van die waargebeurde zaken. Vooral daarom noem ik achter in die boeken en die Zembla-aflevering die aan de basis stonden van het idee. Maar een lezer kan het verhaal ook prima nemen zoals het is, zonder zich in het minst te interesseren in de werkelijke feiten die de plot hebben geïnspireerd.

Een van de hoofdpersonen van je boek is Zorah. Zorah is een vrouw met een groot trauma in haar vroege jeugd. Haar moeder is in haar bijzijn vermoord. Hoe heb je onderzoek gedaan om zo zwaar en gevoelig onderwerp op een zo authentiek mogelijk in je verhaal verwerkt te krijgen?
Het eerlijke antwoord? Helemaal niet, in elk geval niet expliciet en gericht. Ik heb Zorah verzonnen, ik heb me in haar ingeleefd, en opgeschreven hoe ik me voorstelde dat het voor haar zou zijn.
Ik heb daarbij dankbaar gebruik gemaakt van het mechanisme dat ik SF-schrijver Tobias Buckell in een panel eens veel beter heb horen beschrijven dan ik het kan. Iedereen, zo zei Buckell, heeft in zijn hoofd een karaktersimulator, een soort supergeavanceerde The Sims, waarin we volcontinu modellen runnen van mensen die we kennen. Deels om die mensen te begrijpen, deels om te proberen ze te voorspellen. Dankzij dat simulatiesysteem in ons hoofd kan het lijken of mensen helemaal niet zijn veranderd als je ze na een jaar weer ziet: de karaktersimulator is met ze meegegroeid en mee veranderd en heeft een redelijk betrouwbare voorspelling gedaan over hoe die persoon is veranderd in de tussenliggende tijd. Hoe meer mensen je kent, hoe beter je op ze let, hoe beter de simulator is geprogrammeerd.
Schrijvers gebruiken (misbruiken?) deze simulator om hetzelfde kunstje te doen met fictieve karakters. Dat is wat schrijvers bedoelen als ze zeggen dat ze verrast zijn door een karakter, of dat ze alleen maar hebben opgeschreven wat het karakter zei of deed. Die simulator is een black box, dus het resultaat kan de schrijver verrassen.
In Zorahs geval heb ik dus een karakter verzonnen op hoofdlijnen, veel over haar nagedacht en in mijn hoofd met haar gespeeld, toen de omstandigheden uit het verhaal op haar losgelaten, en de simulator laten ontdekken wat ze in die omstandigheden zou doen en zeggen, hoe ze zou reageren.
Het is dus niet zozeer een gemiddelde, wetenschappelijk goed onderbouwde manier van omgaan met trauma, maar Zorahs manier.

De ontknoping van het verhaal van Zorah vonden we goed uitgevoerd, maar we vroegen ons af of je ook andere opties hebt overwogen? En als dat het geval is, waarom heb je dan toch uiteindelijk voor deze ontknoping gekozen?
De slotscène in de regen (meer zeg ik niet, om spoilers te vermijden) heb ik vanaf het begin in beeld gehad. Die ontknoping moest de culminatie zijn van het hele verhaal. In die zin heb ik geen enkele andere optie overwogen. Ook wat er daarna nog gebeurt wist ik op hoofdlijnen van tevoren. Op detailniveau, bijvoorbeeld wat betreft de inhoud van de epiloog, heb ik heel weinig van tevoren nagedacht; dat deel wist ik pas toen ik het schreef, ik wist alleen wat de emotionele lading zou moeten zijn.
En toen het einde naderde, en ik besefte dat ik de lezer nog duidelijk moest maken hoe de vork nu precies in de steel zit, had ik werkelijk geen flauw benul hoe ik dat zou aanpakken. Ik wilde het duidelijk maken, maar zonder de goedkope uitweg van directe expositie; als ik dan toch moest uitleggen hoe het zat, dan wilde ik dat deel van de tekst dubbel werk laten doen.
Van die scene waarin uiteindelijk de toedracht uit de doeken wordt gedaan, dacht ik eerst dat het een korte, functionele scene zou zijn. Maar naarmate ik verder schreef, besefte ik dat ik het ideale, natuurlijke moment had bereikt om de toedracht te verklappen. En dat ik voor dat doel ook in het hoofd van de juiste persoon zat. Dus die scene is uiteindelijk zeker vier keer zo lang geworden als voorzien.

Heb je ook nog extra onderzoek gedaan naar hoe Zorah als vrouw anders reageert dan jij als man zou doen?
Deze vraag krijg ik vaker, en hij verbaast me altijd. Zorah is niet ‘een vrouw’, Zorah is Zorah. Ik ben ervan overtuigd dat de individuele ver-schillen tussen mensen veel groter -en veel interessanter- zijn dan de zogenaamde verschillen tussen man en vrouw. Dus ik heb Zorah als Zorah geschreven, Roelant als Roelant, en alle andere karakters als de persoon die ze zijn, niet als hun gender.
Om dat concreet te maken: Zorah is een streberige carrièrejager die miljoenendeals najaagt, een karaktertrek die als traditioneel ‘mannelijk’ zou kunnen worden beschouwd. En Zorah houdt van kleding, is daar in haar hoofd regelmatig bewust mee bezig, en kleedt zich voor elke gelegenheid om, wat als ‘vrouwelijk’ gedrag zou worden bestempeld. Maar Zorah is niet met kleding bezig omdat ze een vrouw is, net zomin als ze ambitieus is omdat ze een man is. Ze heeft die eigenschappen omdat ze Zorah is.
Om het nóg concreter te maken: Zorah verwijst ergens in het begin naar haar werkkleding als een ‘jurkje’. Een vrouwelijke proeflezer was er stellig van overtuigd dat dat moest veranderen, want geen vrouw zou de jurk die ze op haar werk draagt een ‘jurkje’ noemen. Mogelijk is dat voor de gemiddelde vrouw zelfs waar. Maar Zorah is geen gemiddelde vrouw, Zorah is Zorah. (En ik heb dit punt meteen bij andere vrouwen gecheckt, waarbij sommigen het met die proeflezer eens waren, en anderen er geen enkel probleem in zagen.) Gemiddeldes definiëren niet wie ze is, zoals gemiddeldes niemand definiëren; wie ze is wordt gedefinieerd door hoe ze is.
Ik kan natuurlijk niet goed beoordelen of Zorah als vrouw overtuigt. Maar dat was mijn intentie ook niet. Zorah moet als Zorah geloofwaardig zijn. En het boek is aangekocht door mijn uitgever Hajnalka Bata, een vrouw, en ik heb het geredigeerd met mijn redacteur Roselinde Bouman, ook een vrouw. Dus ergens moet ik iets goed hebben gedaan met Zorah, denk ik dan.

De andere hoofdpersoon is Roelant. Toen we hem voor het eerst in het boek tegenkwamen vonden we het een vrij standaard thriller privédetective en waren we daardoor wat teleurgesteld. Zeker toen Zorah en hij ook nog vrij vlot seksuele spanning ontwikkelden. Zonder spoilers te geven vinden we dit aan het einde van het boek niet meer. Vond je het lastig om dat karakter meer diepgang te geven?
Als je het boek nog een keer zou lezen, zou je mogelijk de hints en details herkennen die het voorwerk doen voor de omslag die je wat betreft Roelant hebt gemaakt. Ik ben blij dat het heeft gewerkt: dat je aan het begin een standaard detective ziet en aan het eind tot ander inzicht bent gekomen, is geen toeval. En opvallend genoeg heb ik die opmerking over de snelheid waarmee ze seksuele spanning ontwikkelen ook vaker gehad. Volgens mij is dat de essentie van aantrekkingskracht: die ontstaat meestal onverklaarbaar en vaak ook razendsnel. Biologen zouden misschien over feromonen praten; ik geloof eerder dat Zorah en Roelant iets in elkaar herkennen, iets waar ze beiden naar snakken.

De spanningsbogen in de verhaallijnen van Zorah en Roelant lopen niet gelijk. Daarnaast heb je ook de intermezzo’s nog aan het verhaal toegevoegd die weer een eigen spanningsboog hebben. De karakters beleven niet hetzelfde, hebben niet dezelfde doelen, motieven en angsten, welke schrijftechnieken heb je gebruikt om dit voor elkaar te krijgen? En wat heb je daarbij gehad aan het redactieproces?
Het uitgangspunt was de twee hoofdpersonen Zorah en Roelant, en het was voor mij vanaf het begin zonneklaar dat zij parallelle verhaallijnen zouden krijgen. Inhoudelijk wist ik natuurlijk wat er in die verhaallijnen zou gebeuren; om ze goed van elkaar te onderscheiden, ook voor de lezer, heb ik meteen de bewuste keuze gemaakt om Zorah in de eerste persoon, en Roelant in de derde te vertellen.
Maar de keuze voor die twee perspectieven betekende wel dat er van alles verborgen bleef voor de lezer, wat die wel moest weten. Bovendien had het verhaal voor mijn gevoel nog wat extra spanningsopbouw nodig. Daarom heb ik de intermezzo’s toegevoegd, om de lezer een kijkje te geven in de andere kant van het verhaal (en om hier en daar een rode haring uit te zetten). En daarbij leek het me een leuke stijlvorm om die intermezzo’s volledig in de vorm van (telefonische) dialoog te schrijven, ook omdat dat mij een extra uitdaging bood om het in die vorm helder te houden en de betrokken karakters duidelijk te blijven onderscheiden.
Maar op een gegeven moment werd het wel een grote uitdaging om de parallelle verhaal- en tijdlijnen uit elkaar te houden. Ik schrijf in Scrivener; toen ik voelde dat ik hulp nodig had om de structuur te bewaren heb ik Aeon Timeline ernaast gezet en aan het Scrivener- project gekoppeld, en ben ik in detail gaan uitwerken wie, op welk moment, waar, wat aan het doen is. Vanaf dat moment wist ik van alles wat er op de pagina én buiten beeld gebeurt tot op de minuut nauwkeurig wanneer het gebeurt en hoelang het duurt.
In het redactieproces hebben we hier vooral nog aan fijngeslepen. Grotendeels is die hele opbouw en structuur intact gebleven vanaf de versie die ik heb ingezonden.

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de eerste en definitieve versie van Klaverblad?
Daar moest ik even over nadenken, want het redactieproces is een jaar geleden al afgerond. Twee belangrijke dingen schieten me te binnen.
Ten eerste heeft mijn redacteur terecht voorgesteld om het hele Deel 1 om te gooien. Het was oorspronkelijk een lange reeks hoofdstukken vanuit Zorahs perspectief, gevolgd door een even lange reeks hoofdstukken van Roelant. Roselinde zag scherp dat het interessanter en spannender zou zijn om die twee af te wisselen. De huidige, sterk verbeterde opbouw van Deel 1 is volledig haar verdienste.
En de tweede grote ingreep komt ook op haar conto. We hebben de rolverdeling tussen Roelant en Zorah evenwichtiger gemaakt, door een flink deel van de benodigde kennis en inzicht over te hevelen van Roelant op Zorah. Daardoor zijn ze, in elk geval voor mijn gevoel, veel meer gelijkwaardige partners geworden in het onderzoek.

We hebben tijdens het lezen van het boek wat moeite gehad met de proloog. In eerste instantie vonden we dat deze te vroeg eigenlijk al te veel van het verhaal weggaf. Uiteindelijk hebben we het gevoel dat de hele proloog overbodig is. Wat wil je met de proloog bereiken bij lezers en heb je andere opties overwogen?
Je moet natuurlijk nooit tegen een schrijver zeggen dat een deel van zijn boek overbodig is. Gelukkig ben ik het er ook helemaal niet mee eens. Uiteraard, zou ik zeggen, want de proloog heeft het definitieve boek gehaald; wat betekent dat mijn redacteur ook inzag dat de proloog een onlosmakelijk onderdeel is van het boek.
Om te beginnen is de proloog het eerste ankerpunt van Zorahs emotionele karakterboog. De gebeurtenis in de proloog definieert wie ze is en wat haar drijft, en vooral ook waarom het sms’je, waar de externe plot om draait, haar zo raakt.
Maar daarnaast is de proloog in zekere zin sowieso het werkelijke begin van het verhaal. Anders bekeken: het verhaal draait feitelijk om twee gebeurtenissen: de proloog en hoofdstuk 1. Beide gebeurtenissen zijn zo belangrijk voor het verhaal dat ze allebei op de pagina moeten gebeuren, zichtbaar voor de lezer. En de proloog is zo lang geleden dat hij proloog moet zijn en geen eerste hoofdstuk.
Dus nee, ik heb geen moment overwogen om dat anders te doen. Sterker nog, de proloog is het oudste deel van het boek, zowel conceptueel (het eerste onderdeel waarvan ik wist dat het in het boek thuishoorde) als feitelijk (verreweg het eerste deel wat ik heb geschreven). En ik hou zelf erg van boeken met proloog. Dat helpt ook.

Een deel van het verhaal speelt zich af in Shanghai. Ben je zelf wel eens in Shanghai geweest en zo ja, heb je nog tips?
Niet alleen ben ik in Shanghai geweest, ik ben daar met vrijwel dezelfde vlucht naartoe gevlogen als Zorah, en ben op alle plekken geweest waar Zorah komt. Ik heb in dat hotel gelogeerd en de thermostaat doet het echt niet in die kamers. En ja, ik ben ook in de Mac geweest, en mijn houding jegens dat voedsel ligt veel dichter bij die van Huang dan die van Zorah.
Mijn tip voor een bezoek: neem meer tijd dan ik had. Ik ben op zondag ingevlogen om maandag een training te geven, en vervolgens op dinsdag weer naar huis gevlogen (in tegenstelling tot Zorah gelukkig wel een directe vlucht). Voor zover Shanghai de moeite waard is, heb ik daar niets van meegekregen.

En tot slot willen we graag weten of we een vervolg tegemoet kunnen zien?
Voor het antwoord op die vraag ben ik overgeleverd aan de genade van de Boekerij. Maar er zitten al jaren een aantal vervolgverhalen in mijn hoofd, en een daarvan heb ik al onderhanden. In dat boek komen allerlei personen uit Klaverblad weer terug, inclusief uiteraard Zorah en Roelant. Gelukkig is mijn redacteur net zo dol op die twee als ikzelf…

Klaverblad is bestelbaar bij de (online) boekhandel of gesigneerd bij floriskleijne.nl

Wij hebben Klaverblad met veel plezier gelezen. De opbouw van het verhaal is in het begin traag, maar niet op een vervelende manier. Je leert de karakters echt kennen en hun motieven begrijpen. De wisselingen van perspectief zijn fijn, en duidelijk aangegeven. Hierdoor weet je als lezer op sommige momenten meer dan de personages, wat op een goede manier spanning toevoegt aan het verhaal. Je onderbuik roept zo nu en dan “doe het niet, doe het nou niet (of soms – doe het juist wel).”
Floris heeft een fijne vlotte stijl van schrijven. 
Hij gebruikt niet meer woorden dan nodig, maar weet ook stilistisch heel goed de spanning op te voeren. Dat voelt niet als een trucje zoals dat vooral bij Amerikaanse thrillers wel eens het geval is.
De locaties in het verhaal komen tot leven en met een extra speciale vermelding voor Amsterdam. Het lukt Floris op een goede manier om de lezer mee te nemen naar het Amsterdam van het grote geld en dubieuze deals. Het Amsterdam waar je in de auto langsrijdt en waarvan je vooral de kantoorverlichting bijblijft die aan is op tijdstippen dat normale mensen allang thuis bij hun gezin zijn. Floris zet deze wereld op een manier neer die vergelijkbaar, maar anders genoeg is, van hoe Charles den Tex schrijft.
Waar we na dit boek vooral op hopen is dat er heel misschien in de toekomst ook nog eens een echt sciencefiction boek van zijn hand zal verschijnen. Of natuurlijk gewoon nog zo’n goede thriller.

Dit interview, door Alice Jouanno en Marlies Scholte Hoeksema, is eerder verschenen in HSF (2021/1).

 

Is ontsnappen mogelijk? The Nonary Games – HSF (2021/1)

Er wordt mij wel eens gevraagd wat het beste sciencefiction verhaal is wat ik de laatste jaren heb gelezen. Ik vertel dan graag over The Expanse, A Memory Called Empire en Children of Time. Maar het eerlijke antwoord is dat het beste sciencefiction verhaal dat ik de afgelopen tien jaar heb gelezen, of eigenlijk heb gespeeld, de drie computerspellen zijn die samen The Nonary Games vormen. Kenmerkend voor deze spellen is dat het visual novels zijn met een spelelement in de vorm van escape room puzzels.

Het eerste deel in de serie is 999: 9 Hours, 9 Persons, 9 Doors. Het spel is in 2009 in Japan uitgebracht op de Nintendo DS en in 2010 is er een Engelstalige versie gekomen vooral gericht op de Amerikaanse markt. In 2017 is dit spel samen met het tweede deel opnieuw uitgegeven voor onder andere de Playstation 4 en inmiddels zijn ze ook via Steam te spelen op PC. De schrijver van dit spel, en de andere delen, is Kotaro Uchikoshi. In Japan is de markt voor alternatieve vertelvormen zoals visual novels altijd al groter geweest dan in Europa en de VS. Dit komt waarschijnlijk doordat handheld consoles daar ook veel meer door volwassenen gebruikt worden als zij van en naar het werk moeten reizen. En natuurlijk helpt het feit dat manga breed gelezen wordt ook. Uchikoshi onderzoekt in zijn visual novels hoe zijn hoofdpersonen tot keuzes komen en hoe deze keuzes de wereld kunnen beïnvloeden.

In het eerste deel zijn 9, op het eerste gezicht willekeurig gekozen, personen samen op een schip opgesloten dat binnen 9 uur zal zinken. Het doel is simpel, ontsnappen. Het verhaal begint als de hoofdpersoon, Jumpei, wakker wordt in zijn cabine zonder te weten waarom hij daar is en wat er aan de hand is. Hij heeft een horloge om waarop alleen het cijfer “5” zichtbaar is. Nadat de eerste puzzel opgelost is kom je de andere 8 karakters tegen en wordt uitgelegd wat de bedoeling is. Je bent op dit schip terecht gekomen door Zero en je bent onvrijwillig deelnemer aan zijn spel “The Nonary Game”. Een spel dat gaat over leven en dood en over het maken van keuzes. En Zero heeft er voor gezorgd dat je wel mee moet doen, er is namelijk een bom in je maag die ontploft als je dat niet doet. Wat meteen aan het begin ook duidelijk gemaakt wordt doordat een van de karakters zich niet aan de regels houdt en dus opgeblazen wordt. Nee, het is geen spel, of verhaal, voor kinderen.

Vervolgens moet je keuzes maken, je moet kiezen met wie je onderzoek gaat doen op het schip en wie je wel en niet vertrouwd. In het spel moet je ook echt kiezen, en de keuzes die je maakt hebben ook echt gevolgen. Of Jumpei blijft leven, of dat hij het einde niet haalt en hoe gruwelijk zijn einde dan is (waarbij verdrinken niet de ergste optie is). Deze keuzes werken via het model van prisoner dilemma’s en een aantal lijken geen goede uitkomst te hebben, alleen maar een minder slechte. Het mooie is dat nadat je het, meestal dodelijke, resultaat van je keuzes hebt gezien je het verhaal weer op kan pakken op het moment van je keuze en dus een andere optie kan kiezen. Hierdoor krijg je een steeds groter wordende boom met verhaalvertakkingen. Mooi visueel weergegeven zodat je kan zien waar je bent en welke takken je wel en niet al hebt doorlopen. Natuurlijk is er maar een route uit het doolhof en om die te vinden moet je alle takken doorlopen hebben.

En nou is de vraag natuurlijk, waarom is dit sciencefiction? Want als je het voorgaande leest denk je eerder aan horror, waar zeker ook elementen van te vinden zijn. Sterker nog, ondanks het feit dat er in alle drie de delen geen enkel bewegend beeld zit zijn er twee sterfscenes die lang zijn blijven hangen. Iets wat ik bij horrorfilms nooit heb. Het sciencefiction-element komt op het einde van het eerste deel naar voren, maar nog veel sterker in het tweede deel, Zero Escape: Virtue’s last Reward en het laatste deel Zero: Time Dilemma. The Nonary Game blijkt een experiment te zijn om door het maken van keuzes onder extreme druk en stress, wat alleen maar kan ontstaan als de keuzes om leven en dood gaan, het reizen van de geest door de tijd mogelijk te maken. Het doel is om ervoor te zorgen dat op deze manier de jonge geest van de hoofdpersoon in de toekomst uitkomt – dit is de sprong die van deel 1 naar deel 2 gemaakt wordt – om de met informatie volgepropte geest aan het einde van deel 2 terug in de tijd te laten gaan om in deel 3 het einde van de wereld te voorkomen. Duizelt het al? Nou dat is mooi, want beter dan dit is het niet uit te leggen zonder dat je zelf het spel speelt.

Uchikoshi is erg open en eerlijk over de invloeden van andere schrijvers en wetenschappers op zijn verhalen. Hij gelooft dat negentig procent van een nieuw verhaal bestaat uit ideeën en invloeden uit boeken en verhalen die hij heeft gelezen. De overige tien procent is zijn eigen creativiteit waarmee hij alles bij elkaar brengt en er zo een nieuw verhaal ontstaat. Voor The Nonary Games noemt hij Kurt Vonnegut en Isaac Asimov als schrijvers wiens werk het idee hebben helpen vormen. Aan de kant van de wetenschap maakt hij veel gebruik van de theorieën en ideeën van Rupert Sheldrake en Erwin Schrödinger. Hij houdt een website bij, helaas niet in het Engels, waarop hij zijn schrijfproces toelicht en laat zien hoe hij de verschillende inspiratiebronnen bij elkaar brengt en daar een verhaal van maakt.

Blijft natuurlijk de vraag van het begin nog over, waarom vind ik juist het verhaal van deze visual novels zo ontzettend goed als de schrijver zelf al aangeeft dat het misschien niet het meest vernieuwende is wat ooit is geschreven? Het komt vooral door de manier waarop ik meegenomen word de wereld in. Vanaf het eerste moment is het spannend, maar ondertussen zijn de karakters wel volledig gevormd met hun eigen motieven, persoonlijkheid en ethiek. En daarna is er heel veel ruimte om mij als speler, lezer, mee te nemen in een wereld vol moeilijke filosofische, wetenschappelijke en psychologische vraagstukken en ideeën. Het spel, verhaal, neemt ook meer dan voldoende ruimte om de meest “outlandische” ideeën ook echt uit te leggen zonder dat het belerend wordt. Zo neemt het spel je mee in de, soms bizarre, wereld van Rupert Sheldrake door het verschijnsel van morfische velden uit te leggen, maar bijvoorbeeld ook in het onderzoek dat gedaan is naar het gedrag van dieren. Hoe weet een hond of kat bijvoorbeeld wanneer de baas thuiskomt, ook als dit niet op een vaste tijd is. Maar het mooiste is dat het spel ook de kritiek die er op Sheldrakes werk is geleverd meeneemt. Want wetenschappelijk is er van zijn ideeën weinig bewezen. En tot slot gaat het spel op een hele mooie manier om met de vraag “moet het einde van de wereld eigenlijk wel voorkomen worden?”

Ik snap dat visual novels niet voor iedereen toegankelijk zijn, maar als je de kans hebt speel, lees, The Nonary Games dan. Als je maar tijd hebt om er eentje door te spelen, lezen, kies dan voor deel 2.

Dit artikel, door Marlies Scholte Hoeksema, is eerder verschenen in HSF (2021/1).

The Nonary Games

Zero Time Dilemma

Ad Vitam: Ambitieuze Franse SF – HSF (2021/1)

Ik schreef een tijd geleden over Franse SF en het feit dat dat, zoals overigens voor de meeste landen het geval is, een genre apart is. Het ging toen voornamelijk over boeken. Nu wil ik het hebben over Franse SF-series. Er zijn momenteel meerdere goede op Netflix te zien, maar ik wil het hier maar over eentje hebben, omdat deze het meest representatief is in mijn ogen. Als je deze serie goed vindt, vind je de anderen ook goed. Ad Vitam is een in 2018 door Arte geproduceerde miniserie van 6 afleveringen, sinds 2019 op Netflix te zien. Ad Vitam kan beschouwd worden als transhumanistische sciencefiction. Het gaat hoofdzakelijk over de consequenties van eeuwig leven. Ongeveer de huidige westerse samenleving maar dan met “regeneratie”: lichamen zijn houdbaar geworden, ook ernstige ziektes zijn op deze manier uitgebannen, oud word je alleen nog maar in je hoofd. Tenzij je niet compatibel met het proces bent. Hiermee ontstaat er een soort nieuwe klassenstrijd zou je zeggen, wat toch overschaduwd wordt door een ideologische strijd. Of je wel of niet compatibel bent, moet je het wel willen, eeuwig leven?

Het verhaal is in basis een klassiek politieonderzoek: Er worden jongeren dood op een strand aangetroffen. De 119-jarige Darius Asram leidt het onderzoek en roept hierbij de hulp in van de 24-jarige Christa Novak. Darius nadert het einde van zijn derde 33-jarige dienst bij de politie, een limiet voor de roeping. Daarna is ‘omscholing’ verplicht. In Ad Vitam is een persoon minderjarig tot 30 jaar oud, de beginleeftijd voor regeneratie (indien compatibel). Christa woont dan ook in een instelling voor minderjarigen sinds haar betrokkenheid bij een soortgelijke zaak 10 jaar eerder. Samen gaan ze een pro-zelfmoordgroep achteraan om de zaak op te lossen.

De titel verklapt eigenlijk al waar de serie echt over gaat: “Ad Vitam” met de niet benoemde ”Eternam” erachter. Dat is de vraag waar het om draait, de strijd tussen leven en eeuwig leven. Of het nog wel leven is als het eeuwig is, en over waar wanhoop de mens toe beweegt. En, heel Frans, dit alles door te vertellen wat het niet is, soms letterlijk. Darius houdt op een gegeven moment een hele monoloog over waar hij denkt dat Christa vandaan komt om haar hem af te laten kappen met ja dat zeggen alle psychologen ook jullie snappen er niks van. Ad Vitam laat de nefaste gevolgen van tunnelvisie in een onderzoek van welk aard dan ook goed zien. Niemands verhaal is ooit zo simpel als je denkt.

Moraal en ethische kwesties over onder andere procreatie en euthanasie komen aan de orde, maar worden niet opgelost. Ik vind dit persoonlijk niet storend, de echte wereld is immers ook zo. Veel meningen, maar in basis verandert er juist daarom zelden iets: net als in Ad Vitam, uiteindelijk bepaalt de meerderheid altijd. Maar als minderjarigen permanent in de minderheid zijn, verliezen ze hun vermogen om gezien en gehoord te worden. Zo niet een last, zijn ze voor de geregenereerde een onhoudbare herinnering aan een leven waar ze zelf niet meer over beschikken. Ze worden dan ook tegelijkertijd vrijgelaten (geniet ervan), en weggestopt als wachtkamerjeugd (straks hoor je erbij, je bent er bijna). In feite dus een uitvergroting van de eeuwige generatiekloof in onze samenleving.
De begrafenisscene die in de serie voorkomt, zal voor de meeste Nederlanders wat verder van hun eigen ervaring staan dan voor Fransen. In Frankrijk gaat ook heden ten dage een begrafenis namelijk helemaal niet over de dode maar over jezelf, hoe jij verder moet met de sterfelijkheid van de ander, nu een feit, en dat van jou, in de toekomst. Ad Vitam is dan ook geen makkelijk vermaak. Het zet je aan het denken over wat ons als mens definieert en wat er gebeurt als dat wordt afgenomen. Wat is de jeugd zonder de dood? Wat wordt de dood als die niet meer verplicht is? Als de dood in het verleden ligt, wat ligt er dan in de toekomst?

Hoewel veel mensen dit zullen vergelijken met Altered Carbon en Blade Runner qua wereldbouw, is dit een tammere versie van die werelden, nog veel geloofwaardiger dicht bij onze werkelijkheid, wat het alleen maar indrukwekkender maakt en nogmaals bewijst wat veel sciencefictionfans al weten: als je echt iets te vertellen hebt, heb je geen speciale effecten nodig. Wel ondersteunen de bewuste ontwerpkeuzes het thema. De wereld van Ad Vitam hangt esthetisch indrukwekkend samen met het verhaal, met een constante tegenstelling tussen oude gebouwen en hip design, water en licht, levend en dood, eeuwig en oud, nanotech en papier. Alles is doordacht, alles is symbolisch. Onder de vele subtiele en minder subtiele consequenties van de regeneratie samenleving, leidt de zeldzaamheid van sterfgevallen tot het beroep van ‘’rouwer’’, gevormd om mensen te helpen begrijpen dat een geliefde niet terugkomt. Conceptueel sterker dan de uitvoering, maar je kan ook niet alles uitdiepen in 6 keer 55 minuten.

De meeste niet Franse reviewers vinden ongeveer hetzelfde: “vaag”, “probeert diep te klinken maar zegt uiteindelijk niks”, “te veel onafgemaakte verhaallijnen”, “traag”, “doelloos”, “pretentieus”. Ik zou het eerder opvatten als “heel erg Frans”. Hierbij een kleine disclaimer: Ik heb de serie in het Frans gezien met Duitse ondertiteling en het zou heel goed kunnen dat er in de Nederlandse en/of Engelse vertaling veel verloren gaat. Oftewel, zoals voor elk medium geldt, als je de luxe hebt om voor de originele taal te kunnen kiezen, doe dat. Ruimte overlaten voor eigen interpretatie is de norm in Franse media, zeker wanneer het pretendeert een filosofisch onderwerp te behandelen. De conclusies worden je niet aangereikt, alleen antwoorden op de vragen die duidelijk gesteld zijn, maar niet op alles wat niet gezegd is, en dat is veel. ”Hoe denk jij dat het verder gaat?” is dan ook een standaard vraag in literatuur- en media- analyse op de Franse middelbare scholen.

Er wordt in Ad Vitam weinig uitgelegd en meer gesuggereerd dan ooit in zelfs zes seizoenen behandeld kan worden. Waar Amerikaanse series de neiging hebben om vooral actie te zijn, zijn Franse series (in alle genres) meestal het tegenovergestelde, het gaat niet om wat er gebeurt, het gaat om wat het met mensen doet. Je hebt het niet over dingen, je laat ze zien. Zoals in Ad Vitam mooi klinkt : “Seuls les actes parlent”, wat verder gaat dan “actions are louder than words”. Af en toe de ruimte geven om het verhaal te laten bezinken en zelf in te kleuren door “saaie stukken” is voor mij dan ook de kracht van het Franse model wat deze serie laat zien. Er zijn momenten, zeker over filosofische concepten, waarbij het uitleggen inderdaad af doet aan wat je wilt laten zien en voelen. Ik vind het vertellen juist geslaagd door de langdradigheid ervan. Misschien niet hoe je iets het beste aanbeveelt, maar het is hoe dan ook een ervaring die ik iedereen aanraad. Als je tegen heel erg Frans Frankrijk en open eindes kan tenminste.
En als je Ad Vitam uit hebt en meer Franse SF wilt: Osmosis is een iets toegankelijkere serie, maar ook heel Frans. Beide series komen min of meer vanuit tegenovergestelde hoeken naar dezelfde conclusies: maatschappelijk vragen verdwijnen niet door technologische vooruitgang. Tegen gevoelens kan geen wetenschap op. Je kunt jezelf niet vermijden. Alles is eindig.

Dit artikel, door Alice Jouanno, is eerder verschenen in HSF (2021/1).

Ad Vitam – Netflix

Een overzicht van de geschiedenis van de Nederlandstalige SF en fantasy in 25 titels – HSF (2021/1)

De aankondiging van een ‘Canon van de Nederlandstalige Misdaadliteratuur’ van website Hebban was voor mij aanleiding om in de geschiedenis van het fantastische genre in het Nederlandse taalgebied te duiken. Want ook al lijkt de literaire wereld de verbeeldingsliteratuur weinig plek te geven en zou je kunnen denken dat de massamedia de genre-auteurs van Nederlandse en Vlaamse bodem grotendeels negeert, er zijn heel wat schrijvers die het desondanks niet kunnen laten ‘de fantastiek te bedrijven’. En niet alleen nu, in een tijd van fantasyfestivals en comiccons, maar al honderden jaren.

Ik had zelf al enkele ideeën voor namen die op een lijst van invloedrijke werken zouden moeten verschijnen. Maar toen ik op internet om ‘input’ vroeg kreeg ik er nog een hele waslijst bij. De discussie kwam al snel opzetten: moesten er wel jeugdboeken op de lijst verschijnen? Moesten fantasy, horror en SF niet worden uitgesplitst? Is het samenstellen van een canon wel een goed idee of leg je daarmee teveel vast wat wel en niet meetelt? Is een historisch overzicht van het genre niet beter? Ben ik omdat ik zelf schrijver ben niet te bevooroordeeld om hieraan mee te werken?

Ik zou het leuk vinden als ik (en wellicht ook anderen) een beter idee ontwikkel van de traditie waarin ik sta als schrijver in het fantastische genre. Daarom is dit een lijst met 25 volgens mij invloedrijke werken uit de Nederlandse literatuur, op persoonlijke titel samengesteld met ideeën aangereikt door collega-lezers en -schrijvers. Dit heeft zeker niet de pretentie een Canon te vormen, maar wil vooral laten zien hoe diep de wortels zijn waaruit de verbeeldingsverhalen van nu groeien. Ik heb in elk geval zelf ontdekt dat er nog heel wat boeken zijn die ik moet lezen om me een volledig beeld te vormen. Daar ga ik dus maar snel aan beginnen.

1⁃ ‘Holland in het jaar 2440’ Betje Wolff (1777). – Een utopie, waarin de bewoners van Nederland gelukkig leven volgens verlichte beginselen. Dit boek kan worden gezien als de eerste Nederlandse sciencefiction.

2-‘Kort verhaal van eene aanmerkelijke luchtreis en nieuwe planeetontdekking’ Willem Bilderdijk (1813). – Een planetaire ontdekkingsreis, onder andere genoemd in ‘The history of sciencefiction’ van Adam Roberts, die betreurt dat het boek destijds niet vertaald is waardoor het internationaal geen invloed had.

3-‘De kleine Johannes’ Frederik van Eeden (1887). – Johannes wordt door het elfje Windekind meegenomen naar een wonderlijke fantasiewereld. Een sprookje waarin de ontwikkeling van kind tot volwassene en de worsteling met verschillende levensraadsels centraal staan.

4-‘De stille kracht’ Louis Couperus (1900). – Couperus situeert zijn psychologische verhaal in Nederlands-Indië waar de geestenwereld werkelijk invloed heeft. Zo wordt iemand op mysterieuze wijze bespuwd met iets dat op bloed lijkt. Zijn ‘Psyche’ uit 1898 is bewerking van de mythe van Amor en Psyche.

5-‘Het verstoorde mierennest’ Kees van Bruggen (1916). – Vroege Nederlandse postapocalyptische roman: mijnwerker blijkt enige overlevende van het gif in de staart van een passerende komeet. Dit boek werd een ware bestseller in het interbellum en bereikte in 1933 een elfde druk.

6-‘Blokken’ Ferdinand Bordewijk (1931). – Een Nederlandse dystopie over een technologisch vergevorderde totalitaire heilstaat die de menselijkheid van haar bewoners te gronde richt. Bekend om de kille stijl en harteloosheid waarmee de toestand van de mensen wordt beschreven.

7-‘Het grote gebeuren’ Belcampo (1943). – De eindtijd breekt aan in het Overijsselse stadje Rijssen waar demonen en engelen afdalen om mensen of naar de hemel, of nar de hel af te voeren. Belcampo’s absurde verhalen met vaak een beklemmend randje hebben de tand des tijds doorstaan en zijn zelfs verfilmd.

8-‘Tom Poes en de Bommellegende’ Marten Toonder (1960). – Is Toonder een kinderboekenschrijver? Zijn met veel details tot leven gebrachte wereld kent in ons taalgebied zijn gelijke niet. En zijn taalvondsten en maatschappelijke commentaren waren vooral voor volwassenen bedoeld, als je begrijpt wat ik bedoel.

9-‘De komst van Joachim Stiller’ Hubert Lampo (1960). – Magisch realisme van Vlaamse auteur. De mysterieuze Joachim Stiller wordt een obsessie voor schrijver-journalist Freek Groenevelt. Dit boek geldt als een van de grootste naoorlogse klassiekers in de Nederlandse letteren.

10-‘Het planetarium van Otze Otzinga’ Rein Blijstra (1962). – Eerste Nederlandstalige SF-bundel. Bevat tien korte verhalen. Onder andere een verhaal over een planeet waar alle bewoners uit kubussen en kegels bestaan.

11-‘Torenhoog en Mijlenbreed’ Tonke Dragt (1969). – Planeetonderzoeker Edu Jansen verlangt naar de natuur, maar op Aarde zijn geen bossen meer te vinden. Op Venus wel, maar die zijn dodelijk. Geliefd kinderboek met een boodschap over de manier waarop we met het milieu omgaan.

12-‘De ring’ Gust van Brussel (1969). – Een groots opgezette SF-roman, waarin aarde, ruimte en taal belangrijke motieven vormen. Het eerste Nederlandstalige werk dat in een andere taal vertaald werd (in het frans, als ‘L’anneau’).

13-‘Werelden onder de horizon’ Carl Lans (1970). – Met elkaar samenhangende verhalen die beginnen in het heden en doorgaan tot een extreem verre toekomst. De eerste bundel oorspronkelijke Nederlandse SF-verhalen in een reeks van een uitgeverij (SF Tijgerpockets van Luitingh).

14-‘De dreigende zon’ Felix Thijssen (1971). – Eerste deel van een achtdelige serie over Ruimteverkenner Mark Stevens, die op zoek moet naar planeten waar de mensheid zou kunnen overleven, want de Aarde blijkt zo vervuild dat hij niet meer te redden is. Thijssen staat bekend als de eerste Nederlandse schrijver die in ons taalgebied echt succes had met dit genre.

15⁃ ‘Kruistocht in spijkerbroek ’ Thea Beckman (1973). – Dit boek zou gezien kunnen worden als voorloper van het Young Adult-genre. Dolf Wega komt bij een experiment met een tijdmachine terecht in de middeleeuwen en sluit zich aan bij de kinderkruistocht. Zijn twintigste eeuwse mentaliteit botst met die van de middeleeuwen. Werd in 2006 verfilmd.

16-‘Ganymedes 1’ red. Vincent Van der Linden (1976). – Schrijvers konden hun eigen verhaal insturen naar Bruna om opgenomen te worden in de jaarlijks terugkerende bundel. Deze eerste bundel bevatte verhalen van Ef Leonard, Eddy C. Bertin, Wim Burkunk, Bob van Laerhoven en anderen. De voor het genre belangrijke Ganymedes-reeks werd in 2013 herstart en is nu aangekomen bij Ganymedes 20.

17-‘Euro 5 Antwoordt niet’ Bert Benson (1976).-  Veel SF-lezers van mijn leeftijd (40-50) hebben SF leren waarderen door deze serie, waarin Europa verenigd is en beschikt over een ruimteschip met een internationale bemanning. De eerste reeks liep van 1976 tot 1986. Daarna volgde ‘De nieuwe Euro-5’ van 1987 tot 1991.

18-‘Eenzame bloedvogel’ Eddy C. Bertin (1976).- Deze veelzijdige schrijver is vooral bekend geworden van zijn horrorverhalen en zijn ‘membraancyclus’ van SF-verhalen, waarin de toekomst van de mens wordt verteld, die wordt bepaald door de ontdekking van de zogenoemde membranen. Hij was secretaris van het Griezelgenootschap en gaf onder andere het SF-tijdschrift ‘SF-Gids’ uit.

19-‘Nieuwe maan’ Anton Koolhaas (1978). – Koolhaas schreef veel verhalen vanuit het perspectief van het dier. Waaronder ook niet bestaande dieren die serieus werden behandeld. Dit boek bevat een knap staaltje speculatieve biologie gekoppeld aan psychologische diepgang waarbij de hoofdpersoon onder zijn nieuwe huis een gangenstelsel ontdekt vol vreemde levensvormen.

20-‘De schrijvenaar van Thyll’ Peter Schaap (1987). – Een van de eerste door een reguliere uitgever (J.M. Meulenhoff) uitgegeven fantasyboeken van een Nederlandse schrijver. Dit boek was nog duidelijk geïnspireerd op de verhalen van Jack Vance. ‘De Wolver’ uit 1989 is het begin van een heuse fantasytrilogie, zoals die in het buitenland ook veel verschenen. In deze periode begon Wim Gijsen ook fantasy te publiceren. Schaap publiceert nog steeds SF- en fantasyromans.

21-‘Het eerste zwaard: Sperling’ W.J. Marysson (1995).– Eerste deel van de zesdelige reeks ‘Meestermagiër’. Een groep van negen begint aan een queeste naar de Vijf Aartszwaarden en het Boek van Kennis. W.J. Marysson was het pseudoniem van Wim Stolk. Hij was een stimulans voor en van invloed op veel Nederlandse fantasyschrijvers die begin 21e eeuw opkwamen.

22-‘De wintertuin’ Paul Harland (2008). – Harland begon al in 1979 met het publiceren van verhalen. Dit is het eerste deel van zijn verzamelde verhalen. Harland maakte zich sterk voor het verbeteren van de kwaliteit van de Nederlandse genrefictie. De Harland-awards zijn naar hem genoemd.

23-‘Hex’ Thomas Oldeheuvelt (2013). – Oldeheuvelt beleefde een internationale doorbraak nadat Stephen King ‘Hex’ beschreef als ‘Briljant en volstrekt origineel’. Voor de Amerikaanse uitgave werd het verhaal van het dorpje Beek in Nederland verplaatst naar de Verenigde Staten. Na de doorbraak in de V.S. kwam het boek ook in Nederland weer in de belangstelling. Voor veel genreschrijvers is Oldeheuvelt een inspirerend voorbeeld.

24-‘Slaap zacht, Johnny Idaho’ Auke Hulst (2015). – Met dit boek waarin een tiener, een terminale bankier en een wetenschapper, op zoek naar de sleutel tot het eeuwige leven op een eilandstaat in de Stille Oceaan terechtkomen, won de auteur in 2016 de eerste Harland Award voor het beste boek. Het volgende jaar won hij opnieuw. Hij representeert de toenemende aanwezigheid van genre-elementen in literaire werken van jonge Nederlandse auteurs.

25-‘Orkaanhoeders en Dijkenfluisteraars’ Tais Teng en Jaap Boekestein (2018). – Tais Teng mag in dit lijstje niet ontbreken, met zijn ongeëvenaarde verbeelding. Samen met Jaap Boekestein startte een heel nieuw subgenre met Nederlandse roots: ‘Ziltpunk’ – hierbij treden Nederlanders de gevolgen van klimaatverandering hoopvol tegemoet met grootse technologie en handelszin. Verder is dit boek relevant, omdat het is uitgegeven door een van de kleine uitgevers die hun boeken vooral presenteren op fantasyfestivals en comiccons.

Dit artikel, door Johan Klein Haneveld, is eerder verschenen in HSF (2021/1).

johankleinhaneveld.blogspot.com/

Jump Drive: Speed race for the galaxy – HSF (2021/1)

Er zijn middagen waarop je geen zin hebt in het doornemen en opnemen van pagina na pagina aan nieuwe regels. Er zijn avonden waarop je niet uren aan hetzelfde spel wilt besteden en zeker niet als de opbouw van het spel minstens zoveel tijd in beslag neemt. Af en toe, al kan ik mij daar weinig bij voorstellen, is het tijd voor een in speelduur snel spel en dan bij voorkeur ook nog eens met een beperkte hoeveelheid regels. Wees blij, want zulke spellen bestaan. Jump Drive is zo’n spel.

Jump Drive is de snelle versie van haar oudere zus Race for the Galaxy. Race for the Galaxy, ook zeker een aanrader, bestaat uit een basisspel, een flink aantal uitbreidingen en de nodige regels opgenomen in een bescheiden boekje. Voor nieuwe spelers kan het een uitdaging zijn om alles op te nemen. Gelukkig is Jump Drive dan een goede introductie.

Het spel staat op zichzelf en heeft geen uitbreidingen. Een kaartspel met een snel tempo en een A4 aan regels (weliswaar aan beide kanten bedrukt, maar inclusief een aantal voorbeelden en de colofon). De twee tot maximaal vier spelers bouwen met behulp van de kaarten hun ruimterijk op en proberen als eerste 50 of meer punten te behalen in meestal zes tot zeven ronden. In de ronden voeren de spelers tegelijkertijd verschillende handelingen uit. Het gedekt spelen van de kaarten om deze daarna te onthullen en te spelen. Met elke stap zal het ruimterijk, als het goed gaat, groeien en per ronde voor meer punten zorgen. De kaarten bestaan uit ontwikkelingen of werelden. Ontwikkelingen die je eerdere of volgende kaarten een voordeel op kunnen leveren of een voordeel aan je tegenstanders. De werelden zijn te ontdekken of te veroveren. Kies je strategie en hoop dat je de juiste kaarten krijgt.

De kaarten zijn mooi geïllustreerd, soms wat aan de donkere kant maar dat zal aan het gebrek aan licht in het heelal liggen. De regels zijn duidelijk en na een snelle opbouw kan er worden begonnen aan de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de opbouw van je eigen ruimterijk. En als het naar meer smaakt, dan kan je je speellust bevredigen door met Jump Drives oudere zus te gaan spelen. Als onze wereld het weer doet dan speel ik het spel graag een keer met je op een NCSF spellendag of een HSFCon.

Deze recensie, door Jan Johannes Scholte, is eerder verschenen in HSF (2021/1).

Jump Drive – Rio Grande Games

Herinnering: ALV 12 Juni

Aanmelden voor de ALV kan tot 7 juni bij het bestuur via bestuur@ncsf.nl

Zaterdag 12 Juni 2021, 13.30 uur
De Rijper Eilanden, Zuiddijk 2a, 1483 MA De Rijp

Vergaderstukken zullen aanwezig zijn maar kunnen ook op verzoek vooraf toegestuurd worden per email.

Mocht vervoer een probleem zijn, geef het ook even aan zodat we samen naar een oplossing kunnen zoeken.

Aanmelden voor de ALV kan tot 7 juni bij het bestuur via bestuur@ncsf.nl

ALV 12 juni 2021

Beste NCSF-leden,

Inmiddels zou iedereen samen met  de eerste HSF van dit jaar de convocatie moeten hebben ontvangen. We hebben een locatie gevonden waar het verantwoord is om de ALV te laten plaatsvinden. Daarbij zullen de coronamaatregelen in acht worden genomen.

Zaterdag 12 Juni 2021, 13.30 uur
De Rijper Eilanden, Zuiddijk 2a, 1483 MA De Rijp

Vergaderstukken zullen aanwezig zijn maar kunnen ook op verzoek vooraf toegestuurd worden per email.

Mochten er leden met het OV willen komen is het mogelijk om coronaproef opgepikt te worden door een van de bestuursleden met de auto op een nabijgelegen station. Geef het even aan en we vinden wel een oplossing.

Aanmelden voor de ALV kan tot 7 juni bij het bestuur via bestuur@ncsf.nl

In memoriam: Ad Oosterling


Ad Oosterling, op 27 februari 1963 geboren, is op 7 april 2021 overleden. Hij werd op 28 maart 1999 lid van het NCSF en is, leert het archief, in hetzelfde jaar al tot secretaris benoemd. Ad was eenentwintig jaar lang medebeheerder van de NCSF boekenclub samen met Jim Held.

Jim Held:
Ongeveer 20 jaar geleden maakte ik voor het eerst kennis met Ad toen Henk Ottema besloot om te stoppen met de boekenclub. Het probleem was toen (trouwens nu ook): waar laten we de boeken. Op dat moment kwam Ad op de proppen. Hij had wel ruimte. Hij was op dat moment bezig met een huis in Dongen en zag daar wel ruimte genoeg om de boeken op te bergen. Op zolder!
De verhuizing werd gedaan door een aantal vrijwilligers van het NCSF op de dag dat Nederland werd getroffen door een aantal ijzelbuien die van zuid tot noord over het land trokken. We werden door het thuisfront keurig op de hoogte gehouden wanneer en waar het glad was.
Tevens vatten we het plan op om op verzamelaars- en boekenmarkten reclame te gaan maken voor het NCSF. Folders uitdelen. Liep voor geen meter. Hadden een grote tafel met wat foldertjes. Magic Galaxy’s vroeg of ze bij ons wat dozen met boeken konden stallen en uiteraard verkopen. Liep als een trein. Dus wat zij konden, konden wij ook en de eerstvolgende keer stonden we daar met eigen boeken. Voornamelijk Nederlands, want we vertegenwoordigden het NCSF. Verkocht niet denderend, maar we hadden de kraamkosten er in elk geval uit. Engels verkopen deed het veel beter. Dus uitbreiding naar Engelse boeken.
Via de website van het NCSF gingen we de boekenvoorraad online aanbieden en begonnen we verzoeken te krijgen voor bepaalde boeken. Ook werden we benaderd door mensen met te grote verzamelingen en te kleine woningruimte. Of we wat konden overnemen? Met of zonder bijkomende kosten. Ook nalatenschappen kwamen soms onze kant uit.
Inmiddels had de familie Oosterling een huis laten bouwen in Stroe. Gelukkig werd de boekenvoorraad dit keer door een professioneel verhuisbedrijf overgebracht van Dongen naar Stroe, waar de boeken in de kelder belanden!
Inmiddels was de voorraad gegroeid naar zo’n 18.000 boeken, tijdschriften, naslagwerken, strips, kranten. Ad en ik gingen nu regelmatig ook naar boekenmarkten, evenementen en Comiccon’s in België. In België gingen we na afloop vaak nog een hapje eten.
Op deze markten ging Ad er regelmatig op uit om zijn eigen stripverzameling aan te vullen. Die verzameling was enorm. Ik vroeg hem ooit of hij ze allemaal gelezen had. Dat zou hij later doen, als hij met pensioen ging. We maakten er nog grappen over en zeiden dat hij dan de volgende dag beter kon stoppen met werken anders zou hij de stripverhalen nooit allemaal kunnen lezen. Gelukkig wisten we toen nog niet hoe alles zou gaan lopen.
Naast zijn werk als boekenclubbeheerder was Ad ook secretaris van het NCSF en organiseerde hij spellendagen en nieuwjaarsborrels. Ook is hij nog een poosje secretaris geweest bij de vereniging SF Terra.
Na het overlijden van Ad’s zijn moeder leek het of er iets in Ad veranderde. Hij kwam niet zo vaak meer opdagen op de marken en begon met zijn gezondheid te sukkelen. Kreeg hartklachten en langzamerhand ging de spirit er uit. Ik denk dat de corona-toestanden er ook geen goed aan hebben gedaan.

Marlies Scholte Hoeksema:
Ad ontmoette ik voor het eerst tijdens Utopia in Scheveningen. Ik was zo groen als gras en Ad stond daar, waarschijnlijk samen met Jim maar dat weet ik niet zeker, met een grote tafel vol boeken. Ik was, en ben, een boekenwurm en ben zeker een half uur door hem beziggehouden. Ik kreeg ook een flyer van het NCSF en als ik toen der tijd geen armlastige student was geweest was ik meteen lid geworden.
Jaren vlogen voorbij. Ad, de boekenclub en het NCSF ben ik op andere evenementen nog wel eens tegengekomen en met Ad maakte ik dan altijd een praatje. En toen was er opeens een probleem, er waren bestuursleden nodig om de vereniging een toekomst te geven. Ik was niet op de ALV waar dat besproken werd, want ik was geen lid en ik hou eigenlijk niet van vergaderen. Ik ben toen live via Facebook gevraagd of ik wilde helpen en natuurlijk was mijn antwoord daarop ja. De eerste waar ik vervolgens een mailtje, en een telefoontje, van kreeg was Ad.
Ik zal de eerste keer dat ik bij hem in Stroe kwam nooit vergeten. Er was een overvolle lunchtafel en zijn moeder zat op haar stoel op haar vaste plek en ik mocht vooral niet te weinig beleg op mijn bolletjes doen. Ad liet mij vol trots zijn omvangrijke collecties zien. Ik had uren kunnen verdwalen tussen zijn boeken. Ik ben blij dat ik zijn moeder nog gekend heb, ook al was het maar kort. Het overlijden van zijn moeder viel Ad zwaar. Iedereen die hem kent weet dat hij een diep emotioneel mens is, maar dat hij ook moeite had om over diezelfde emoties te praten. Hij miste zijn moeder, hij miste zijn halfbroer en waar hij geluk gevonden dacht te hebben bracht dat uiteindelijk meer ellende dan vreugde.
Ad was de laatste maanden ziek. Ik, en anderen, hebben hem daar zo goed als mogelijk in bijgestaan. Er leken lichtpuntjes aan het einde van de tunnel en zijn overlijden kwam dan ook echt onverwacht. We gaan hem missen, als mens, als boekenclubman, als bestuurslid en als vriend.

We are all stardust.

Space Base: intergalactisch dobbelsteenspel – HSF (2020/3)

Het aanbod van spellen, in alle vormen en maten, lijkt bijna eindeloos. In de plaatselijke spellenwinkel kijk ik elke keer weer mijn ogen uit. Bij elk bezoek zijn er weer nieuwe spellen, nieuwe uitgaven en uitbreidingen. Wat mee te nemen? Een gevolg van het immense aantal spellen is dat het moeilijk is om het kaf van het koren te scheiden. En hoe meer wij spelen hoe kritischer wij worden. Het vinden van een nieuw spel dat aan onze wensen voldoet, kan een hele uitdaging zijn. Natuurlijk zijn er de behulpzame mensen in de spellenwinkel, de previews en de reviews, maar er gaat toch niks boven het zelf uitproberen van een spel. Je wil toch weten wat je koopt.

Vóór de coronacrisis waren er met enige regelmaat spellenmiddagen en -avonden, waarin ook de nodige nieuwe spellen op tafel kwamen. Een aantal van die spellen zagen wij niet meer terug (sorry spel, maar ik ben zelfs je naam al vergeten), andere spellen werden een vaste toevoeging en een aantal waren zo goed en zo leuk dat deze aan de eigen collectie zijn toegevoegd.

Zo ook het intergalactische dobbelsteenspel Space Base, waarin twee tot vijf spelers hun ruimtevloot beheren en uitbreiden met het doel om als eerste het benodigde aantal overwinningspunten te behalen.

Elke speler neemt in het spel de rol aan van commodore (de militaire rang en niet een van de leden van de Amerikaanse soul- en funkgroep de Commodores), begint met zijn/haar vaste ruimtevloot gestationeerd in twaalf sectoren, en probeert deze in de eigen beurt zo strategisch mogelijk uit te breiden. In de eigen beurt en in de beurt van de andere spelers is het mogelijk om credits, inkomsten en overwinningspunten te behalen. Het geluk van de gegooide dobbelstenen speelt daarin een grote rol, maar het geluk is af te dwingen door de aanschaf van nieuwe ruimteschepen. Zo spreid je de kansen waarin de worpen van anderen in jouw voordeel kunnen werken.

Het spel en zijn onderdelen zijn van goede kwaliteit. De dobbelstenen gooien ook na vele keren spelen nog even fijn (al mogen medespelers wel wat vaker de aantallen gooien die ik nodig heb). De kaartjes met daarop de ruimteschepen en koloniën zijn tot op heden onbeschadigd en het erop staande cartoonachtige artwork is nog altijd fijn om naar te kijken. Prettig is dat aan de namen van de ruimteschepen en koloniën de nodige aandacht is besteed.

Als ik dan toch een minpunt mag noemen, dan is het wel het systeem waarin de ruimteschepen van gestationeerd naar ingezet gaan. Namelijk het verplaatsen van de ruimteschipkaart op het spelbord naar deels onder het spelbord. Vooral bij meerdere ruimteschepen die in dezelfde sector worden ingezet, kan dit onhandig zijn.

Er zijn twee uitbreidingen: The Emergence Of Shy Pluto en Command Station. De laatste doos zou ook groot genoeg zijn voor toekomstige uitbreiding. Ik hoop zelf dat er ook een digitale variant van Space Base zal verschijnen.

Deze recensie, door Jan Johannes Scholte, is eerder verschenen in HSF (2020/3).

Space Base – ALDERAC ENTERTAINMENT GROUP

Marvel’s Avengers – Kamala in de schijnwerpers – HSF (2020/3)

Het computerspel Marvel’s Avengers, ontwikkeld door Crystal Dynamics en uitgegeven door Square Enix, stond in eerste instantie niet op mijn te-kopen-lijst. Het werd in de markt gezet als een online multispeler-spel in de lijn van Destiny en dat is een type spel dat niet mijn ding is. Naarmate de verschijningsdatum van het spel naderde, hoorde ik echter steeds vaker dat de verhalende modus van het spel langer en voornamelijk beter was dan verwacht. Maar wat mij echt overstag deed gaan, was dat de hoofdrol in die verhalende modus was toebedeeld aan een van mijn favoriete Marvel-personages: Kamala Kahn, de huidige Miss Marvel.

Nu is Kamala een van de vele versies van de tiener-krijgt-superkrachten-formule waar Marvel, sinds het succes van Spiderman in de jaren ’60 van de vorige eeuw, keer op keer op teruggrijpt. Het idee van een jongvolwassene die het leven als superheld moet balanceren met het normale leven is blijkbaar een van de weinige verhaaltypen voor jongvolwassenen waar ik elke keer weer van geniet. Al helemaal als het met zoveel charme wordt neergezet als de eerste Kamala Kahn – Miss Marvel-reeks, geschreven door G. Willow Wilson onder toezicht van redactrice Sana Amanat. De manier waarop Kamala wordt neergezet als fan van en schrijfster van fan-fiction over desuperhelden die ze na het verkrijgen van superkrachten leert kennen, maakt het alleen maar beter.

De introductie van Kamala in het computerspel Marvel’s Avengers is dan ook pure perfectie. Kamala heeft kaarten gekregen voor een speciaal Avengers fan-evenement (A-Day, gehouden op een vliegend vliegdekschip) door een finaleplaats te halen in een fanfictioncompetitie. Onder toeziend oog van haar verbouwereerde vader verkent ze het evenement en ontmoet ze haar helden in levenden lijve. Ik heb dit deel van het spel met een grijns op mijn gezicht gespeeld.

Schijndiversiteit

Het tweede aspect wat Kamala verheft tot een van mijn favoriete Marvel-personages is dat ze, naar mijn mening, een voorbeeld is van oprechte representatie in fictie. Elders in deze HSF schrijft Alice over het verschil tussen schijndiversiteit en representatie en waarom dat belangrijk is. Haar relaas deed mij gelijk aan Kamala denken. Nu is het terecht om op te merken dat ik wellicht niet de juiste persoon ben om het onderscheid te kunnen maken tussen schijndiversiteit en representatie. Ik ben immers op het eerste gezicht nogal een stereotype Nederlandse blanke mannelijke nerd en, laten we heel eerlijk zijn, op het tweede gezicht ook. Laat staan dat ik iets kan zeggen over hoezeer Kamala recht doet aan de mensen die zij zou representeren. Kamala Kahn is namelijk de dochter van Pakistaanse immigranten, geboren en getogen in New Jersey en moslima. Dus waarom durf ik dit oordeel te vellen?

Afvinklijst

Om te beginnen omdat Kamala representatie geeft aan een heel specifieke groep. Bij schijndiversiteit zie je vaak de neiging om de nadruk te leggen op één diversiteitsaspect. Als mensen, en dan hebben we het waarschijnlijk over blanke heteromannen, een personage opvoeren dat een vinkje moet zetten op hun diversiteits-afvinklijst dan concentreren ze zich meestal op één categorie. Iedere subtiliteit gaat verloren. We zien het tegenovergestelde bij Kamala. Ze is niet alleen dochter van immigranten maar van specifiek Pakistaanse immigranten. Ze is niet enkel Pakistaans-Amerikaans, ze komt specifiek uit New Jersey. Ja, ze is moslima maar aangezien je een religie met meer dan een miljard volgers niet over een kam kan scheren, wordt dat gegeven beïnvloed door haar achtergrond. Het diversiteitsaspect van dit personage is zeer specifiek en niet generiek.

Een andere reden waarom ik Kamala onder representatie durf te scharen, is dat het diversiteitsaspect van het personage niet haar gehele identiteit vormt. Dit is natuurlijk een gevolg van de specificiteit van haar achtergrond, maar het komt ook door hoe die achtergrond is verweven in het verhaal. Bij schijndiversiteit wordt het diversiteitsaspect meestal te pas en te onpas benadrukt, terwijl het bij representatie wordt neergezet als een natuurlijk onderdeel van het personage. Dit is iets wat Marvel’s Avengers goed overneemt van het bronmateriaal. Kamala’s achtergrond beïnvloedt onder andere haar relatie met haar vader, haar omgang met andere personages en haar moraliteit, maar het wordt nooit opgedrongen. Ze noemt haar vader bijvoorbeeld ‘abu’ (koosnaampje voor vader) en hij noemt haar ‘beta’ (koosnaampje voor tweede kind), maar het komt natuurlijk over. Dat is ook niet zo vreemd want voor een jonge Pakistaans-Amerikaanse moslima is dat natuurlijk.

De belangrijkste reden dat ik Kamala onder de noemer representatie durf te scharen, is nog wel omdat ze het geesteskind is van Sana Amanat, die als dochter van Pakistaanse immigranten opgroeide in New Jersey. Het personage is dus bedacht en die eerste reeks geschreven onder de hoede van iemand met dezelfde achtergrond.

Dat alles maakt dat ik denk te kunnen zeggen dat Kamala een van de zeldzame voorbeelden is van oprechte diversiteit binnen superheldenverhalen.

Doordat dit diversiteitsaspect van Kamala op zo’n oprechte en subtiele manier is uitgewerkt in de eerste serie, komt zoals te verwachten dit aspect van het personage ook in andere media voor. Dit zien we terug in hoe ze wordt neergezet in Marvel’s Avengers. Ze is al eerder een speelbaar personage geweest in andere computerspellen, maar dit is de eerste keer dat ze buiten superheldencomics de hoofdrol heeft in een grote mediaproductie. Iedereen die Kamala kent van de strips zal haar herkennen in dit verhaal.

In dat verhaal loopt dat Avengers fan-evenement uit tot een ramp, waarbij Captain America komt te overlijden (zo lijkt het) en met als resultaat dat de Avengers uit elkaar gaan. Kamala is degene die nooit het geloof in haar helden verliest, ze weer bij elkaar brengt door haar enthousiasme en omdat ze de Avengers geeft wat ze verloren hebben met de dood van Captain America: een emotionele en morele kern. Dat het belangrijk is dat deze rol is weggelegd voor een Pakistaans-Amerikaanse moslima mag vanzelfsprekend zijn.

Deze recensie, door Eddie A. van Dijk, is eerder verschenen in HSF (2020/3).

Marvel’s Avengers Game (square-enix-games.com)