Clank! Legacy – Acquisitions Incorporated – HSF 2023/3

Acquisitions Incorporated is een Clank! Legacy spel. (Hierna aangeduid als CLAI)

Een legacy spel, waar steeds meer van zijn, is een spel dat je een aantal keren moet spelen met hetzelfde gezelschap, omdat elk spel beïnvloed wordt door de keuzes die gemaakt zijn in het vorige spel.

Clank! is in zijn oorspronkelijke vorm een deckbuilding spel waarin je het domein van een boze draak binnen sluipt om kostbare artefacten te stelen. Hoe dieper je komt, hoe waardevoller de buit.
Je moet alleen wel voorzichtig zijn, want als je een verkeerde stap zet: Clank! Geluiden stappelen op en trekken de aandacht van de draak. Om ervoor te zorgen dat je levend ontsnapt moet je dus elke beurt opnieuw goed inschatten wat er nog lukt en wat je nog wil wagen.

Clank! is een bordspel met kaarten. Elke speler heeft zijn eigen deck en het opbouwen daarvan is essentiel. Je begint elke beurt met vijf kaarten in je hand en je speelt ze allemaal uit in een volgorde die je zelf kiest. De meeste kaarten genereren grondstoffen, waarmee je je kunt verplaatsen, nieuwe kaarten kunt kopen en monsters die je onderweg tegenkomt kunt bevechten voor voordelen of om überhaupt verder te komen op het bord.

Elke speler begint met dezelfde kaarten in zijn stapel, maar omdat je andere kaarten kunt kopen die veel verschillende dingen kunnen doen, vormt ieder speler langzaam zijn kaarten naar een eigen strategie (maar ook niet te langzaam, anders kom je er niet aan toe om ze te benutten).

Elk nieuw verkregen kaart komt eerst op je aflegstapel, dus je trekstapel wordt groter en, als het goed is, beter, elke keer dat je opnieuw moet schudden.

De basis van het spel blijft in CLAI hetzelfde.  Bij elk potje heb je twee doelen: eerst een artefact bereiken en vervolgens je beginplek weer bereiken voordat je geroosterd wordt door de steeds bozer wordende draak. Dit uit zich in een zakje dat gevuld wordt door blokjes in de kleur van de spelers naarmate ze Clank! geluid maken (soms pech, soms het gevolg van een keuze), vervolgens worden er bijna elke ronde afhankelijk van getrokken kaarten en andere gebeurtenissen een aantal blokjes er blind uitgehaald, wat leidt tot schade. Een karakter kan maar zoveel schade lijden voor hij een drakenmaaltijd wordt. Dood is dan ook dood. Je komt in het volgende potje wel weer tot leven, maar met een nadeel waar je van af moet zien te komen, en minder punten, als je al bijna thuis was, of zelfs helemaal geen, als je nog te ver de wereld in was.

CLAI is iets coöperatiever dan de oorsponkelijke Clank! in de zin dat je het met zijn allen beter probeert te doen dan een fictieve andere groep: Dran Enterprises. Of dat lukt, hangt af van heel veel (gezamenlijke) keuzes en de soms vergaande consequenties daarvan, omdat elk spel invloed heeft op het verloop van de volgende spellen. Zo komen er bepaalde optionele missies wel of niet beschikbaar.

Het voorbereiden van elk potje kan dan ook een halfuur in beslag nemen. Er worden voor en gedurend elk spel stickers aan het bord toegevoegd, kaarten aan stapels en verhaallijnen voorgelezen. Het spel vormt zich met elk potje dus steeds meer naar het gezelschap. Oh ja en er worden kaarten vernietigd, daar moet je tegen kunnen, we stoppen ze gewoon in een aparte enveloppe, maar uit het spel is uit het spel. Zonde zou je kunnen zeggen, maar voor een spel van net geen honderd euro, haal je er veel uren plezier uit, gezien elk spel tot 3 uur in beslag kan nemen. En als het Legacy gedeelte uitgespeeld is schijn je er nog verder mee te kunnen als je zeer eigen versie van een gewone Clank! Pret zat dus, wat mij betreft een aanrader.

Deze recensie, door Alice Jouanno, is eerder verschenen in HSF (2023/3).

Clank! Legacy: Acquisitions Incorporated – Dire Wolf Digital

Final Fantasy XVI – Grimdark Chocobos – HSF 2023/3

Final Fantasy XVI: Grimdark Chocobos


De roman De Goede Zoon, waarmee Rob van Essen in 2019 de Libris literatuurprijs won, is een valstrik voor lezers van Nederlandstalige literatuur. Het begint als zoveel literaire romans met een blanke man in een midlife crisis, die zijn onbestemde gevoelens uit in spitse observaties over de Nederlandse samenleving en zijn strikte christelijke opvoeding. Gaandeweg worden er echter steeds meer science-fictionelementen in de roman verwerkt, tot het eindigt als je reinste near future sciencefiction. Het boek is als drijfzand, dat de lezer van Nederlandstalige Literatuur het gevoel geeft dat die zich op bekend terrein begeeft, maar die langzaam en onherroepelijk de sciencefiction in zuigt.

De Goede Zoon, juist door deze manier van omgaan met sciencefiction, heeft mij doen beseffen dat Nederlandstalige literatuur een genre is net als sciencefiction, fantasy, thrillers en al die andere boeken die als genreboeken worden weggezet. Ook Nederlandstalige literatuur heeft zijn eigen terugkerende elementen en thema’s, verwachte verhaalstructuren en stijlelementen en zijn eigen clichés. Het is juist die geleidelijke overgang van het ene genre naar het andere dat de elementen van beide zo mooi met elkaar contrasteert.

Nu verwacht ik dat sommigen van jullie terugkijken naar de titel van dit stuk en zich afvragen wat dit alles te maken heeft met Final Fantasy, Grimdark of Chocobos. Ontwikkelaar Square Enix heeft met dit meest recente deel van een van de belangrijkste Japanse fantasycomputerspelreeksen een poging gedaan om het spel aantrekkelijker te maken voor de Amerikaanse en Europese markt. Dit is niet de eerste keer dat ze dit proberen. Sinds Final Fantasy XII uitkwam in 2006 is de serie immers steeds meer afgedwaald van de turn-based gevechtssystemen richting meer actie georiënteerde speelstijlen welke populairder zouden zijn in de westerse markt. Final Fantasy XVI gaat hier zeker verder in dan eerdere spellen in de reeks. Maar wat deze poging voor mij extra interessant maakt is dat ze dat ook proberen met dezelfde methode die Rob van Essen gebruikt in De Goede Zoon. Ze presenteren een wereld en een verhaal die sterk aanhaken op wat zij zien als de huidige standaard binnen de westerse fantasy. Gaandeweg introduceren ze steeds meer elementen uit het subgenre van fantasy dat zich de afgelopen paar decennia gevormd heeft in de Japanse computerrollenspellen (JRPGs). Net als bij de Goede Zoon is het heel verhelderend om te zien welke elementen er tijdens het verhaal achtergelaten worden.

Bij welke stroming van de westerse fantasy de makers van Final Fantasy XVI aanhaken zal wel duidelijk zijn aan de hand van de titel van dit artikel. Ze putten uit de Grimdark en dan om heel precies te zijn bij A Song of Ice and Fire/Game of Thrones van George R.R. Martin. Wat zijn nou de elementen die uit dat werk zijn overgenomen die we nog niet vaker in Final Fantasy hebben gezien? Het antwoord is simpel: middeleeuwse taferelen, veel bloed en seks.

Dit is de eerste Final Fantasy in ruim twintig jaar die zich afspeelt in een pseudo-middeleeuwse wereld: kastelen en ridders, koningen en koninginnen, prinsen en prinsessen. Natuurlijk rijden de ridders op de voor de serie iconische loopvogels genaamd Chocobos in plaats van op paarden, want het blijft natuurlijk wel Final Fantasy. Gedurende de proloog wordt de heersende familie van het Groothertogdom Rosaria op een kritiek moment verraden en wordt de enige overlevende zoon, hoofdpersoon Clive, tot slaaf gemaakt. Het is een segment dat zo uit de pen van George R.R. Martin had kunnen vloeien. Afgezien, natuurlijk, van het gevecht tussen twee reusachtige wezens dat de climax van de proloog vormt. In de eerste akte, dat zich zo’n 13 jaar na de proloog afspeelt, blijft het Grimdarkgehalte hoog. Naar mijn weten is dit de eerste Final Fantasy waar personages rondlopen met bloed besmeurde gezichten en waar expliciete seksscènes en naakte personages (alhoewel met strategisch geplaatste ledematen) in voorkomen. Het is niet de eerste Final Fantasy waarin vrouwelijke personages er bekaaid vanaf komen, maar dit is de eerste keer dat seksueel misbruik als achtergrondverhaalelement voor een van die personages wordt opgevoerd. Niet dat ik pertinent tegen het gebruik van seksueel geweld in fictie ben, maar hier voelt het heel erg als een afvink-moment, een Grimdark-element dat ook nog even de revue moest passeren. In diezelfde trend is er ook een chronisch gebrek aan melanine onder de personages in het spel. Maar ere wie ere toekomt, het is waarschijnlijk deze zelfde afvinkmentaliteit die heeft geleid tot voor zover ik weet het eerste duidelijk heldhaftige homoseksuele personage in Final Fantasy.

Maar we zien ook steeds meer elementen terugkomen die we meer associëren met de typische smaak van Fantasy die zich in Japanse computerspellen heeft ontwikkeld. Niet al te lang na de proloog kijkt Clive uit over een vlakte vol met de neergestorte wrakken van gigantische luchtschepen die daar al millennia lang liggen. Er wordt gevochten tegen robots en we onderzoeken ruïnes van deze letterlijk en figuurlijk gevallen beschaving voor wie technologie en magie eender waren. Hoe verder het verhaal vordert worden de Grimdark-elementen steeds meer naar de achtergrond gedreven. Niet dat ze helemaal verdwijnen, maar ze worden veel minder prominent. Tot het moment dat we uitkomen bij de kleine groep rebellen die het opnemen tegen de gevestigde orde. Deze strijd brengt onze helden natuurlijk in conflict met God, of althans een sciencefictionachtige twist op dat concept. Oftewel, wel wat begon als pure Grimdark (met Chocobos) eindigt als een typische jRPGs.

Ondanks de kritische punten die ik hierboven heb beschreven heb ik genoten van het spel, genoeg om er ruim honderd uur van mijn leven aan te spenderen. Het is boven alles een prachtig spel, met epische gevechten, wonderlijke landschappen en fantastische muziek. Final Fantasy staat al jaar en dag bekend om de kwaliteit van de vormgeving en dit spel is een waardige opvolger in die traditie. De architectuur van die gevallen beschaving, die ik alleen kan omschrijven als magitech-gothic, was voor mij wat dat betreft een hoogtepunt. Het gevechtssysteem, alhoewel het niks meer wegheeft van het turn-based systeem van oudere Final Fantasy spellen, heeft mij van begin tot einde kunnen vermaken. Alhoewel het verhaal echt niet het meest originele is heeft ook dat mij tot het eind weten te boeien.

Maar toch blijft er het gevoel dat het spel een onbedoelde aanklacht is tegen westerse fantasy. Hier wordt vanuit een andere fantasytraditie gekeken naar wat er in het westen wordt gedaan en gezegd: dus dit is wat jullie willen. Final Fantasy XVI zet ons een spiegel voor en we moeten ons afvragen, wiens schuld is het dat wat we zien in die spiegel niet altijd even positief is?

Deze recensie, door Eddie A. van Dijk, is eerder verschenen in HSF (2023/3).

FINAL FANTASY XVI | SQUARE ENIX.

Verteerbaar – Interview met Martijn Lindeboom – HSF 2023/3

Verteerbaar is een bundel met vijf essays van wetenschappers en vier sciencefictionverhalen van speculatieve auteurs over de eiwittransitie. De bundel is samengesteld door Martijn Lindeboom en vormgegeven en geïllustreerd door Remco Nieboer.

Wat is nu het belang van nadenken over eiwittransitie?

De overgang van het eten van dierlijke proteïne naar een plantaardig dieet ligt heel gevoelig. Bij boeren, bij vleeseters, bij conservatieven, bij mensen die tegen verandering zijn. Het roept heel veel emotie op en daarmee weerstand. We kunnen het ons als mensheid niet langer veroorloven te wachten met de eiwittransitie, maar ook de energietransitie en al die andere maatregelen die we moeten nemen om het menselijk leven op aarde te redden. Door interessante, onderbouwde en voelbare toekomstperspectieven te schetsen, zoals in Verteerbaar, hopen we enkele twijfelaars over de streep te trekken.

Heel interessant: de nieuwe gedeputeerde van Provincie Groningen voor Landbouw nam het eerste exemplaar van Verteerbaar in ontvangst en was lovend, zowel over de wetenschappelijke essays, als de verhalen. Dat is opvallend, omdat zeker het laatste verhaal gaat over een utopische toekomst zonder vleesconsumptie en zelfs zonder boeren… en de gedeputeerde is lid van de BBB. Wellicht dat we dus al wat mensen aan het denken hebben gezet.

Hoe is dit project ontstaan?

Kunstgalerij Artphy is al een aantal jaren bezig met het bespreekbaar maken van maatschappelijke thema’s door middel van kunst. Vaak zijn dat tentoonstellingen, concerten, theatervoorstellingen en lezingen met een bepaald thema, en nu voor de derde keer is er ook een feit-en-fictieboek uitgegeven. Het feit-en-fictieconcept is door mij bedacht, ik heb inmiddels acht boeken met dat concept geschreven en/of samengesteld, waarvan drie voor Artphy.

In 2018 ging het over klimaatverandering, met het boek Grontopia. Daar hoorde ook een schrijfwedstrijd bij en meerdere in het genre bekende auteurs leverden een verhaal voor de bundel. In 2022 was het thema heksenvervolging en hoe die nog steeds doorwerkt in de man-vrouwverhoudingen, met het boek Heks! ten gevolge.

Tot eind oktober 2023 is de expositie ‘Verteerbaar’ in Artphy te zien: biokunst geïnspireerd op een toekomst waar we vooral plantaardig eten. In dat kader zijn door wetenschappers vijf uiteenlopende essays geschreven, over stikstofafvangst door planten, de geschiedenis van voedsel, DNA-aanpassing van gewassen en dergelijke. Daarbij hebben vier auteurs van speculatieve fictie elk hun eigen fictieverhaal geschreven, te weten: Christien Boomsma, Roderick Leeuwenhart, Bianca Mastenbroek en Martijn Lindeboom. Samen is dat Verteerbaar het boek geworden. Remco Nieboer heeft de illustraties en vormgeving verzorgd.

Welke mogelijkheden zie je nog meer voor het genre op het gebied van samenwerking tussen schrijvers en wetenschappers?

Die zijn er heel veel. In het verleden heb ik samengewerkt met archeologen, sociologen, historici, klimatologen, biologen, juristen en natuurkundigen en dat heeft historische fictie, sciencefiction, fantasy, horror, thrillers en realistische verhalen opgeleverd. Ik droom nog steeds van een bundel met sciencefictionverhalen bij wetenschappelijke artikelen over ruimtevaart, nanotechnologie, (echte) AI, kwantumcomputers en andere harde SF-onderwerpen, maar tot nu toe durven uitgevers dat nog niet aan. De mogelijkheden zijn eindeloos, net als de fantasie.

Heb je nog andere leestips over dit onderwerp?

Eiwittransitie is een nogal specifiek onderwerp. Daarom krabde ik me ook aanvankelijk op de kop over wat voor verhalen je daar over zou kunnen schrijven. Volgens mij is dat heel goed gelukt met Verteerbaar, maar ik ken zo niet echt boeken over dit niche-onderwerp, zeker niet met een fictieve insteek. Natuurlijk zijn er wel erg veel wetenschappelijke artikelen en boeken hierover.

Meer in het algemeen is mijn ‘go to’ aanrader voor alles wat te maken heeft met transities die de mensheid moeten redden: The Ministry for the Future van Kim Stanley Robinson. Het begint als een dystopisch verhaal van de menselijke ondergang op onze planeet, maar Robinson weet dat door allerlei prachtige, op wetenschap gebaseerde vignetten rond de hoofdverhaallijn om te keren. En dat hij denkt dat er ook klimaatterrorisme nodig is om als soort te overleven, dat neem ik dan maar op de koop toe.

 

Martijn Lindeboom schrijft voornamelijk fantasy en sciencefiction, met uitstapjes naar non-fictie, historische fictie, thrillers en horror.

Samen met Debbie van der Zande schreef hij Hoe schrijf ik fantasy en sciencefiction? voor de Schrijfbibliotheek van Atlas-Contact. Voor Luitingh-Sijthoff stelde hij de bundel Halloween Horror Verhalen samen (met daarin twee van zijn verhalen) en voor uitgeverij De Geus stelde hij met Vamba Sherif de bundel De komeet met speculatieve verhalen samen. Inmiddels zijn er zo’n negentig van zijn verhalen verschenen in tijdschriften, bundels en boeken.

Hij is redacteur, schrijfwedstrijdencoördinator en SF&Fantasy-expert bij Lezers community Hebban.nl, waar hij o.a. de Harland Prijs voor speculatieve verhalen bestiert. Ook is hij schrijfdocent bij de Schrijversacademie en ArtEZ Creative Writing.

Dit interview is eerder verschenen in HSF (2023/3).

De Fantastische Elementen – Frank Norbert Rieter – HSF 2023/3

Vrijwel alles wat ik schrijf valt voor mij onder de noemer fantastiek. Ik schrijf fictie. Voor ieder verhaal bouw ik een wereld, kies ik zorgvuldig het perspectief en de schrijfstijl. Het eindresultaat heeft altijd een licht betoverend of vervreemdend effect, dat vaak wordt aangeduid met het Engelse ‘sense of wonder’. Dat geldt ook voor mijn werk dat ogenschijnlijk in het hier en nu speelt. Maar niet herkent in al mijn werk het fantastische.

Mijn roman Oom Ludo werd bijvoorbeeld door fandata.nl vriendelijk geweigerd. Een te laag fantasy gehalte. Daar wil ik mild over zijn, want het is meer een literaire roman dan een magisch realistisch werk, al zitten die magische elementen er wel in. Maar het haalde herinnering boven aan jurycommentaren van schrijfwedstrijden waar ik aan mee deed. Daar kreeg ik soms ook als feedback dat verhalen te weinig fantasy- of scifi-elementen bevatten. Ik vond dat commentaar vaak kortzichtig. De toets of iets fantasy of scifi is, is toch niet terug te voeren op de simplistische toetssteen: komen er wel genoeg draken of ruimteschepen in voor? Ik zou graag willen ageren tegen het al te eenvoudig tellen van ‘elementen’ om maar vast te stellen of iets voldoende tot het domein van de fantastiek behoort.

Ik wil overigens niets afdoen aan het plezier en de betovering de bekende elementen geven. Ze zijn ontegenzeggelijk waardevol. Draken, toverij en eenhoorns. Ruimteschepen, robots en supercomputers. Het is allemaal prachtig. Al raken soms die elementen wat al te bekend. Dezelfde juryleden en recensenten die op het ene moment klagen over een gebrek aan bekende elementen kunnen op een ander moment verzuchten dat het allemaal niet origineel genoeg is. Ook sommige lezers kunnen afgeven op alsmaar ‘meer van hetzelfde’, terwijl anderen er maar geen genoeg van krijgen. Wat ook je persoonlijke voorkeur, iedereen zal onderkennen dat het niet alle auteurs lukt om op een goede manier oude wijn in nieuwe zakken te gieten.

Ik ben ervan overtuigd dat dat meestal niet ligt aan het hergebruik van de bekende elementen, maar dat zo’n auteur het juist op andere vlakken laat liggen. Er zijn twee stijlmiddelen die ik zelf essentieel vind voor de fantastiek, buiten alle ‘elementen’. Je hebt ze nodig om de ‘sense of wonder’ op te wekken. Lezers zullen het ervaren. Wie afgaat op een onderbuikgevoel zal bij het goed gebruik van deze stijlmiddelen meteen herkennen: dit is een ‘magisch’ boek. Het gaat om het gebruik van perspectief en schrijfstijl.

Het perspectief en de wereld

Toen het fantasy-genre ontstond werden de meeste verhalen geschreven vanuit het perspectief van een hoofdpersoon die vanuit een ‘gewone’ wereld een ‘magische’ wereld betrad. Op die manier kon de lezer geleidelijk wennen aan het wonderbaarlijke. Wat vreemd of anders was kon op een natuurlijk manier worden uitgelegd of gepresenteerd. Denk aan het konijnenhol waar je in valt of een spiegel waar je doorheen stapt. De vakliteratuur (1) heeft er een naam voor: portal-fantasy.

Zelfs The lord of the rings is in zekere zin portal-fantasy. De Gouw voelt in alles huiselijk en veilig. De grazige heuvels, de knusse holen: het kost de lezer weinig moeite om daar een veilige thuishaven in te herkennen. Van daaruit wordt de lezer, samen met de hoofdpersonen, de gevaarlijke, wonderbaarlijk en onbekende wereld in gevoerd.

Fast forward naar zo’n honderd jaar later: de lezer is al lang en breed bekend met het wonderbaarlijke en verwacht dat juist een fantasy boek je meevoert naar een andere, vreemde wereld. Er is minder uitleg nodig. Er wordt nog steeds echte portal-fantasy geschreven. Maar het is ook prima om de lezer meteen midden in de wereld en het verhaal te droppen. Nog een vakterm: ‘hit the ground running’. Je leert de wetmatigheden van de wereld snel genoeg kennen als je er middenin zit.

Wat we kunnen leren van de wisselwerking tussen perspectief en wetmatigheden in de wereld is waardevol voor de beoordeling of iets fantastiek is. Ook als een wereld geen of weinige fantastische elementen kent, kan de wereld eigen wetmatigheden hebben. Een ander ‘normaal’. Of het snel of langzaam is, de lezer wordt er mee geconfronteerd en gaat stapsgewijs het wereldbeeld adopteren. Als de lezer over de schouder van de hoofdpersoon meekijkt kan er een mooie spanning ontstaan tussen het normaal van de lezer, de hoofdpersoon en de wereld. Uit dat spanningsveld ontstaat de magie.

Als ik kijk naar ‘mainstream fantasy’ vind ik het leuk om een prikkelende stelling te poneren. Een draak maakt een boek nog niet fantasy. Als de lezer in een boek draken verwacht, en in de wereld draken normaal zijn, en de hoofdpersoon draken normaal vindt, dan dragen die draken op geen enkele manier meer bij aan de ‘sense of wonder’. De bekendheid van de fantastische ‘elementen’ gaat zelfs tegen werken. De verrassing en de magie zijn ervan af.

De schrijver denkt het zich wellicht makkelijk te maken door bekende elementen er in overdaad in te stoppen, maar het gevoel van verwondering en avontuur moet ergens anders vandaan komen. Een schurend perspectief dat voldoende dramatische spanning opwekt is er daar één van.

De fantastische taal

Sommige auteurs lijken te denken dat als ze namen maar vormen uit een exotische lettercombinatie met een paar diakritische tekens, dat er daarna nog maar weinig hoeft te gebeuren om een verhaal fantasy te noemen. Maar taal heeft op zichzelf de eigenschap om sfeer op te wekken. Alleen al door woordkeus en syntaxis. Door een slimme keus daarin zeg je heel veel over een wereld of een personage. Een bekend en extreem voorbeeld daarvan is de manier waarop Yoda uit Star Wars spreekt. Dichter bij huis is het werk van Marten Toonder een goed voorbeeld. Onder andere door het gebruik van neologismen (van denkraam tot zwelgbast) voel je als lezer dat je de wonderlijke wereld van Olie B. Bommel bent binnengestapt.

Ik ben zelf altijd heel bewust bezig met woordkeus. Mijn bundel Onwaarschijnlijke helden speelt in een wereld die losjes is gebaseerd op de Nederlandse middeleeuwen. Een belangrijk verschil is het ontbreken van christelijke invloeden. De namen in de wereld koos ik zorgvuldig met de nodige naslagwerken onder handbereik. (2) Daarnaast vermeed ik bij het schrijven zorgvuldig alle anglicismen en ik leunde wat zwaarder op Germaanse leenwoorden. Om inspiratie op te doen en om de taal die ik beoogde in de vingers te krijgen herlas ik oude vertalingen. Onder andere een Decamerone uit de jaren ’50 en de vertellingen uit Kantelberg uit de jaren ’60. Zowel het idioom als de syntaxis wekken een heel ander gevoel op dan hedendaags proza. Het is natuurlijk de kunst om er geen pastiche van te maken. Ik wilde nog altijd verhalen van nu schrijven. Ik had in de verteltrant en met de personages daarom wel wat te compenseren: moderne thema’s en een spitse en vlotte beschrijving van de gebeurtenissen. Of ik daar echt in geslaagd ben, mag iedere lezer voor zich zichzelf bepalen, maar wat ik vooral wil aangeven is dat deze verhalen niet alleen fantasy zijn omdat er magisch bibliotheken en tovenaars in voorkomen. Maar evenzeer om de taal.

Het bewust omgaan met woordkeus en syntaxis lijkt een ondergeschoven kindje te zijn bij veel hedendaagse fantasyschrijvers. Als het niet in een andere wereld met magische zaken speelde, had het proza ook door Kluun of Koch geschreven kunnen zijn.

Ik heb wel eens gedacht dat het in Nederland is misgegaan toen Couperus zijn neoromantische periode achter zich liet en naturalistisch werk begon te schrijven. De voorkeur voor kaal en realistisch proza vond in Nederland alom navolging en een schrijfstijl die ‘geen woord te veel’ gebruikt wordt tot de dag van vandaag geprezen. Daarnaast is er onder redacteuren en uitgevers ook nog wel een no-nonsense attitude met een lichte een angst voor een al te idiosyncratisch idioom. Al te moeilijke of in onbruik geraakte leenwoorden moeten bij voorkeur gemeden worden. Het moet wel leesbaar blijven.

En dat terwijl er zo’n mooie hoeveelheid woorden is om uit te kiezen. Meer dan tweehonderdvijftigduizend woorden telt de Nederlandse taal. De meeste Nederlanders kennen er daar zo’n tien procent van. De Engelse taal telt er overigens minder: zo’n honderdeenenzeventig duizend. Dat verschil laat zich deels verklaren doordat het Nederlands wat sneller is met het ‘officieel’ opnemen van nieuwe woorden en leenwoorden. Maar hoe dan ook is er een grote variëteit aan woorden om uit te putten.

Engelse auteurs benutten het aanwezige potentieel soms beter. Het typische fantasyjargon met de specifieke woorden voor wapengerei, occulte zaken en wat dies meer zij wordt al sinds de vorming van de genres grif gebruikt. De neoromantiek gaf daar juist een goede basis voor het fantastisch idioom en de opkomst van meer sobere schrijven deed daar niet aan af. Als voorbeeld: een klein rond schild is in het Engels al snel een buckler. In het Nederlands gebruikt vrijwel niemand het equivalent beukelaar, maar wordt het gewoon een klein rond schild genoemd, of iets vergelijkbaar prozaïsch. En dat terwijl in de context van het verhaal ook voor mensen die het woord niet kennen glashelder is wat er mee bedoeld wordt.

Je hoort lezers wel eens zeggen dat het Engels meer geschikt is voor fantasy, omdat het meer de woorden heeft daarvoor. Ik denk niet dat dat waar is. Ik denk wel dat we het gebruik van de woorden die ervoor nodig zijn een beetje zijn ontwend. Het zijn de schrijvers die moeten graven en zoeken en afstoffen.

Ik zoek en gebruik dat soort woorden bewust. Misericorde voor het mes dat gebruikt wordt bij een sluipmoord. Grimoire voor spreukenboek. En liever een pastinaak of schorseneer dan gewoon een knol of een wortel. Het zijn de kleine verschillen en keuzes die allemaal bijdragen aan de sfeer in een verhaal.

Veel collega-schrijvers laten kansen onbenut en introduceren soms zelfs onnodig nieuwe leenwoorden (zoals het genoemde ‘buckler’). Er zijn ook uitzonderingen. Peter Schaap gebruikt bijvoorbeeld in zijn eerste werk Ondeeds de Loutere een heel fijn en sfeervol idioom. Dat is helaas ook meteen zijn meest zorgvuldig geschreven werk. Taalkundig is het ook meteen zijn beste werk. Verder kom ik het vooral in vertalingen tegen. De vakkundige omzetting uit andere talen dwingt tot creatief zoeken in de minder gebruikte uithoeken van het woordenboek. Iedere schrijver zou af en toe wat werk moeten vertalen om op die manier met andere woorden en een andere zinsopbouw in aanraking te komen.

En er is zonder twijfel in het Nederlands ook veel werk dat ik niet ken. Ik noem nog een recente ontdekking. Ik kreeg afgelopen jaar de gouden tip om eens wat werk van Arij Prins te lezen. Dat is bij uitstek een schrijver met een heel eigen stijl. Je kunt het helaas niet hedendaags of heel toegankelijk noemen.

Enfin, het was niet mijn bedoeling om van dit artikel meteen een diepgravende analyse van de taal van Nederlandse fantasy schrijvers te maken. Ook realiseer ik me dat wat ik schrijf wellicht voor fantasy meer waar is dan voor science fiction. Scifi wordt vaak gekenschetst als ideeëngenre en is daardoor iets minder afhankelijk van de ‘sense of wonder’. Dan maak je als schrijver het ontbreken van genoeg ‘scifi elementen’ misschien niet goed met het juiste perspectief of taalgebruik.
Al ga ik die uitdaging zelf niet uit de weg. In het verhaal Kiki dat ik schreef deed ik het tegenovergestelde wat ik deed voor Onwaarschijnlijke helden. Ik verrijkte de taal met zoveel mogelijk anglicismen en zocht naar een Nederlands waarvan ik me voorstelde dat we het over twintig of veertig jaar zouden spreken.

Ik hoop met dit artikel anderen te inspireren om bij het lezen van fantastiek wat meer te genieten van de schrijfstijl en techniek, naast alle heerlijke elementen op verhaal en wereldniveau. Wie Nederlandse schrijvers of vertalingen vindt die zich bij uitstek op deze punten onderscheiden, laat het me gerust weten. Ik hoop op termijn eens een artikel te schrijven dat nog wat verder ingaat op taal en stijlgebruik bij Nederlandse fantasyschrijvers.

Ik sluit graag af met een citaat van een van mijn favoriete schrijvers, Clark Ashton Smith. Als geen ander wist hij de magische sfeer in zijn verhalen op te wekken met de taal die hij gebruikte. In een van zijn brieven aan H.P. Lovecraft schreef hij daarover: ‘Mijn eigen bewuste ideaal is de lezer te misleiden tot het aanvaarden van een onmogelijkheid, of een reeks van onmogelijkheden, door middel van een soort verbale zwarte magie, waarbij ik gebruik maak van proza-ritme, metafoor, vergelijking, klankkleur, contrapunt en andere stilistische middelen, als een soort bezwering.’

Frank Norbert Rieter
www.franknorbertrieter.nl

 

(1) Wie bij het begrip ‘vakliteratuur’ nieuwsgierig is geworden kan ik onder andere de volgende boeken aanbevelen.
a. A short history of Fantasy, Farah Mendlesohn en Edward James
b. Rhetorics of fantasy, Farah Mendlesohn
c. Fantastic Literature, A Critical Reader, red David Sandner
(2) Een paar etymologische naslagwerken die ik gebruikte bij Onwaarschijnlijke helden:
a. Nederlandse plaatsnamen, T Groenedijk
b. Huizinga’s complete lijst van voornamen

Voor wie even wil proeven aan stijlverschillen met een fantastisch idioom in Nederlands proza geef ik hieronder een paar sprekende fragmenten. Ik heb ze niet uitgekozen omdat ze allemaal tot de fantastiek behoren (of omdat het goede of bekende werken zijn), maar omdat het auteurs zijn met een sterke eigen stijl of die heel goed in staat zijn om met hun woordkeus, ritme en zinsopbouw de sfeer van de wereld te versterken of op te bouwen.

A.
Uit de stad een bonte stoet met koning Harold, die op een heel wit paard, langzaam onder den zwaren last. Om zijn uitpuilend kwal-lichaam zonder beender-vastheid, een mat-vermiljoene talaar, moeielijk dicht door gouden agrafen, en op zijn zuip-water-hoofd met glimmend-vette halsplooijen en krab-roode blaas-wangen, waar-boven-achter schuil-lagen donkere muis-oogen, de lage mat-gouden bandkroon onder een zijden doek, waarin de leliën op.

B.
Doch het was niet louter het laaiende vuur in de hoge, gewelfde hal dat het hart van de oude Baron verwarmde, noch het zware stuk venizoen dat rond wentelde aan het spit in de haard, noch zelfs het besef dat hij gezegend was met een schone en willige gade die haar veertig jaren met zulk een waardigheid droeg dat haar leeftijd werd gehalveerd en met een dochter van negentien lentes, lustig en wulps, naar wier hart en gunsten menig aanbidder dong. Deze gaven beschouwde de Baron als de voegzame en rechtmatige privileges van elke edelman die de Saracenen had gebaft in het Heilige Land. Wat de Baron in het bijzonder verheugde was het vooruitzicht van een avond gevuld met bloemrijke en gezouten maren, want niets schonk de oude krijgsman meer vreugd dan een goed verteld verhaal.

C.
Daar leefde es in de streek vanwaar ik kome
’n Aartsdeken. ’t Was een hele hoge ome.
Die maakte korte metten als hij straf
Aan plegers van ontuchtigheden gaf,
Aan heksen, kerkerovers, koppelaars,
Aan overspeligen en lasteraars,
Aan knoeiers met contracten en testamenten,
Aan weigeraars der heilige sacramenten
En plegers van nog heel wat ander kwaad
Waarvan ‘k de lijst maar achterwege laat,
Van woeker onder meer en simonie.
Maar ontucht strafte hij het zwaarste. Wie
Daarop betrapt werd liet de deken brommen.
Ook kleine pachters liet hij niet ontkommen.
Zo tegen hen een paap getuignis gaf
Kwamen ze er niet maar met een boete af.
Voor kleine tienden en kleine offergaven
Liet hij ze zingen achter ijzren staven;
Eer hen de bisschop met zijn kromstaf ving
Stonden ze al op de aartsdekens rekening.
Dan had hij ook, krachtens zijn jurisdictie,
Volkomen machtiging tot hun correctie.
Een bodel was des dekens rechterhand.
Daar was geen sluwer schalk in Engeland.

D.
En Dafnis, Eole volgden de faunen en saters. De fluitjes, in vollere en dollere gamma’s, vlug op en vlug neêr, riepen hierheen! daarheen! hierheen! daarheen! en kwam de stoet aan de opene plek, rotsigen wand, gruizeligen grond, ten Zuiden bloot gesteld, dan naderden de saters en faunen, plots ernstig, en zij plantten samen met eerbied den wijnstok, terwijl op de karteling van den rots het Panszoontje bleef dansen en fluiten, ruigjes tegen de blauwe lucht, als een opstaand bokje in het azuur. Zoo verdeelde de stoet zich telkens, maar ook telkens vonden de nieuwe wijnbouwers elkander in het woud terug, want de faunen, op hunne langere fluiten, trompetterden de blijde wijze luid, als signaal, dat hen allen verzamelde. Het woud bleef vol beweging, het land daverde van het vroolijke oproer.

E.
‘Kom,’ zei de prior, zijn toon matigend, ‘behandel mij niet zo hard. In de grond mag ik de jagers wel. Als ik de jachthoorn steek weergalmt het door het bos. Behandel me niet zo hard.’
‘Geef hem een hoorn,’ zei de bendeleider. ‘Eens kijken of hij het werkelijk kan.’
Prior Aymer blies op de hoorn. De aanvoerder schudde het hoofd.
‘Heer Prior,’ zei hij, ‘het klinkt heel vrolijk, maar komt er niet mee vrij. Ik hoor, dat u een van degenen bent, die met nieuwe Franse klanken de oude Engelse hoorntonen verknoeien. Prior, die laatste uithaal heeft vijftig kronen aan uw losprijs toegevoegd, als straf voor het bederven van de krachtige oude jachttonen.’

F.
Augustus, dragende zijn purperomzoomde toga, zat in een breeden, laaggerugden zetel, het bovenlijf wat voorover, de ellebogen rustend op de armleuningen. Doordringend, wenkbrauwfronsend nu en dan, doch zwijgend steeds, had hij den vóór hem staanden commandant gedurende diens spreken aangekeken. Toen Lollius zweeg, kwam er een korte stilte. In spanning wachtte de prefect op wat Augustus nu zou zeggen. Zoo stond daar ook Vetruvius Pollio, Rome’s bekwame architect, met onrust op het gelaat, den imperator aan te kijken. Bleek en vermagerd was deze man, die z’n haast bovenmenschelijke werkkracht benutte tot uitvoering van Augustus’ streven, Rome te verfraaien, de huizen te verbeteren, de licht-ontbrandbare houten woningen te vervangen door steenen gebouwen, wier hoogte een bepaalde maat niet mocht te boven gaan.

G.
‘Hier’, zei het oude mannetje, stilstaand bij een muur, waarover ranken kamperfoelie hingen. ‘Hierachter is het huis waar niemand woont. De deur is open, je kunt zò naar binnen lopen. Je moet wel eerst over het tuinhek klimmen, maar voor een jonge kerel zoals jij… De mensen zeggen dat het er spookt. Maar de mensen zijn gek.”

Vlakbij, aan het eind van het paadje waar ze stonden, brandde èèn onnozele lantaren; voor de rest was het overal donker. En stil… Nee, toch niet helemaal stil. Uit de verte, waar de hemel boven Lavendertown bont en blauw was door de lichtreclames, dreven vage geluiden aan. Als de echo van een echo hoorde je een dof rhytmisch bonken als van beat- muziek.

H.
Sinte Agnese van Valtherheerde was een Heilige waarop je bouwen kon, dacht Ondeeds de Loutere vergenoegd. In zijn handpalm koesterde hij het minuscule vlammetje dat dankzij langdurige aanroepingen en na een maand vasten en mediteren uit het niets te voorschijn was gekomen. Zijn knieën waren stijf en zijn tenen voelden doods en afgeknepen aan door de langdurige hurkzit op de kale rotsvloer. Het opstaan viel hem niet mee. Hij kreunde van pijn en inspanning. Zijn hoofd galmde nog na van de voorgeschreven litanieën aan Sinte Agnese, maar zelfs dat vormde nog niet het einde van de ongemakken die hij moest ondergaan. De grootsheid van het jaarlijkse louteringsritueel vervulde hem met gepaste opwinding, tevredenheid, en bovenal een immense honger.

I.
De voorhang dichtgevallen achter de soldaten. Door de arrestanten herkend en met onbehagen veranderd bevonden de nu besloten ruimte van de rechtszaal. Vroeg ochtendlicht, nog dampig, achter de boogvormige ramen, uitgespaard in het metselwerk tussen de zuilen. Ieder van de zojuist binnengebrachten kent het secretarium van de prefect nog uit de periode voor de Gotische verovering. Sommigen zijn hier wel eens opgetreden als getuigen, anderen als aanklagers, een van hen tien jaar tevoren zelfs als beklaagde. Destijds door een open galerij uitzicht op een binnenhof en de muren van de voormalige Tellus-tempel. Nu van de buitenwereld niets waarneembaar dan weerkaatsing van licht in hooggeplaatste raamnissen.

a. Uit het verhaal Harold, Arij Prins (uit de bundel Een koning, 1924, online beschikbaar via dbnl.org)
b. Boertige en glorieuze vertellingen – Nicholas Saere (vertaling)
c. De vertellingen van Kantelberg – Geoffrey Chausser (vertaling)
d. Dyonisos – Louis Couperus
e. Ivanho – Sir Walter Scott (vertaling)
f. De groote misleider – W M Ebbink
g. De monsters van Stone Valley – Henriette van Eyk
h. Ondeeds de Loutere – Peter Schaap
i. Een nieuwe testament – Hella Haasse

Dit artikel, door Frank Norbert Rieter, is eerder verschenen in HSF (2023/3).

www.franknorbertrieter.nl

HSFCon 25-26 maart 2023

HSFCon 2023 vindt op zaterdag 25 en zondag 26 maart 2023 plaats in Van der Valk Hotel Sneek. HSFCon is er voor alle liefhebbers van Science Fiction, Fantasy en Horror.

Het wordt weer een weekend vol panels en lezingen over alles wat de genres ons te bieden hebben, met een flinke vleug wetenschap. Kijk je ogen uit en koop je beurs leeg bij onze standhouders, doe mee aan workshops en breng tijd door met andere fans. Foto’s van vorig jaar vind je hier.

Het programma wordt binnenkort bekend gemaakt, dus houd de website in de gaten! Ook vind je op onze website meer informatie over onze eregasten en gasten, het hotel en wat je je verder ook afvraagt 🙂

Is je interesse gewekt? Bezoek onze website en like HSFCon op Facebook!

Wil je op de beursvloer staan met je eigen boeken, illustraties of handgemaakte fan-items? Doe je graag mee aan het programma? Neem dan contact op via info@hsfcon.nl, of via Facebook Messenger.

Kaartverkoop is nu live op de website.

Essay: SF in Nederland – Wat verloren is kan veroverd worden – HSF 2022/1

Sciencefiction is verloren in Nederland (maar kan heroverd worden)

Als Nederlandse sciencefictionschrijver ben ik 95% van mijn dag kwijt aan knarsetanden, mijn kleren scheuren en as over mijn hoofd strooien terwijl ik door het Rijsterborgherpark struin en jammer: ‘Waarom wordt SF hier nou zo weinig gelezen?’ Sinds ik mijn pijlers richtte op dit mooiste en beste aller genres, heb ik die vraag vaak gesteld aan collega’s. Frustrerend genoeg waren de antwoorden vaak een beetje vaag of kon je al ruiken dat het maar het halve verhaal was – kennelijk weet niemand écht hoe het precies zit.

Eerst de feiten dan maar. Sciencefiction doet het in Nederland geweldig. In de bioscoop. En op Netflix. Eén op de vier films die verschijnt, stel ik even met de natte vinger, is SF. Ja, ook superheldenfilms zijn dat vaak, of denk je dat Spider-Man in een nanokostuum of Ant-Man die de quantumwereld doorkruist onder historisch drama valt? Kennelijk zijn mensen zót op ruimteschepen en high tech op het scherm, maar zeggen diezelfde lieden ‘nee, dank je’ als ze de boekenzaak in stappen. Of zijn dit soms hele andere groepen? Is er een denkbeeldig Venndiagram te tekenen waarin Primekijkers en Boekenlezers elkaar precies niet raken? De statistieken lijken het inderdaad te bevestigen, en dat is zonde. Hoewel niet elke Star Wars-fan een lezer zal zijn, is SF, met alle respect, fucking nerdy. Nerds zijn nieuwsgierig en leergierig en hongeren naar kennis over hun obsessie. Dít zijn de mensen die weten wat korstmossen zijn en je graag komen vertellen waar Lagrangepunten liggen. De overlap zou er dus wel degelijk moeten zijn, is er echter maar matig, en vertaalt zich dus niet in klinkende winsten en royale contracten voor de sappelende genreschrijver ’s-Neerlands.

Momentje, ik schreeuw even heel hard in deze holle regenton.

 

Achter de feiten

Een nuttige vraag om eerst te stellen: is het ooit anders geweest? Het antwoord daarop is já! In pakweg de zestiger tot en met de tachtiger jaren van de twintigste eeuw werd hier vrolijk en volop sciencefiction uitgegeven. Vertaalde werken, dat wel, maar die waren er in overvloed – met name Amerikaans werk en zeker niet alleen de geijkte namen die ook nu nog, terecht of soms ook onterecht, resoneren. Naast Clarke, Heinlein en De Schrijver Wiens Achternaam Met Een A Begint waren er ook meer dan genoeg collecties en romans te vinden van uitstekend auteurs als Eric Frank Russell, Ray Bradbury, Jack Vance, Frederick Pohl, Philip K. Dick, Norman Spinrad en R.A. Lafferty. Uitgevers Meulenhoff en Bruna beconcurreerden elkaar met meer dan complete portefeuilles alsof het een lieve lust was. Sic transit gloria mundi.

Maar een intrinsiek aspect van SF is dat het overpeinzingen zijn over de toekomst, gezien vanuit het perspectief van vandaag. Anders gesteld, zelfs SF is een momentopname die uit de mode kan raken of ouderwets worden. Kwam het klad er op den duur in? Op een hype volgt bijna altijd een crash. Misschien sloop er in de loop der decennia toch wat metaalmoeheid in, waardoor het genre aan relevantie inboette en het bredere publiek – begrijpelijk – de schouders ophaalde? Dat is achteraf moeilijk in te schatten: alles uit die tijd leest als een kijkje in het verleden, of beter gezegd hoe het verleden keek naar de toekomst.

Illustratief vond ik een oorspronkelijk Nederlandse verhalenbundel die ik onlangs las, uit 1971, naar aanleiding van een tweelandelijke wedstrijd (Nederland en België) gehouden door omroepstichtingen NOS en BRT en uitgegeven door Bruna. In het parlance van de jaarlijkse Ganymedesbundel: dat zou een mooie staalkaart op moeten leveren van het schrijfwerk in die periode. Het niveau was echter bedroevend. Op een enkele uitschieter na (een jonge Eddy C. Bertin deed mee, won geheel ten onrechte niet) was de creatieve kwaliteit ronduit pover. De bundel stond vol met ook in die tijd al uitgekauwde thema’s en plotjes, met minstens drie verhalen waarvan de clou was ‘het speelde zich eigenlijk op aarde af en deze mensen waren Adam en Eva/de Egyptenaren!’ Als dit de winnende verhalen van een landelijke wedstrijd waren, begrijp ik waarom het algemene leespubliek de schouders ophaalde en massaal besloot dat sciencefiction niet relevant meer was.

Een tikje oneerlijk om de output van liefhebbers aan te dragen als de oorzaak van de teloorgang van SF, natuurlijk. Werden er door Nederlandse professionals in die tijd dan wél kwaliteitsgenrewerken geschreven? Op zich wel: Tonke Dragt en Felix Thijssen springen eruit. Het was echter duidelijk niet genoeg voor het genre om in eigen taal wortel te schieten.

 

Engels vs. Nederlands

Soms wordt als argument aangedragen dat wij verdomd goed Engels kunnen en daarom liever het bronmateriaal lezen dan een vertaalde versie. Ik herken dit. Ik lees ook liever het oorspronkelijke werk, om zo dicht mogelijk bij de schrijver te blijven. (Dit gaat uiteraard enkel op voor Engelstalige en hooguit Duitse boeken. De Witcher-serie van de Poolse Andrzej Sapkowski lees ik lekker in het Nederlands.) Op beurzen en festivals heeft iedere vakgenoot wel ervaring met voorbijgangers die zichzelf hebben wijsgemaakt dat Nederlands ‘niet lekker leest’ en enkel Engelse werken kopen.

Nu denk je misschien: hoe kan dit een verklaring voor de noodlijdende staat van het genre in Nederland zijn? Die ontwikkeling gebeurde toch in een tijd dat het nog helemaal geen sinecure was om aan Engelstalige boeken te komen? Dat klopt deels. Er was destijds nog geen internet, de boekhandels (en dus de uitgevers) waren poortwachters en niet iedereen kon even een tripje naar de American Book Store in Amsterdam maken. Toch waren er manieren om aan Engelstalig werk te komen, en eerder dan je wellicht denkt. Na de Tweede Wereldoorlog bleven er veel meegenomen boekjes van Amerikaanse soldaten achter, die zeker in de grotere steden voor een kwartje te koop waren. Dat ging er bij jonge lezers wel in, en zo leerden ze bovendien Engels. Onze taligheid kan dus best een factor zijn geweest in die tijd – hoewel het die vandaag de dag nog veel sterker is.

Een andere, niet te onderschatte is de algehele ontlezing in Nederland. Dan hebben we het niet over het (zorgelijk!) zelfs oprukken van analfabetisme, maar het feit dat steeds minder mensen boeken lezen. Wat leidt tot allerlei ellendigheden, bijvoorbeeld dat het voor boekhandels alleen nog maar rendabel is om het equivalent van de kiloknaller aan te bieden: bewezen succesnummers of door ghost writers geschreven biografieën van BN’ers. Klink ik zuur? Is dit te zuur? Moet ik iets minder zuur zijn? Weet je wat, ik sluit dit hoofdstuk snel af, niemand wordt hier blij van.

 

Plottwist

Een perspectiefwisseling is misschien nuttig hier. Het genre is veel groter dan alleen de ‘hardcore’ SF zoals wij die beminnen. Literaire SF ligt wel degelijk in de winkel, en kruisbestuivingen van allerlei pluimage. Het is aan de lezer en schrijver om dat cool te vinden of daar de neus voor op te halen. Maar het genre is er, het leeft en het zou slim zijn om het in al zijn facetten te omarmen.

Een lichtpuntje in dit hele verhaal is dat er een nieuwe garde aan SF-schrijvers is opgestaan in de afgelopen tien jaar, die (naast de oude rotten) met allerlei initiatieven aan de weg timmert om het genre weer groot te maken. Dit zal niet uit één hoek kunnen komen, maar samenwerking vereisen tussen schrijvers, uitgevers, lezers en boekhandels. We kunnen bovendien leren van de fouten van het verleden: niet meer nabootsen wat in de Angelsaksische wereld gebeurt, maar het genre een Nederlands tintje geven, het smoel geven met thema’s en insteken die voor óns relevant zijn. Dit proces is al gaande. Ik heb goede hoop dat sciencefiction over tien jaar weer helemaal terug is – niet alleen bij mensen thuis op hun scherm, maar ook in hun boekenkast.

 

Roderick Leeuwenhart

 

Bio:

Roderick Leeuwenhart is de schrijver van SF-romans De Heren XVII (Quasis, 2021) en Sterrenlichaam (nog ongepubliceerd in Nederland, wel verschenen in China). Hij is Harland Award-winnaar, knuffelt thuis graag met zijn ratten en is bezig met een langlopend project waarin hij zijn hersens langzaam laat vervangen door korstmossen.

 

De rol van uitgevers

Omdat mijn overzicht op de zaak ook maar beperkt is, stel ik de vraag aan Tais Teng – grootmeester in het SF-genre in ons kikkerlandje en dus iemand die er wellicht zicht op heeft. Waarom denkt hij dat SF wegkwijnde in ons land? Dixit Teng:

‘Hoewel uitgevers als Meulenhoff en Bruna prima bezig waren, gold dat niet voor een stel anderen. Die zagen SF-boeken enkel als verdienmodel en brachten pulpverhalen uit de veertiger en vijftiger jaren uit. Captain Future En De Keizer Van Het Heelal om een gruwelijk voorbeeld neer te zetten. Dat was vast heel goedkoop in de aanschaf, maar had niets met SF te maken. Goede SF is zich juist heel erg bewust van het heden en borduurt daar op voort: hightech surfers op de omslaande tsunamigolf der vooruitgang.

Een tweede punt was dat de vertalingen soms abominabel waren, zo slecht dat ik ze in het Engels terug moest vertalen om te begrijpen waar het verhaal eigenlijk over ging. Ik herinner een gruwelijke misvertaling uit Clifford D. Simak’s City: “Ze zaten op vet te kauwen.” In het Engels: “They sat chewing the fat.” Oftewel, ze zaten wat te ouwehoeren.

SF-lezers beginnen vaak vrij jong (10-12 jaar) en zijn over het algemeen redelijk intellectueel. Na verloop van tijd leren een heleboel van ons Engels te lezen en kopen boeken alleen nog in de oorspronkelijke taal. Als uitgevers de moeite nemen om op Nederlands talent in te zetten, hoeft dat niet te gebeuren.’

Dit essay is eerder verschenen in HSF (2022/1).

Toekomsttroost – In gesprek met Auke Hulst – HSF 2022/1

Auke Hulst nieuwste boek heeft niet alleen indruk gemaakt bij liefhebbers van fantastiek. De Mistukoshi Troostbaby Company (hierna DMTC) is dan ook de genomineerd voor de Libris literatuurprijs 2022. Voorzitter van de jury dit jaar is Ahmed Aboutaleb, burgemeester van Rotterdam. Op maandag 9 mei maakt hij de winnaar bekend in Felix Meritis, met een Hommage-show voor de zes genomineerde auteurs die via livestream te volgen zal zijn. De bekendmaking van de winnaar wordt live uitgezonden in Nieuwsuur op NPO2.

Hiermee kunnen we toch officieel stellen dat Auke een SF-roman succesvol naar het bredere literair publiek heeft weten te brengen. Over het wantrouwen tussen genrefictie en literatuur, lees je in dit nummer meer. Auke zou graag de afstand zien verminderen en daar lijkt DMTC zeker een bijdrage aan te leveren. Wat zegt hij er zelf over?

 

Hoe lang heb je gedaan over het schrijven van DMTC? Is het idee eerst lang blijven broeden?

Het feitelijke schrijven van het boek heeft drie jaar gekost. Een jaar langer dan ik voorzien had, omdat het steeds dikker werd, en misschien ook omdat het emotioneel zwaarder was dan gedacht. Hoewel ik best wist dat het niet gemakkelijk zou zijn, want de kern van het boek is een persoonlijke ervaring waar ik lang mee geworsteld heb: het verlies van een ongeboren kind. Dat was lang geleden, en dit boek heeft bijna een decennium in mijn hoofd liggen gisten voor ik eraan toe was om eraan te beginnen.

 

Wat hoop je dat mensen uit DMTC halen?

Het boek gaat uiteindelijk over schuld, schaamte en het onvermogen je bij de loop van de geschiedenis neer te leggen. Dat is in De Mitsukoshi Troostbaby Company op twee manieren uitgewerkt: een net-niet-vader die alsnog een kind in de vorm van een robotmeisje ‘koopt’, en een verhaal-in-een-verhaal geschreven door diezelfde vader. Dat is een tijdreisverhaal waarin het alter ego van de vader keer op keer terugreist in de tijd om te proberen de geschiedenis te veranderen en tot een betere uitkomst te komen. Je zou kunnen zeggen dat de les is dat je met verzet tegen het verleden niets ongedaan kan maken. Sterker: dat je met dat verzet in het heden meer schade aanricht dan je zou willen.

 

In hoeverre is het verhaal geworden zoals je het eerst had bedacht? 

Ik werk behoorlijk intuïtief. Doordat zo’n boek jaren heeft liggen gisten kan dat ook: als ik begin heb ik al redelijk grip op de vorm en de toon. Een aantal kernscènes en kernthema’s hebben die zich al aangediend. Maar al schrijvende gebeurt er ondertussen van alles: nieuwe ingevingen, nieuwe inzichten, soms ook dingen die in het dagelijks leven voorvallen en zo’n boek binnendringen. Dat maakt een roman tot op zekere hoogte een onkenbaar, nauwelijks te temmen wezen.

In één opzicht heeft corona de inhoud beïnvloed: ik had een reisbeurs om naar Japan te gaan, een land dat een grote rol speelt in het boek, maar Japan ging net op slot voor ik ernaartoe kon. Ik kon nog wel naar Myanmar, waar indertijd – dit was vlak voor de militaire coup aldaar – mijn broer woonde, en waar ik nog heb kunnen rondreizen. De rol die Myanmar in het boek speelt is duidelijk groter geworden door die ervaring, terwijl ik qua Japan meer moest leunen op oude reisherinneringen en research op afstand, wat Japan iets minder prominent heeft gemaakt dan verwacht.

 

Heb je de hoofdstukken ook om en om geschreven, zo niet uitgewerkt? En schrijf je chronologisch of volg je je inspiratie vanuit een schets?

Niet om-en-om en ook niet chronologisch. Het is best wel all over the place. Dat heeft een voordeel: ik werk altijd aan stukken waarvoor ik op dat moment inspiratie heb, maar ook een nadeel: het blijft heel lang onduidelijk of alles goed in elkaar gaat passen en of ik niet aan een hopeloze mislukking bezig ben. Die angst blijft eigenlijk het hele proces, en zelfs na de publicatie. De goede recensies zijn dan vooral een opluchting.

 

Heb je zelf een Alexa, robotstofzuiger of andere smart home installaties?

Nee. Afgezien van de apparaten waarop ik werk – desktop, laptop, telefoon – is mijn huis behoorlijk analoog. Heel veel papieren boeken, een oude piano, wat gitaren, meubels. Ik sta enigszins wantrouwend tegenover de invasieve aspecten van moderne technologie. En dan vooral wat betreft de wijze waarop overheden en tech reuzen daarmee omgaan. Tegelijk moet ik toegeven dat ik best veel op sociale media zit, terwijl je die toch als ziektekiemen voor de samenleving kan beschouwen.

 

De vervaging tussen schrijver Auke (jij) en schrijver Auke (jij?) spiegelt de vervaging tussen de twee boeken (DMTC en het fictieve boek). In hoeverre heb je dat fictieve boek ook uitgewerkt in je hoofd, zo niet uitgeschreven?

Lastige vraag… Ik kan er dit over zeggen: Auke van der Hulst, de schrijver in het boek, is een alter ego, maar ook nét niet mij, vandaar dat ‘van der’. De schrijver in het boek-in-het-boek, die Kaj heet, is weer een alter ego van die Auke van der Hulst, dus nog weer een stap extra van me verwijderd. (Overigens heet mijn alter ego in Kinderen van het Ruige Land, de autobiografische roman over mijn jeugd op het Groningse platteland, Kai, met een i.) Die verwijdering geeft me net wat meer speelruimte om bepaalde dingen extremer te maken en op het scherpst van de snede te onderzoeken. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de manier waarop in het boek-in-het-boek het thema van zelfhaat wordt onderzocht. Nogal bloederig, namelijk.

Wat dat boek-in-het-boek betreft, vaak is het zo dat als er zoiets in een roman zit, je slechts fragmenten krijgt opgediend. Ik wilde het goed doen: gewoon het hele boek, en dan zo goed mogelijk, maar wel geschreven op een manier die nét niet helemaal de mijne is, maar de manier van de Auke in het boek, if that makes sense… Een boek-in-een-boek kan een trucje worden, en de enige manier om dat erg te vermijden is door het serieus als een boek op zich te benaderen… zonder te vergeten dat het met de omringende tekst in gesprek is.

 

Heeft een boek net zoveel invloed op de schrijver als de schrijver op zijn boek volgens jou? Dat lijkt met Auke uit het boek wel het geval te zijn. Ben jij ook heel dicht bij jezelf gekomen met het schrijven van de Auke in DMTC?

Als je jaren aan een roman werkt, zeker als het een heel persoonlijke roman is, lééf je in die wereld. Misschien nog wel meer dan in je eigen wereld. Het is onvermijdelijk dat zo’n boek grote invloed uitoefent op je gemoed en de manier waarop je naar de wereld om je heen kijkt. En soms is dat zwaar, zoals hier, want dit is een zwaar boek.

 

Heb je iets over jezelf geleerd door het schrijven van DMTC?

Er waren twijfels die steeds groter werden tijdens het schrijven. Vooral: kan ik het hoe dan ook maken om over iets zó persoonlijks – het verlies van een ongeboren kind – te schrijven? Want daar is ook iemand anders bij betrokken, die je zo’n boek uiteindelijk ongevraagd aandoet. Ik kreeg steeds meer moeite met het vampiristische van schrijven; met de wijze waarop je als schrijver dingen aan het leven onttrekt, inclusief het leven van anderen. Uiteindelijk is die worsteling het boek binnengeslopen. Het is óók een vraag waarmee de Auke in het boek zit. Ik heb vooral veel geleerd over schrijven zelf, de waarde ervan, en de prijs, en of ik bereid ben die te betalen.

 

Wat zijn de laatste vijf boeken die je gelezen hebt en zijn het aanraders? Waarom wel/niet?

Ik zit in een leesclub, waarmee we momenteel Dzjan van Andrej Platonov aan het lezen zijn. Tot dusver – hoewel een beetje stijf vertaald – erg goed en op een verdrietige manier geestig. Ik schrijf recensies voor NRC Handelsblad en in dat kader heb ik Tortilla Flat van John Steinbeck gelezen, wat erg goed geschreven is, maar ook een beetje dubieus in zijn portrettering van een armlastige minderheid. Ook voor de krant las ik Naar het paradijs van Hanya Yanagihara, een wat onevenwichtige baksteen die voor de helft – de beste helft – uit een dystopische sciencefictionroman bestaat. Net uitgelezen: Meisjesherinneringen van Annie Ernaux, de Franse grootmeesteres van de memoires. Uitmuntend. Al iets langer geleden, maar ik wil er graag lezers naartoe dirigeren, heb ik The Dispossessed van Ursula Le Guin herlezen. De eerste keer dat ik die politiek-filosofische SF-roman las, vond ik hem geweldig, maar ik waag te betwijfelen of ik er als veertienjarige veel van begrepen heb. Bij herlezing bleef het méér dan overeind. Een terechte klassieker. En extra interessant in de context van het hedendaagse debat over het failliet van het kapitalisme en de heropleving van het marxisme.

 

Wat is het eerste horror-/sciencefiction-/fantasy-boek dat je als kind gelezen hebt en wat je bijgebleven is?

Ik heb de SF min of meer bij toeval ontdekt. Ik was twaalf en had sinds kort een bibliotheekpas. In de dorpsbieb van Slochteren, provincie Groningen, heb ik twee willekeurige boeken uit de vrij kleine kast met SF getrokken – al denk ik nu dat het niet heel gek was dat ik dat deed, want ik was van jongs af al gefascineerd door sterrenkunde. Die boeken waren de Doodsstrijd-trilogie van Harry Harrison, musculaire ruimteavonturen rond de gokker-sjacheraar Jason DinAlt, en Robert Heinleins The Moon is a Harsh Mistress, dat vertaald is als De maan in opstand. Dat laatste boek deed het hem. Ontzettend vlot geschreven, in een hele eigen hard-boiled stijl, spannend, maar vooral ook: tjokvol ideeën over vrijheid, rechtvaardigheid, samenlevingsvormen en techniek. Voor wie het niet kent: het gaat over een strafkolonie op de maan waar ‘vrijgeboren’ kinderen ter wereld komen die niettemin gevangen zitten op die stofbol, deels omdat ze fysiek een leven op aarde niet aankunnen. Hoe kun je vrij zijn als je in een gevangenis woont? Er ontstaat een revolutionaire beweging die zich – met hulp van een “bewust” geworden mega-computer – teweerstelt tegen de Aardse onderdrukkers. Dat ik door zo’n boek kon ontsnappen aan mijn eigen niet erg prettige bestaan op het Groningse platteland én tegelijk juist de confrontatie aan kon gaan met essentiële levensvraagstukken opende me de ogen. Het was het begin van een levenslange leesliefde.

 

Schrijf je wat je zelf ook wil lezen of juist helemaal niet? Waarom is dat?

Dat is een hele moeilijke vraag. Ik ben erg gevoelig voor stijl, en ik denk dat mijn werk zich wel stilistisch onderscheidt. Maar verder… Ik schrijf in principe voor mezelf – probeer de gedachte aan lezers ook zoveel mogelijk buiten de deur te houden – met het doel bepaalde kernthema’s in mijn eigen leven op zoveel mogelijk manieren te onderzoeken. Maar als ik boeken van anderen lees, laat ik me juist graag verrassen door andere thema’s, andere vraagstukken. Dan wil ik in hún wereld stappen. Mijn eigen werk herlees ik zelden of nooit.

 

Wat is je routine? Vroege vogel of nachtuil? Schrijf je consequent en gedisciplineerd of in vlagen?

Geen routine. Vroeger schreef ik veel ’s nachts, maar dat is niet erg gezond, zeker niet als je aanleg hebt voor somberheid. Nu schrijf ik wanneer ik de geest krijg. Waardoor ik dus ook vaak zit te niksen. Wat dan niet echt niksen is, want op deep background draait de romanwereld gewoon door.

 

Wat is volgens jou de meerwaarde die SF levert aan (literaire) fictie?

Ik denk dat sciencefiction je nieuwe manieren aanreikt om vraagstukken te onderzoeken, waardoor je dichter bij antwoorden en inzichten kan komen dan met louter ‘realistische’ fictie. Het element van de experimentele testopstelling staat me aan. Hele originele technische ideeën zijn leuk en aardig, maar ze hebben voor mij pas waarde als ze functioneel zijn: als ze het mogelijk maken tot een thematische verdieping te komen. Ik gebruik in De Mitsukoshi Troostbaby Company een aantal gangbare sciencefiction-ideeën – de menselijke robot, het tijdreizen, de dystopische near-future alternate history – op een manier die, hopelijk, de verdieping van de thema’s bevordert. Ik hoef niet een innovatieprijs te winnen, ik wil elementen van de menselijke ervaring uitdiepen.

 

Waar werk je nu aan? Je hebt sciencefiction en fantasy geschreven, kunnen we ook een horrorroman verwachten zodat de HSF-drie-eenheid in je oeuvre vertegenwoordigd is?

Ik ben in de eerste fase van een historische roman, waar ik nog niet veel over kan zeggen, behalve dat tanden er een centrale rol in spelen, zowel metaforisch als in zéér tastbare zin. Goed mogelijk dat daar een vampiers-element in zal sluipen… Maar ho, ik heb al te veel gezegd.

 

Kan je ons iets vertellen wat je nog nooit in een interview gezegd heb omdat de juiste vraag nooit gesteld is?

Ik wil graag benadrukken dat sciencefiction, dat toch een wat koele en cerebrale reputatie heeft, ook hele emotionele literatuur kan opleveren. Een van de meest aangrijpende boeken die ik ooit gelezen heb is Flowers for Algernon van Daniel Keyes. En ik denk niet dat er een boek is waar ik een diepere emotionele band mee heb dan met Orson Scott Cards Ender’s Game. Daar doen Cards verder zeer twijfelachtige politieke denkbeelden weinig aan af.

 

Wil je nog iets kwijt?

Ik maak ook muziek. Find me on Spotify!

 

Dit interview is eerder verschenen in HSF (2022/1).

Resultaten SFFH/YA-lezersenquête

Van 17 tot en met 31 oktober 2022 konden lezers van sciencefiction, fantasy, horror of ‘fantastische’ YA (SFFH/YA) een uitgebreide vragenlijst invullen. 771 respondenten namen deel, 719 van hen vulden de enquête volledig in. Dit leverde 99 pagina’s aan antwoorden en inzichten op.

Inmiddels hebben de winnaars hun boekenpakket ontvangen en zijn de resultaten van de enquête verzameld en doorgenomen.

We geven jullie alvast enkele resultaten mee:
* 771 SSFH/YA- lezers namen deel.
* De boekhandel is met stip hét kanaal waar deze lezers hun informatie over nieuwe boeken vandaan halen (51%).
* Fantasy en YA-fantasy worden het meest gelezen.
* 29% van de respondenten leest uitsluitend in het Nederlands, 60,5% geeft aan zowel Nederlands als Engels te lezen. 27,3% van deze groep leest daarbij meer Engels dan Nederlands.
* Gemiddeld schaft men 10,7 boeken per jaar aan en besteedt men hier 155 euro aan.
* Paperbacks en hardcovers genieten de voorkeur, e-books worden opvallend weinig gekocht (11%).
* De flaptekst speelt een doorslaggevende rol bij de aankoop van een boek.
* 37% van de respondenten leest het liefst een trilogie.

Hier vind je een link naar een pdf. met een overzicht van de belangrijkste resultaten (9 pagina’s): Definitieve resultaten van de SFFHYA lezersenquête – PDF

Hier vind je een link naar een pdf. met daarin de antwoorden op álle vragen (44 pagina’s): Volledige resultaten – PDF

Data-analiste Sara Taverniers heeft daarnaast een extra analyse uitgevoerd op de eerste vraag: “Hoe blijf je op de hoogte van nieuwe SFFH/YA-boeken?” Ze concentreerde zich daarbij op de informatie die via de aanvullende open vragen kon worden vergaard en analyseerde deze naar geslacht, leeftijd en nationaliteit. Dit leverde 14 pagina’s aan bijkomende inzichten op. Je leest het artikel hier: Geografische spreiding respondenten en data-analyse eerste vraag: SFFH Lezersenquête analyse vraag 1

Wij roepen iedereen met een hart voor Nederlandstalige fantasy, sciencefiction, horror en ‘fantastische’ YA op om aan de slag te gaan met de door ons verzamelde antwoorden. Bespreek ze met vrienden en mede-genreliefhebbers, deel ze op sociale media, laat er je eigen analyses en inzichten op los, schrijf er een artikel over of gebruik ze om gave promotie-acties te bedenken. Heb je hiervoor meer informatie nodig? Wij helpen graag.

Isabelle Plomteux en Sigrid Lensink-Damen, voor De 40*

Overzicht van de belangrijkste resultaten (9 pagina’s): Definitieve resultaten van de SFFHYA lezersenquête – PDF

Antwoorden op álle vragen (44 pagina’s): Volledige resultaten – PDF

Geografische spreiding respondenten en data-analyse eerste vraag (14 pagina’s): SFFH Lezersenquête analyse vraag 1

*De 40 zijn veertig ‘fantastische’ auteurs, uitgevers en verenigingen die samen projecten opzetten rond promotie, onderzoek en talentontwikkeling binnen het Nederlandstalige fantastische genre.

SFFH/YA-lezersenquête

GROTE SFFH/YA-LEZERSENQUETE MET BOEKEN-WINACTIE

Lees je graag SF, fantasy, horror of YA met fantastische elementen? Vul dan zeker onze grote lezersenquête in! Of je nu in het Nederlands, het Engels of het Klingon leest, deze vragen zijn voor jou.

Onder de deelnemers verloten we maar liefst 16 Nederlandstalige SFFH/YA-boekenpakketten. Elk pakket bevat drie boeken, geschonken door: uitgeverij Ambilicious, Celtica Publishing, Dutch Venture Publishing, Godijn Publishing, Iceberg Books, Nimisa Publishing House, Sophia Drenth Schrijft en uitgeverij Spatterlight. Het genre (fantasy, SF, horror of ‘fantastische’ YA) kies je zelf.

Al wat je hoeft te doen, is op de link klikken of de QR-code scannen. Beide mag je overigens naar hartenlust delen. Tenzij je dat boekenpakket natuurlijk voor jezelf wilt houden … 😉

Deze enquête is een initiatief van De 40, veertig ‘fantastische’ auteurs, uitgevers en verenigingen die samen projecten opzetten rond promotie, onderzoek en talentontwikkeling binnen het Nederlandstalige fantastische genre. Voor meer informatie hierover kan je bij mij terecht of bij Sigrid Lensink-Damen. De winnaars van een boekenpakket zullen uiterlijk 15 november per mail bericht ontvangen.

Isabelle Plomteux

Toevoeging redactie NCSF: de uitslagen van de vorige ‘De 40’ enquête vindt je hier: Uitslag van de enquête ‘Noden van het SFFH-genre’ – NCSF

Fantasticon III

Op zaterdag 17 september vindt Fantasticon plaats in Nieuw Vennep.

Wie organiseert de Fantasticon?

De conventie wordt georganiseerd door de Stichting Fantastische
Vertellingen.
Deze organisatie is in 1979 opgericht voor het propageren van
oorspronkelijk Nederlandstalige fantastische literatuur en kunst.
Om deze doelstelling te verwezenlijken, verschijnt viermaal per jaar het tijdschrift Fantastische Vertellingen en op onregelmatige basis de kleinste glossy van Europa: Tjonge.
Daarnaast verschijnen er met grote regelmaat boeken in onder meer de Rare Boekjes-reeks en de Snuff el-reeks (fantastische detectives).
Ook worden er objecten uitgebracht, zoals bijvoorbeeld het doosje Niets, in de Rare Dingetjes-reeks of documentaires (op DVD) in de Rare Praatjes-reeks.
Een van de vele activiteiten is het uitbrengen van ’t jaarboek Ganymedes.
Een andere is het uitreiken van de Bemoste Beeld-prijs.
En: de Stichting Fantastische Vertellingen is daarnaast dus de stuwende kracht achter de Fantasticon!

Wat is het?

De Fantasticon is de bijeenkomst waarbij liefhebbers van oorspronkelijk nederlandstalige kunst & literatuur elkaar ontmoeten. Dat gebeurt op gemoedelijke wijze: de entrée is gratis voor zowel bezoekers als voor de vertegenwoordigde organisaties en iedereen is ermee bezig een plezierige dag te beleven.

Wat is er te doen?

De Fantasticon is een verzamelplaats voor gelijkgestemden. U legt contact met een verscheidenheid van aldaar aanwezige schrijvers, kunstenaars, uitgevers, periodieken, verenigingen, stichtingen en andere initiatiefnemers. Het streven is een gemêleerd gezelschap te verenigen, zowel van de zijde van de bezoekers als vanuit talloze organisaties.
Tijdens het evenement worden lezingen gehouden, er is een kunsttentoonstelling, de Terdoopbestelling van het nieuwste Ganymedesjaarboek vindt plaats, en de Bemoste Beeld-prijs wordt uitgereikt.
En daarnaast is er gelegenheid tot een intiem, intensief gesprek met een auteur, kunstenaar, uitgever of andere vertegenwoordiger uit het fantastische gebied, onder meer tijdens de zogenoemde Koffieklets-sessies.
Er vindt bovendien een dispuut plaats tussen verschillende belanghebbenden, waarin het welbevinden van de fantastische literatuur en kunst centraal gesteld wordt.
En natuurlijk is er gelegenheid de keel te smeren met een drankje, omdat je van al het gepraat dorstig wordt. Ook kan er een maaltijd worden besteld, die ter plekke bij de hongerigen wordt afgeleverd.

Waar is het?

In het kosmopolitische Nieuw Vennep. Da’s weliswaar een klein plaatsje, maar het is mooi centraal gelegen tussen allerlei grootstedelijks: nabij Schiphol (uw jet vliegt er in een oogwenk naartoe), iets ten zuiden van Amsterdam, iets ten noorden van Den Haag en Rotterdam en niet al te ver uit de buurt van Utrecht.

Eten en slapen?

Er zijn afspraken gemaakt met een goed hotel, in de directe nabijheid van het evenement. Daardoor kunnen bezoekers, die er een overnachting vooraf of nadien aan willen verbinden, beschikken over een voordelige, goede slaapplek.
In de plaats zelf zijn er talloze mogelijkheden om van een lunch of diner te genieten. Het aanbod bestrijkt een volledig palet, van Chinees, snackbar,bistro, sushi, broodje uit een supermarkt tot aan verscheidene andere varianten.
Een lunch kan desgewenst op uw verzoek worden afgeleverd op de locatie van de Fantasticon zelf, mits tijdig gemeld aan het betreff ende restaurant.
Een hotelkamer boeken (met Fantastikorting) of een lunch laten bezorgen op de locatie van de conventie: het kan vanaf de website van de Fantasticon geschieden – al geruime tijd voordat de conventie van start gaat. Of uiterlijk in de ochtend van het evenement zelf – al geldt wel het adagium ‘zolang de voorraad strekt’, dus wacht daarmee, indien u zekerheid wenst, niet nodeloos lang.

Hoe kom ik er?

Naar de Fantasticon met de auto: Nieuw Vennep ligt langs de snelweg A4 en A44, tussen Amsterdam en Den Haag of Leiden. Er is ruim voldoende gratis parkeergelegenheid, onder meer op het station, maar ook daarbuiten, op loopafstand van het evenement.
Ook via het openbaar vervoer is de ligging gunstig: er komen meerdere keren per uur treinen aan op het station van Nieuw Vennep, vanuit Amsterdam en vanuit Den Haag of Leiden. En er is een prima en zeer regelmatige busverbinding met onder meer Schiphol of Amsterdam, inclusief de stations daar ter plaatse.

www.fantasticon.nl
info@fantastische-vertellingen.nl